“200 jaar Haïtiaanse schilderkunst” in CC De Borre te Bierbeek van 9 tot 28 februari 2013


Philomé Obin - Scene in Cap Haitien

“Wat een wonder”, riep Colombus uit toen hij in 1492 de weelderige natuur van de Caraïben voor zich zag. In de schilderkunst van Haïti klinken de roepstem en de bekoring van het wonderlijke door tot op de dag van vandaag.


Hector Hippolyte - Ogoun

Nochtans zag het er de eerste eeuw na de onafhankelijkheid (1804) niet zo best uit. In het sociale leven van Haïti was heel wat koloniaal denken achter gebleven. De inheemse kunstenaars keken in die periode nog veel naar Westerse, zeg maar naar Franse voorbeelden. En het fantastisch realisme dat zo typisch is voor Haïti, werd als het ware voor meer dan honderd jaar in de diepvriezer gestopt.

In de veertiger jaren van de twintigste eeuw zou het terug te voorschijn komen. De Haïtiaanse schrijver René Depestre verhaalt hoe hij op het Pétionlyceum een leraar Engels had, een Amerikaan van Nederlandse afkomst, die DeWitt Peters heette. Op een dag tegen het einde van het jaar 1943 nam die afscheid van hun klas: hij ging het onderwijs verlaten en in Port-au-Prince een kunstcentrum beginnen. Zijn plan maakte toen een wat vreemde indruk, maar op 14 mei 1944 opende hij ‘de eerste ooit ingerichte tentoonstelling van Haïtiaanse kunst’. Het fantastisch realisme had niet alleen zijn beeldend vermogen, maar via de geboorte van het Centre d’Art ook zijn tolk en katalysator gevonden.
De eerste ontdekking van naïeve schilderkunst die de verantwoordelijken van het Centre d’Art deden, was een schilderij van de in 1891 geboren Philomé Obin. Het beeldde de aankomst af van President Roosevelt in Cap Haitien bij het einde van de Amerikaanse bezetting. Van kindsbeen af had Obin geschilderd, maar hij was tot dan toe eigenlijk alleen een beetje gekend bij zijn broeders-vrijmetselaars voor wie hij schilderijen had gemaakt om de vrijmetselaarsloges van zijn stad mee te versieren. DeWitt Peters kocht onmiddellijk het werk. Hij was zwaar onder de indruk, en niet omwille van de technische kwaliteiten van de afbeelding. Integendeel zelfs, want Obin had als een beginneling geschilderd. Alles was verkeerd: het perspectief, de lichtinval en de proporties, maar er ging wel een enorme overtuigingskracht van uit. Daarom stuurde DeWitt Peters Obin een aanmoedigingsbrief en materiaal voor nieuw werk.


Levoy Exil - Loa's (in Bierbeek)

Het Centre d’Art keek voortdurend uit naar het talent dat sluimerde in de Haïtiaanse volksklasse, maar als bij toeval ontdekten ze in 1945 het genie Hector Hippolyte, de voodoopriester-schilder. Eind december van datzelfde jaar was de surrealist André Breton voor een lezing in Port-au-Prince. Hij ontmoette toen Hippolyte en zou over hem in 1947 lovende dingen neerschrijven in zijn boek Le Surréalisme et la peinture. Volgens Breton werd het werk van Hippolyte gekenmerkt door een totale authenticiteit en straalde het een geheime boodschap uit. De vele voodooscènes en afbeeldingen van loa’s (voodoogeesten) hebben zeker tot dat ‘geheim’ bijgedragen.

Andere goede, zogenaamd ‘naïeve’ schilders werden ontdekt. Zij toonden in hun werk vaak het alledaagse leven op het platteland. In het arme Haïti was nu geleidelijk kunst verkrijgbaar waarvoor ook in het buitenland de nodige belangstelling begon te ontstaan. Velen geloofden echter dat alle Haïtianen artiesten waren. De negatieve gevolgen bleven dan ook niet uit en iedereen die een penseel kon vasthouden waagde zijn kans. Type-schilderijen werden eindeloos gekopieerd en de toeristen kochten blindelings.


Manuel Mathieu in Bierbeek

Gelukkig kwam er een nieuwe generatie authentieke kunstenaars. Vermeldenswaard is hier de Gemeenschap van Saint-Soleil, die in de zeventiger jaren grote indruk op de Franse schrijver en politicus André Malraux maakte. “Al de beelden van Saint-Soleil”, aldus Malraux, “staan buiten de naïeve schilderkunst. Ze zijn rechtstreeks afkomstig van Hippolyte, van Saint-Brice, kortom van de voodooschilderkunst. Voodoo impliceert een dagelijks contact met het bovennatuurlijke”. Voodookunst ontsnapt aan de dagelijkse realiteit. Ze is slechts uitbeelding van hetgeen geen vorm heeft, van de geesten, de loas.

De Gemeenschap van Saint-Soleil situeerde zich te Soisson la Montagne, op nauwelijks 20 kilometer van Port-au-Prince, maar bezoekers konden er zich in Afrika wanen. Bezielers waren Maud Robard en Tiga, die erin geslaagd waren om als echte wichelroedelopers het talent van schilders, vormgevers en beoefenaars van authentieke ambachten bloot te leggen. Denken we maar aan namen zoals Prospère Pierre Louis, Paul Dieuseul, Louisiane Saintfleurant, en Levoy Exil van wie werk te Bierbeek werd tentoongesteld. Laatstgenoemde begon te schilderen in 1972 en ontwikkelde een spontane en ongeremde stijl, rechtstreeks geïnspireerd door zijn dromen en doorkruist met verwijzingen naar voodoo, al werd hij misschien nog eerder beïnvloed door de herinnering aan de Arawak-indianen (de oorspronkelijke bewoners van Hispaniola/Haïti), dan aan zijn Afrikaanse voorouders. Samen met Tiga en diens groep organiseerde hij een postume eerbetuiging aan André Malraux. Hij heeft wereldwijd succes maar blijft trouw aan zijn leven in eenvoud.

In Bierbeek werd ook hedendaags, een beetje voor Haïti atypisch werk getoond van twee jonge schilders. Manuel Mathieu werd in 1986 geboren te Port-au-Prince in een liberale familie die openstond voor het artistieke. Hij verklaart zelf de invloed te hebben ondergaan van Nam June Paik, John Cage, Francis Bacon, Rauschenberg en De Kooning. Zijn techniek is vrij van de regels van de academische praktijk. Doeken komen tot stand, de ene keer vanuit gecontroleerde bewegingen, de andere keer vanuit een overgave aan een volledig vrije loop.


Sébastien Jean in Bierbeek

Sébastien Jean werd in 1980 geboren te Thomassin. Op 13-jarige leeftijd begint hij te tekenen en te schilderen, vooral op banboetwijgen. In 2004 begint hij te schilderen op doek. De praktijk van maskers, kostuums en decors van carnaval voeden zijn verbeelding. Hij ontdekt zijn voorstellingsveld, een soort antropomorfe dierlijkheid. Het is een beeld dat stoort, een zeer specifiek universum gevuld met voorhistorische monsters, roofvogels, zwervende geesten. Hij heeft een originele techniek uitgewerkt waarbij het rookzwarte wordt samengevoegd met kleur, wat aan zijn soms grote doeken een zeer speciaal effect geeft van clair-obscur.

Bij het zien van beider werk heb ik me enige keren de vraag gesteld of ook de aardbeving van 2010 hen niet sterk zou kunnen beïnvloed hebben.

Paul De Wolf
1 april 2013

Meer artikels uit deze rubriek