12 januari 2010 - 12 januari 2018

Eénkamerhuisje staat te koop
Eénkamerhuisje staat te koop

De vergeten slachtoffers geven de armoede in Haïti een nieuw gezicht

12 Januari 2018 is acht jaar na de verwoestende aardbeving die Haïtiaanse gezinnen in rouw ondergedompelde en die een onmetelijke materiële schade veroorzaakte voor het ganse land.
In de week voorafgaand aan de achtste verjaardag van deze ramp documenteerde RNDDH (Nationaal Netwerk voor de Verdediging van de Mensenrechten) de situatie in de verschillende gemeenten van het Departement West. Bij deze evaluatie in het sterkst getroffen departement werden de algemene situatie en de leefomstandigheden bekeken van de bevolking, die nog steeds in voorlopige kampen, dorpen of hervestigingsplaatsen leeft.

RNDDH herinnert eraan dat de internationale gemeenschap zich in de nasleep van de aardbeving zeer betrokken voelde bij de ramp en zich veel moeite getroostte om de slachtoffers te helpen. Bovendien voerden humanitaire organisaties noodprogramma’s uit door voeding en eerste hulpuitrustingen te verdelen, om de dringendste noden te lenigen. Ook na de noodfase waren ze nog verschillende jaren in het getouw met de huisvesting in semipermanente noodwoningen, met het opruimen van de opvangkampen en het vervoer van de slachtoffers.

Vervolgens trokken deze organisaties zich terug uit de opvangplaatsen, waardoor de Haïtianen zelf konden werken aan de derde fase: de wederopbouw van het land.

Hoe zit het 8 jaar later?

RNDDH heeft 30 kampen, dorpen en hervestigingsplaatsen gevonden in 9 gemeenten van het departement Westen. RNDDH kon er 21 van bezoeken, gelegen in 6 gemeenten van het departement; er wonen 10.835 gezinnen.
Over het algemeen zijn de sites van de kampen en hervestiging staatsgronden. Sommige terreinen werden tot plaatsen van openbaar nut verklaard. Een aantal terreinen werden ook voor een beperkte periode door grote hulporganisaties afgehuurd van particulieren. De eigenaars of in geval van overlijden hun erfgenamen verwittigen de bewoners dat ze tegen een bepaalde datum andere oplossingen moeten zoeken. Het gebeurt ook dat particulieren de staatsgrond opeisen en de bewoners proberen weg te jagen. Er zit duidelijk nog conflictmateriaal in de gronden en de rechtszekerheid ervan is soms wel betwistbaar.
Op de plaatsen waar de internationale gemeenschap tussenkwam net na de aardbeving zijn er semipermanente huisjes te zien, bestaande uit één kamer en een kleine galerij, naast in beton gebouwde huizen, met daarnaast ook nog geïmproviseerde optrekjes gemaakt van beschadigde en aan mekaar vastgemaakte dekzeilen. Deze plaatsen worden nu “dorpen” genoemd. Op meerdere plaatsen heeft RNDDH ook vastgesteld dat constructies in beton, tenten en semipermanente huisjes vervangen.

Eénkamerhuisjes, nieuw
Eénkamerhuisjes, nieuw

Ondanks de grote ongelijkheid tussen de families die er wonen en ondanks het feit dat de humanitaire organisaties die de plannen uitvoerden geen rekening hielden met de grootte van de gezinnen, om op een billijke manier optrekjes toe te kennen, is het wonen in die dorpen minder slecht dan elders.

Om een onbekende reden hebben sommige kampen niet kunnen genieten van humanitaire interventies of werden ze alleen maar zijdelings geholpen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Camp Park Montpellier en Camp Modsol 4. De slachtoffers leven er nog steeds onder tenten, dekzeilen of stukken aan elkaar vastgemaakte lakens, ongezond en in onvoorstelbare ellende.

Over het algemeen is er geen schaduw op de plaatsen waar de kampbewoners en opgevangen mensen verblijven, waardoor de gezinnen overdag genoodzaakt zijn binnen te blijven of naar andere plaatsen te gaan. In deze kampen zijn de geïmproviseerde woningen vaak beschadigd, maar veel bewoners kunnen zich geen ander onderkomen veroorloven. De meesten doen niets anders dan zich beredderen, waardoor ze nauwelijks in hun behoeften aan voedsel en water kunnen voorzien.

RNDDH herinnert iedereen eraan dat de Haïtiaanse autoriteiten beloofd hadden alle slachtoffers van de aardbeving van 12 januari 2010 een onderkomen te bezorgen.

Tegelijkertijd kreeg RNDDH meldingen dat verschillende slachtoffers van de aardbeving hun semipermanente huisjes verkochten om naar andere landen te verhuizen, waaronder Chili en Brazilië. Anderen verhuurden hun huisjes voor bedragen tot 15.000 gourdes per jaar, dat is ongeveer 190 euro (1 euro = 78,39 gourdes op 24.01.2018) en zelf vestigden ze zich elders.
Over het algemeen zijn gebieden met kampen, dorpen en hervestigingsplaatsen niet veilig. Gezinnen worden het slachtoffer van allerlei vormen van misbruik: diefstal, verkrachting, huiselijk geweld, banditisme en inbraken; die worden zelfs overdag gepleegd.

In zeldzame gevallen hebben de politieautoriteiten antennes opgezet in de buurt van deze sites, maar de politieagenten die er werken hebben weinig middelen en kunnen niet echt ingrijpen om de bevolking te beschermen. Dit werd bijvoorbeeld opgemerkt in Corail Cesselesse.

Modelwoning ITECA Gressier
Modelwoning ITECA Gressier

Bovendien is er in het algemeen geen verlichting op de sites. In sommige ervan staan lantaarnpalen die ooit zijn geïnstalleerd door humanitaire organisaties, maar die al lang niet meer werken. Andere sites zijn nooit verlicht geweest.

RNDDH ontdekte ook dat sommige bewoners erin geslaagd zijn om illegaal stroom af te tappen van de stadsleiding, waardoor ze hun eigen leven en dat van hun familieleden in gevaar brengen.

Het leven in de kampen, de dorpen en de hervestigingsplaatsen wordt gekenmerkt door een zeer grote promiscuïteit en een slechte gezondheidssituatie.

De latrines die in de nasleep van de aardbeving zijn geïnstalleerd zijn grotendeels vernield of onbruikbaar geworden. Ze geven misselijkmakende geuren af na het vertrek van de organisaties die voorheen de latrines lieten ruimen. De slachtoffers kunnen het zich niet veroorloven de Haïtiaanse ruimdiensten zoals JEDCO, CNE, enz. te betalen.

Bovendien zijn enorme bergen afval en huisvuil te zien in de buurt van de opvangplaatsen.

Besluit

Acht jaar na de verwoestende aardbeving die duizenden Haïtianen heeft gedood, is de situatie weinig rooskleurig. Overheidsinstanties leggen een balans voor waarvan de resultaten niet zichtbaar zijn, terwijl tienduizenden slachtoffers nog steeds in tenten leven. Net als de Haïtiaanse bevolking in het algemeen, worden ze aan hun lot overgelaten en moeten ze maar zien te overleven.

Voorlopige optrekjes in Coraille
Voorlopige optrekjes in Coraille

Ondervoede kinderen in rafels is wat je ziet in de kampen, in de dorpen en op de hervestigingsplaatsen. Sommigen gaan naar school, anderen niet. Deze situatie kan mettertijd het fenomeen van de straatkinderen verergeren. De rechten op gezondheid, huisvesting en scholing van een heel volk worden elke dag genegeerd.

Sommige slachtoffers accepteren bovendien niet langer het concept “kamp”. Ze verwachten niets van de Haïtiaanse staat, en de humanitaire organisaties zijn vertrokken, dus werden ze zelfredzaam. Ze leven in plaatsen die ze zelf inrichten en die ze “dorpen” noemen, om het definitieve karakter van hun vestiging te benadrukken. De plaatsen die ze dorpen noemen zijn evenwel sloppenwijken.

RNDDH is van oordeel dat de ramp van 12 januari 2010 niet is gevolgd door een poging om het land op het spoor van een duurzame ontwikkeling te zetten. Integendeel, het land is achteruitgegaan en het beweegt verder en verder weg van de doelstellingen van de rechtsstaat en de democratie.

De Haïtiaanse staat heeft de problemen duidelijk zeer slecht aangepakt. Er is geen effectief wederopbouwplan, geen bewustmakingscampagne over preventie bij natuurrampen, geen sociale steun voor de armsten, die het zwaarst getroffen werden op 12 januari 2010, en er is geen enkele voorziening getroffen om Haïtianen aardbevingsbestendig te laten bouwen.

Bovendien is er niets gedaan om de levensomstandigheden van de slachtoffers te verbeteren net na de aardbeving en ook niet na het vertrek van de humanitaire organisaties. Vanwege deze laksheid is de armoede in Haïti vandaag van aanzicht veranderd. Ze wordt nu vertegenwoordigd door de hervestigingsplaatsen voor de slachtoffers van de aardbeving van 12 januari 2010.

Vanwege al deze bevindingen, gelooft RNDDH dat het duidelijk is dat het traditionele burgerschap verouderd is. Het land heeft een ander type geëngageerde burgers en verantwoordelijke autoriteiten nodig. Mensen met respect voor de normen, in staat om naar de waarden en principes van de mensenrechten te leven, in staat om prioriteiten te stellen en het algemeen belang te dienen. Dat is wat nodig is om de interventies van de staat effectief te maken en om ervoor te zorgen dat deze vergeten slachtoffers hun waardigheid een beetje terugvinden.

Persbericht van RNDDH (rnddh.org), samenvattend vertaald door René Haentjens
7 maart 2018

Meer artikels uit deze rubriek