100 jaar na de eerste Amerikaanse mariniers

Charlemagne Peralte en cacos
Charlemagne Peralte en cacos

Op 28 juli 1915 zetten Amerikaanse mariniers voet op Haïtiaanse bodem. Dit luidde het begin in van een 19 jaar lange bezetting en de bevestiging van de Amerikaanse dominantie op alle vlakken. Tot op heden zijn de Verenigde Staten Haïti’s belangrijkste handelspartner, geldschieter, emigratieland, kortom Haiti’ s droom en nachtmerrie. De “American Dream” is voor de meeste Amerikanen zelf al een zinsbegoocheling geworden. Voor de Haitianen blijkt de voortdurende inmenging van de V.S in de Haitïaanse politiek veelal een rem op Haïti’s ontwikkeling.

Gendarmerie
Gendarmerie

Na zijn hard bevochten onafhankelijkheid in 1804 kon Haïti niet rekenen op buitenlandse steun. Ongestoord kon Frankrijk, de vroegere kolonisator, in 1825 Haïti als voorwaarde van erkenning van de onafhankelijkheid een schuld opleggen van 150 miljoen goudfranken (= 21 miljard huidige USD), om de schade te vergoeden die tijdens de Haïtiaanse revolutie (1791 – 1803) werd toegebracht aan de Franse bezittingen.
De jonge Haïtiaanse staat kon niet rekenen op de steun van zijn belangrijkste buur, de Verenigde Staten. De V.S. hadden enkele jaren eerder hun onafhankelijkheid van de Engelse kolonisator bedongen, na de Onafhankelijkheidsoorlog (1775 – 1783). Terwijl de Haïtiaanse revolutie een vrijheidsstrijd was van uit Afrika afkomstige slaven, had de Amerikaanse revolutie vooral economische motieven. De (in die tijd 13) kolonies verzetten zich tegen de hoge taksen die door Engeland werden opgelegd om zijn legers in Europa en de rest van de wereld op de been te houden.
De Verenigde Staten begonnen zich na de onafhankelijkheid snel uit te breiden in westelijke en zuidelijke richting (van de eerste 13 staten tot de huidige 50). Verzwakt door de oorlog in Europa en Haïti, verkocht Napoleon in 1803 Louisana aan de V.S. voor 80 miljoen franken. In 1868 speelde de Amerikaanse president Andrew Johnson zelfs met de idee Hispaniola (Haïti + de Dominicaanse Republiek) als een staat aan de V.S. toe te voegen.
Naast eigen gebiedsuitbreiding begonnen de V.S. zich ook op te werpen als politieagent in heel het continent (Noord- en Zuid-Amerika). Onder het motto “Amerika aan de Amerikanen” sneden de V.S. met het verklaren van de Monroe Doctrine in 1823 de Europese mogendheden met succes de pas af.
Haïti bezorgde de V.S. echter ernstige kopzorgen. Terwijl de Noordelijke Verenigde Staten zoals Massachuchetts vooral steunden op industriële activiteiten, teerden de Zuidelijke Verenigde Staten zoals Virginia vooral op de slavenarbeid in de uitgestrekte katoen- en tabaksplantages. De planters in het Zuiden waren ervoor beducht dat de Haïtiaanse revolutionaire ideeën ook ingang zouden vinden bij de (eveneens uit Afrika afkomstige) slaven op hun landerijen.
In 1793, tijdens de Haïtiaanse revolutie, hadden heel wat Franse kolonisten mét hun slaven hun toevlucht gezocht in het toenmalige Louisiana en de V.S. Dit zorgde voor heel wat beroering bij de zuidelijke Amerikaanse planters en leidde er ook toe dat de Amerikaanse regering heel lang talmde om de Haïtiaanse onafhankelijkheid te erkennen (pas in 1863).
Vanzelfsprekend werd elke slavenopstand meteen bloedig onderdrukt. Zo was er in 1822 de opstand van Denmark Vesey. Deze werd als slaaf geboren, maar slaagde erin zichzelf vrij te kopen (dank zij een winnend lot in de loterij !). Ondanks het officiële verbod had hij leren lezen en schrijven. Hij was getrouwd met een slavin, maar kon haar niet vrij kopen, omdat haar meester haar niet wou verkopen. Omdat hun moeder niet vrij was, moesten volgen de heersende wetgeving ook haar zonen als slaven door het leven gaan. Denmark Vesey werd predikant en richtte in de stad Charleston een zwarte Methodistische kerk op. Geïnspireerd door het Bijbelverhaal van de uittocht van de Joden uit Egypte naar het Beloofde Land, predikte hij in zijn kerk de bevrijdingsstrijd. Hij vatte het plan op de slaven in de omliggende plantages te bevrijden en naar Haïti te vluchten. De opstand werd verijdeld door het verraad van twee huisslaven, die de trouw aan hun meesters verkozen boven de vrijheid. Denmark Vesey en zijn medestanders werden terechtgesteld.
Het was pas tijdens de Amerikaanse burgeroorlog (1861 – 1865) dat president Abraham Lincoln de slavernij in de V.S. onwettig verklaarde (1862) en de onafhankelijkheid van Haïti erkende (1863). De Amerikaanse burgeroorlog was uitgebroken omdat Lincoln wou beletten dat de Zuidelijke Staten zich zouden afscheuren van de Noordelijke. Aanleiding daartoe was onenigheid over het toestaan van slavernij in de nieuwe staten in het westen van de V.S.
Begin 20e eeuw zagen de Duitsers in Haïti een gat in de markt. In 1910 controleerden een 200-tal Duitsers in Haïti 80 % van de internationale handel. In 1912 deed de Duitse keizer een opmerkelijk voorstel: in ruil voor een lening van 2 miljoen USD aan Haïti wou Duitsland de controle over de havens, mijnen en douane. Buiten de waard gerekend natuurlijk. In 1914 nam de Amerikaanse president Woodrow Wilson de controle over de Haïtiaanse Nationale Bank: 500.000 USD werd uit de Haïtiaanse kluizen gehaald en in de V.S. in “veiligheid” gebracht. De Amerikaanse mariniers bezetten Haïti op 28 juli 1915. De V.S. verklaarden de oorlog aan Duitsland in 1917. Haïti volgde in 1918.
De Amerkanen maakten zich gehaat door het negeren van de Haïtiaanse soevereiniteit. In 1917 ontbonden zij het parlement omdat het weigerde de grondwet te wijzigen en aan buitenlanders landeigendom toe te staan. Het parlement zou slechts opnieuw worden heropend in 1929. Van in het begin hadden de Amerikanen af te rekenen met de hardnekkige weerstand van de “cacos”, vrijheidsstrijders, die de invoer van de “corvee”, onbetaalde en verplichte arbeid van de boeren aan de wegeninfrastructuur, aanzagen als de herinvoering van de slavernij. De Amerikanen slaagden erin de toestand te controleren door een gendarmerie op te richten onder Amerikaans bevel.
In 1922 werden de V.S. de grootste schuldeiser van Haïti. Met een lening van de V.S. betaalde Haïti de oude onafhankelijkheidsschuld aan Frankrijk af. Slechts in 1947 werd de schuld aan de V.S. afbetaald. Door dit systeem van oude schulden af te betalen met nieuwe leningen raakte Haïti nooit uit de put. De oproep tot Haïtiaanse soevereiniteit werd echter steeds sterker. Zo speelde de intellectueel Jean Price Mars met zijn boek “Ainsi parla l’oncle” een belangrijke rol in de ontvoogdingsstrijd. Uiteindelijk trokken de V.S. zich in 1934 uit Haïti terug.
Van bij de onafhankelijkheid in 1804, wisselden de Haïtiaanse presidenten elkaar op relatief korte tijd af. Met de steun van de V.S. slaagden de Duvaliers, “Papa Doc” (1957 – 1971) en “Baby Doc” (1971 – 1986) er voor het eerst in een jarenlange dictatoriale dynastie te vestigen. In volle periode van koude oorlog vonden de V.S. in François Duvalier een welgekomen bondgenoot tegen de communistische ideeën die vanuit Cuba het continent bedreigden. De V.S. sloten de ogen voor de niets ontziende repressie en de ongebreidelde corruptie onder de Duvaliers. Er wordt geschat dat de Duvaliers ongeveer 1 miljard USD uit de staatskas hebben gestolen; zij bedolven Haïti steeds meer onder de schulden.
In de 70er jaren droomde Papa Doc ervan om van Haïti het “Taiwan van de Caraïben” te maken. Het was de bloeitijd van de “factories”, assemblagebedrijven gericht op export van sportmateriaal, electronica en textiel naar de V.S. Met de boeren had men geen medelijden. Onder druk van de V.S. werd in 1981 de PEPPADEP opgericht. Dit programma, met een budget van 15 miljoen USD, was erop gericht alle varkens in Haïti uit te roeien, een radicale maatregel, om te beletten dat de varkenspest de V.S. zou bereiken. De spaarpot van de boeren ging eraan. Velen ontvluchtten het platteland en zochten hun heil in de sloppenwijken van de hoofdstad of in de Dominicaanse Republiek. De stoutmoedigsten probeerden als bootvluchtelingen Florida te bereiken. Amerikaanse patrouilleboten probeerden de vluchtelingen te onderscheppen. Cubaanse vluchtelingen werden met open armen ontvangen, Haïtiaanse werden zoveel mogelijk teruggestuurd.
Na het gedwongen vertrek van zoon Duvalier in 1986 bleef de invloed van de V.S. bij het maken en kraken van Haïtiaanse presidenten erg groot, al was de positie van de V.S. niet altijd duidelijk en gebeurde er veel achter de schermen.
In 1994 zetten 20.000 paar Amerikaanse botten opnieuw voet op Haïtiaanse bodem. De Amerikaanse president Clinton zorgde ervoor dat de Haïtiaanse president Aristide kon terugkeren uit ballingschap. Tijdens zijn tweede ambtstermijn streek Aristide in zijn vermetelheid echter de bevriende naties Frankrijk en de V.S. serieus tegen de haren door van Frankrijk de terugbetaling te eisen van de historische onafhankelijkheidsschuld van 150 miljoen goudfranken, door de administratie van Aristide omgerekend in 21 miljard USD. Al leek deze eis politieke zelfmoord voor Aristide, toch vond deze de steun van volksvertegenwoordigster Christiane Taubira in het Franse parlement. In 2004 zag Aristide zich genoodzaakt voor de tweede maal in ballingschap te vertrekken.
In 2015 blijven de V.S. de belangrijkste handelspartner van Haïti. De Amerikanen zijn aanwezig in de meeste bedrijven: banken, luchtvaarmaatschappijen, olie, landbouw, aankomende mijnbouw en assemblagebedrijven,. Deze laatste zorgen voor 98 % van de export en voor 30.000 jobs. De uitvoer van textiel naar de V.S. gebeurt gewoonlijk taksvrij, geregeld door de wetten CBTPA (2000), HOPE (2006), HOPE II (2008) en HELP (2010).
In 2011 kende Haïti een import van 4 miljard USD, waarvan 50 % uit de V.S., 19 % uit de Dominicaanse Republiek en 11 % uit China. De export bedroeg 800 miljoen, waarvan 80 % naar de V.S.
Voor hulp aan Haïti aan de wederopbouw na de aardbeving (tot 31/12/2014) budgetteerde de V.S. 4 miljard USD, waarvan 80 % werd gestort. Voor 2015 wordt 274 miljoen USD Amerikaanse hulp gebudgetteerd.
De belangrijkste bijdrage aan de Haïtiaanse economie komt echter niet van de officiële buitenlandse hulp. Het zijn de transfers van de Haïtianen uit de diaspora die ervoor zorgen dat hun families in het vaderland kunnen overleven. In 2008 bedroegen deze transfers 1,8 miljard USD. In 2012 bedroegen deze 2,29 miljard USD, hetzij 31 % van het BBP. Hoeveel Haïtianen er in de V.S. wonen is niet helemaal duidelijk. Volgens de bron varieert het aantal tussen 1 en 2 miljoen.

Guy Clymans
13 juni 2015

Meer artikels uit deze rubriek