“60.000 van de 70.000 leerkrachten hebben niet voldoende vorming gehad om voor een klas te staan”

Interview: Rénold Telford, directeur basisonderwijs

Mr. Rénold Telfort, directeur van het basisonderwijs in Haïti, stond Lambi een interview toe in zijn bureau op het Ministerie van Onderwijs in Port-au-Prince. Er heerst altijd een drukte van jewelste en tijdens ons korte interview werd er een keer of zeven maal op de deur geklopt. Toch vonden we samen de tijd om even door te bomen over de situatie van het lager onderwijs in Haïti.

Rénold Telfort werkt sinds een twaalftal jaar op het Ministerie van Onderwijs. Momenteel is hij directeur van het basisonderwijs (l’enseignement fondamentale) in Haïti. Hij is dus verantwoordelijk voor de negen eerste schooljaren van elk kind.

Hoeveel kinderen zouden op dit ogenblik dit basisonderwijs moeten volgen in Haïti?

Telfort: Er was een laatste telling in 2003, maar volgens onze laatste schattingen zouden er nu ongeveer 3 miljoen kinderen zijn die het basisonderwijs moeten volgen, maar slechts ongeveer 2 miljoen en een half zijn effectief ingeschreven en volgen de lessen.

Waar zitten de vijfhonderdduizend anderen die niet naar school gaan?

Telfort: Zij bevinden zich voornamelijk in de afgelegen zones, maar een minderheid leeft ook in de steden en dan vooral in de sloppenwijken. We hebben verschillende activiteiten en projecten (onder andere projecten bekostigd door de Wereldbank, de Europese Unie, …) die de vijfhonderdduizend kinderen die niet naar school gaan, proberen te bereiken, maar het is niet gemakkelijk.

Er zijn ongeveer 17.000 scholen in Haïti. Slechts 10 procent ervan zijn publieke scholen, direct onder de controle van de staat. De overigen zijn niet-publieke scholen. Haïti is het enige land ter wereld waar een dergelijk hoog percentage niet-publieke scholen bestaat. Toch wordt ongeveer 25 procent van de schoolgaande kinderen door de 10 procent publieke scholen opgevangen.

Elk land dat wil werken aan een scholingsgraad van 100 procent, wordt geconfronteerd met delen van de bevolking die zeer moeilijk te bereiken zijn. Maar één probleem hebben we in Haïti al geruime tijd niet meer: de ouders moeten niet meer overtuigd worden van het belang om hun kinderen naar school te sturen. Alle ouders zijn overtuigd van die noodzaak.

We worden echter geconfronteerd met twee andere problemen. Enerzijds zijn er ouders die het geld niet hebben om hun kinderen naar school te sturen, anderzijds zijn er nog niet genoeg publieke scholen. Deze twee redenen samen zorgen ervoor dat er vandaag nog steeds 500 000 kinderen zijn in Haïti die de weg naar school niet vinden.

U praat over 90 procent niet-publieke scholen. Zijn dit allemaal religieuze scholen?

Telfort : We spreken bewust niet van privé-scholen, omdat de gemeentescholen ook deel uitmaken van de niet-publieke scholen. Maar alleen de scholen die door ons, het ministerie, worden gecontroleerd, noemen wij publieke scholen. De niet-publieke scholen vormen een ware mozaïek. Naast de gemeentescholen zijn er presbyteriaanse scholen, congregatiescholen, vrijzinnige scholen, de scholen van de protestantse missies, de individuen die zelf een obscuur schooltje beginnen om wat geld te verdienen, de elitescholen, enzovoort…

Hoe werkt het ministerie van Onderwijs? Welke taken heeft het?

Telfort : Het ministerie is enerzijds verantwoordelijk voor het beheer van het netwerk van publieke scholen, maar anderzijds staat het garant voor het onderwijs van de Haïtiaanse jeugd in het algemeen, zowel in de publieke als in de niet-publieke scholen. Enkel de leraren van de publieke scholen worden door ons betaald, maar elke school, behalve enkele gevallen die zich weten te verbergen, staat onder onze controle door middel van een inspecteur.


Foto: Liesbet De Pooter

Bestaat er een vastgelegd leerprogramma of zijn de scholen vrij te beslissen op welke manier ze de kinderen voorbereiden op het staatsexamen aan het einde van de cyclus?

Telfort : Het examen is inderdaad een regulatiemechanisme. Er bestaat tevens een officieel nationaal leerprogramma, dat wordt gebruikt door alle scholen. Maar gebruiken zij dit programma goed? Soms heeft de leerkracht niet de nodige vorming, niet de capaciteit om dit programma te volgen. Dus het leerprogramma bestaat, maar spijtig genoeg is de uitvoering ervan niet altijd even goed.

Maar jullie hebben inspecteurs?

Telfort : Inderdaad. Maar gemiddeld heeft elke inspecteur 35 scholen onder zijn hoede. Zelf heeft hij weinig middelen. De controle is dus verre van gemakkelijk. Daarenboven doen zij ook nog eens aan pedagogische begeleiding van de leerkrachten. Eigenlijk zijn de officiële examens die door ons, de staat, worden georganiseerd de beste garantie die we hebben dat scholen de kinderen al of niet goed voorbereiden.

Hoe ziet de begroting van het ministerie van Onderwijs eruit?

Telfort : We hebben ongeveer 20 procent van de nationale begroting. Maar dit blijft veel te weinig. En daarnaast hebben we verschillende projecten lopen met grote subsidies.

We hebben dus eigenlijk twee verschillende portefeuilles. Enerzijds is er het werkingsbudget, dat is het overheidsgeld waarmee onder andere de leerkrachten betaald worden. Dit budget wordt gestijfd door belastinginkomsten, wat in Haïti spijtig genoeg veel problemen met zich mee brengt. De 20 procent van de nationale begroting volstaan helemaal niet. Het is zelfs een verwaarloosbaar kleine begroting als je weet dat we ook scholen moeten bouwen en onderhouden en leerkrachten moeten vormen.

Anderzijds is er dan het investeringsbudget dat gevormd wordt door projectsubsidies afkomstig van de internationale ontwikkelingssamenwerking. Hier gaat het dan over grote vormingsprojecten, grote bouwwerken en zo verder.

Kan u de voornaamste problemen van de basisscholen in Haïti voor mij op tafel leggen?

Telfort : De klassen zijn dikwijls veel te groot, er zitten veel te veel leerlingen bij één leerkracht op de bank. Daarna hebben we veel te veel leerkrachten die niet voldoende gevormd zijn. Je moet weten dat op een totaal van ongeveer 70 000 leerkrachten er bijna 60 000 zijn die niet voldoende vorming hebben gehad om voor een klas te staan.

Onlangs werd Haïti, na alle leed van de cyclonen, nogmaals hard getroffen. Het “Collège Evangélique La Promesse” te Nérette (Port-au-Prince) stortte in met 91 doden en 162 gekwetsten tot gevolg. Voert het ministerie een controle uit op de constructies van de scholen?

Telfort : Het was een nachtmerrie. Maar je moet weten dat vele scholen niet door ons gecertificeerd zijn. Er zijn bijvoorbeeld al die kleine en grotere scholen van de protestantse pastoors die elke paar jaar nog wat uitbreiden, niet gehinderd door enige bouwkunde. Ze krijgen een subsidie van één van de grote protestantse organisaties en ze zorgen ervoor dat de kinderen niet meer moeten betalen om naar hun school te komen. Er komen natuurlijk nog veel meer kinderen. En wat doen ze? Ze bouwen dan maar een extra verdieping…

Onze inspecteurs zijn echter geen ingenieurs. Nu hebben we de certificering wel aangepast. Elke school die bijkomende bouwwerken uitvoert, verliest vanaf nu automatisch haar licentie en moet een nieuwe aanvragen. We hebben nu een speciale commissie opgezet die overal de schoolgebouwen moet gaan controleren. Ondertussen hebben we al verschillende scholen gesloten, waaronder ook twee publieke scholen. Maar het is een globaal probleem en alle actoren moeten met ons meewerken. De bouwvergunningen worden bijvoorbeeld niet door ons, maar door de gemeentes afgeleverd.

Wat gebeurd is in Nérette, moet in elk geval een levende herinnering blijven die ons er toe aanzet om het systeem zodanig te verbeteren dat de herhaling van een dergelijk drama kan worden vermeden.

Een laatste vraag. U bent reeds 12 jaar werkzaam op het ministerie van Onderwijs. Welke evolutie hebt u gezien, of ziet u, met betrekking tot de situatie van het basisonderwijs?

Telfort: Er zijn natuurlijk nog veel problemen, maar toch zien we een aantal positieve evoluties. Bijvoorbeeld de verhoging van het aantal schoolgaande kinderen. De ouders worden nu ook veel meer betrokken bij de scholing van hun kinderen. We proberen ook steeds meer netwerken op te zetten waarbij een twintigtal scholen zich verenigen rond één centrale school en zo elkaar meer helpen, onder andere om de leerkrachten te vormen. Maar er blijven grote problemen. Als wij investeren om leraren te vormen en tegelijkertijd zeer lage salarissen blijven hanteren, dan verliezen we onze investering. Hij of zij zal na verloop van tijd werk zoeken bij een lokale NGO ofwel zelf één of ander zaakje opzetten om te overleven. We verliezen aldoor onze beste mensen. We zijn nog steeds op weg naar beter, maar de moeilijkheden blijven groot.

Pieter Van Eecke
1 december 2008