Acht, vier, vier, twee

Een dief in huis – je bent meteen klaar wakker. In het schemerduister is zijn silhouet zichtbaar aan de overkant van de binnenkoer. Langzaam glijdt hij langs de muur richting garage. Zo gaat een professionele autodief te werk. Na een uurtje rijden over verlaten aarden wegen is hij aan de grens, dan zal hij de rivier illegaal oversteken en de wagen is voor altijd verdwenen naar een ander land.

Later zou men zeggen dat het een stommiteit was – en dat was het wellicht ook –, maar ik steek de binnenkoer over en ga recht naar de onbekende figuur. Als ik vrij dicht bij hem ben, komt hij naar me toe, geeft me de hand met de gewone morgengroet:”Bonjou monpè”. Ik geef hem ook de hand en zeg:”Bonjou Jacklin”. Maar vandaag is er geen tijd voor de lange inleidende vragen naar familie, gezondheid en activiteit. Kortaf vraag ik:”Jacklin, wat doe je hier midden in de nacht?”

De jongeman is zeker geen heiligenbeeldje, maar toch ook geen autodief. Zijn vader komt hier geregeld langs en behoort tot de ruime vriendenkring. Ook de zoon is hier welkom, maar niet op dit nachtelijk uur – dat is het enige, maar ook grote probleem. In een gebied zonder elektriciteit is de tropische nacht onheilspellend donker. Alles wat kwaad, slecht of gevaarlijk is, gebeurt of verplaatst zich ’s nachts. Na zonsondergang blijven deuren en vensters hermetisch gesloten. De mensen hebben schrik van de nacht, ze hebben schrik van de vele vreemde geluiden. Ze zijn ook bevreesd door de verhalen van anderen over de gevaren van de nacht.

Jacklin is nu een verdachte en dat weet hij. Hij zoekt uitvluchten en gaat tekeer als een duivel in een wijwatervat. “Ik heb hier iets verloren”, verzint hij eerst, maar hij weet niet meer precies wat hij kwijt is. Daarna zegt hij dat het allemaal zo erg niet is want we kennen mekaar toch sinds heel lang. Geen enkele uitleg is overtuigend. Ik vraag Jacklin niet naar huis te gaan. Straks, bij klaarlichte dag, zullen we zijn ouders en de vrederechter roepen. “Leg hen uit wat je ’s nachts binnen deze omheining en binnen deze gebouwen komt doen”, zeg ik met enige nadruk.

De jongeman ziet geen uitweg meer, het angstzweet breekt hem uit. Hij vraagt de zaak tussen ons twee te houden – wat geen probleem is – en gaat dan over tot volledige bekentenissen. Midden in de nacht, in zijn droom, heeft een stem heel duidelijk tot Jacklin gesproken en hem gezegd waar zijn geluksnummer te vinden is. De nummerplaat van mijn jeep is het getal dat hem een groot geluk zal brengen. Straks, in de voormiddag, zullen de Borlet-loterijen afsluiten. Meteen is alles duidelijk. Om het groot lot niet te missen, is de jongeman nog vóór zonsopgang over de afsluiting geklommen. “Dat zou iedereen doen”, denk ik bij mezelf. Vragen zijn overbodig en glimlachend zeg ik tot Jacklin:”Acht, vier, vier, twee”. Hij neemt een stuk papier en schrijft de cijfers neer. Ik kijk alles na en blij als een kind loopt de jongen naar huis.

Het geluk bestaat, maar je moet zelf zoeken waar het te vinden is. Voor ieder van ons is er ergens een pak geld of iets dat maakt dat je geen geldzorgen meer hebt in de toekomst. Een juiste formule, een goede geest of een gewillige heilige kunnen je helpen op weg naar een zorgeloos leven. Een geheime code of het precieze getal brengen je dichter bij het winnend nummer. In elk dorp zijn er mensen die ooit een groot lot hebben gewonnen, anderen hebben bij de kansspelen alles verloren. Allerlei waarzeggers en helderzienden laten zich goed betalen om je de weg naar een grote prijs te tonen. Alleen je eigen droom kost geen cent, vandaar ook de grote vreugde van Jacklin.

De economische situatie van het land gaat achteruit. Alleen loterijen, geld- en kansspelen gaan flink vooruit. Geld wordt voor heel wat mensen een onbereikbaar doel, een afgod die men aanbidt en waarvoor men alles over heeft.

Jacklin rijdt nog steeds door het dorp op zijn versleten fiets zonder remmen. Niets wijst erop dat hij bij de laatste loterij de hoofdprijs, het vele geld en het grote geluk heeft gevonden. Het is te hopen voor de jongeman dat hij in de toekomst niet alles verliest bij zijn zoektocht naar het geluk.

Raymond De Caluwé
1 september 2002

Meer artikels uit deze Lambi

Meer artikels uit deze rubriek