Het wordt frisser in Haïti. Ondanks de vele kaarsjes en het houtvuur die onze gezichten verlichten, trek ik mijn jeansvestje aan. Het is zaterdagavond 1 november, we vieren met enkele vrienden Gede, het voodoofeest van de doden. Later op de avond wordt er eten rondgedeeld. Voedsel voor Brav Gede, een brutale zakkenroller die graag straffe verhalen vertelt. Iedereen mag proeven. Manje kwit pa gen mèt (gekookt eten kent geen meester), zo luidt een Haitiaans spreekwoord. Het eten is pikant, héél pikant, en ik krijg het warm. Brav Gede houdt van pikant voedsel. Als je voor hem kookt, moet het wel pikant zijn als je hem gunstig wil stemmen.
Chitay kan je zo pikant maken als je zelf wil natuurlijk. En als ik het thuis klaarmaak, is het heel wat minder straf!
een halve witte kool – een grote ui, fijngesnipperd – een halve harensò (dit is gepekelde haring; te vinden in zowel Afrikaanse als Chinese voedingswinkels) – een pikant pepertje, fijngehakt – enkele teenjes look – een bouillonblokje – versgeraspte gember – een pijpajuintje, fijngesnipperd – een soeplepel mosterd
Ontvel de harensò, verwijder de graten en snij in kleine stukjes. Als het ontvellen niet wil vlotten, kan je de vis even boven het vuur houden, dan lukt het wel. De stukjes harensò dompel je een kwartiertje onder in kokend water, eventueel met citroensap, om het overtollige zout eruit te trekken.
Stoof de fijngesneden ajuin en witte kool in wat olie.
Heb je thuis een pilon (vijzel en stamper), dan stamp je alle kruiden daarin fijn tot een smeuïg papje. Heb je dit niet, hak dan alles fijn. Voeg de vis en de kruiden bij de ajuin en kool. Laat sudderen tot alles zacht is.
Chitay kan je koud of warm eten, als kleine hap of hoofdmaaltijd. Ik geef alvast enkele ideetjes, je kiest maar.
Smakelijk! Li gou!