"De angst en het wantrouwen heersen, de ontgoocheling is heel groot"

In september was Pierre Espérance, één van de drie coördinatoren van de Nationale Coalitie voor de Mensenrechten (National Coalition for Haitian Rights, NCHR), in Brussel. We hadden met hem een gesprek over de huidige politieke toestand in Haïti, met de nadruk op – hoe kan het ook anders – de mensenrechten.

De NCHR is in 1982 in de Verenigde Staten ontstaan. In 1991 werd ook in de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince een bureau geopend, met Pierre Espérance als directeur. Sinds 1995 werkt de Haïtiaanse NCHR volledig onafhankelijk van de geestesgenoten in de VS. De organisatie, die nu een eigen website (www.nchrhaiti.org) heeft, maakt deel uit het Plateforme des organisations haitiennes des droits del’homme, zoals o.m. ook Justice et Paix, ICKL, CHR en Cresfed. Er zijn drie coördinatoren, van wie Pierre Espérance er dus één is.

Niet alleen maar waarnemen

De NCHR houdt zich vooral bezig met het waarnemen van de situatie op het gebied van de mensenrechten. Ze let daarbij met name op de werking van de instellingen, zoals politiële, gerechtelijke en andere overheidsinstanties. Daarover worden verslagen opgesteld en gepubliceerd, soms in de vorm van perscommuniqués, om de politieke opinie te bewerken.

Voorts is er een vormingsprogramma, om nieuwe mensen op te leiden tot waarnemer op het gebied van de mensenrechten. In de praktijk is er een intense samenwerking met basisgroepen (vrouwengroepen, kinderrechtengroepen…) en andere niet-gouvernementele organisaties. NCHR wil niet enkel waarnemen en kritiseren, maar komt ook actief tussenbeide, bijvoorbeeld door brieven te schrijven, of door contact op te nemen met gevangenisinstanties.

Op het centrale bureau zijn 17 mensen werkzaam, verder zijn er waarnemers in alle provincies.

De terugkeer van de attachés

De “attachés” hebben blijkbaar de plaats van de lugubere Tontons Macoutes ingenomen. In een in augustus verschenen rapport geeft de NCHR een aantal concrete bijzonderheden over deze attachés, die zich schuldig maken aan diefstal, plundering, verkrachting, moord en meer van dat fraais. Er worden namen genoemd, foto’s gepubliceerd, politiecommissariaten die met attachés samenwerken of er huisvesten worden met de vinger gewezen. Het fenomeen deint overigens uit: naast de politiecommissariaten duiken er nu ook attachés op in tal van overheidsdiensten. De conclusies zijn niet mals: de straffeloosheid die deze attachés genieten en hun banden met het politieapparaat vormen een onweerlegbaar bewijs van het feit dat het fenomeen deel uitmaakt van de regeringsstrategie. “Indien het fenomeen van de attachés niet tijdig wordt ingedijkt, dreigt Haïti een bandietenstaat te worden aan de rand van de beschaafde wereld.”

De “attaché”s zijn terug

De laatste tijd is de toestand zeer “breekbaar”. Getuige alleen al het feit dat er op korte tijd drie keer is ingebroken in de lokalen van de NCHR.

De organisatie heeft onlangs in een belangwekkend rapport (Retour en force du phénomène d’attachés. La NCHR crie au désastre, augustus 2003) de aandacht gevestigd op de terugkeer van de zogenaamde attachés: gewapende politieagenten, in uniform of in burgerkleding, die maar moeilijk van de echte politiemensen te onderscheiden zijn, en die maar al te vaak hun boekje te buiten gaan bij afpersingen, afrekeningen, heuse moordpartijen enzovoort. Zelfs bij de paleiswacht zijn er attachés, zegt Espérance.
Naast die attachés zijn er ook heuse, vaak goed bewapende bendes actief, die goede contacten onderhouden met de politie en die volledig door Lavalas, de politieke stroming rond president Aristide, zouden worden gecontroleerd. Die bendes bestaan trouwens vaak uit leden van de zogenaamde volksorganisaties, en een politieman of een attaché kan een lid van zo’n bende niet zomaar arresteren. In het gerechtelijke apparaat doet zich een gelijkaardige situatie voor.

President Aristide blijft deze situatie blijkbaar dulden. Wil hij het zo, of wordt hij daartoe gedwongen door zijn entourage? Pierre Espérance wil de vraag niet formeel beantwoorden, maar van één zaak is hij zeker: de situatie is zeer gevaarlijk, en Aristide wil zo lang mogelijk aan de macht blijven.

Alleen veilige verkiezingen hebben zin

Binnenkort zouden er verkiezingen moeten worden georganiseerd, maar er is nog steeds geen Voorlopige Kiesraad (Conseil Electoral Provisoire, CEP) samengesteld, dus de normale termijn zal zeker niet worden gehaald. Espérance ziet ook bij Lavalas geen signalen om tot heuse verkiezingen te komen. Om van zinvolle verkiezingen te kunnen spreken, moeten trouwens eerst de attachés en de bendes worden ontwapend, maar is Lavalas daartoe bereid? Espérance denkt van niet. Hij vraagt zich af hoe men bijvoorbeeld in Gonaïves kan samenstellen zonder de goedkeuring van de zogenaamde Armée Cannibale, een beruchte en gevreesde gewapende bende. Hij ontwaart daar niet het minste spoor van ontwapening.

De organisatie van Amerikaanse Staten draagt bij dit alles een grote verantwoordelijkheid, zegt Espérance. In haar resoluties legt de OAS veel nadruk op de werking van de instellingen, en sinds drie maanden loopt er een programma voor bijstand aan de politie, maar sindsdien is het aantal schendingen van de mensenrechten nog toegenomen!

In september moest de OAS een evaluatie maken, maar dat is niet gebeurd, wel is er een nieuwe speciale gezant gestuurd.

De vraag is evenwel niet zozeer wat de OAS kan of vermag, maar of de attachés en de gewapende bendes Lavalas controleren, dan wel omgekeerd. De meeste bendes staan ten dienste van de politie, zij bestaan vaak ook uit politiemensen, maar ook binnen Lavalas zijn er fracties, en dat speelt door, soms heeft elke plaatselijke Lavalas-man “zijn” bende…

Vrijheid van meningsuiting

Het door Espérance geschetste beeld van de machtige attachés en bendes doet onwillekeurig terugdenken aan de Tontons Macoutes, de privé-militie van dictator Duvalier die tienduizenden mensen op haar geweten heeft. Er is evenwel één groot verschil met de situatie van toen: nu is er vrijheid van meningsuiting, en die laat het volk zich niet zomaar afnemen. Maar ook dat moet gerelativeerd worden, zegt Espérance. De mensen hebben opnieuw schrik, de grote meerderheid hult zich in stilzwijgen, veel van de vroegere opposanten van de dictatuur zijn inmiddels geëmigreerd en niet teruggekeerd. Het is nu aan de civiele samenleving om zich te organiseren. En er wordt volop vergaderd en overlegd, aldus Espérance, maar de polarisatie werkt door, overal.

Convergence Démocratique, de koepel van oppositiepartijen en –groeperingen (oppositie wil zeggen: anti-Aristide, anti-Lavalas) stelt volgens Espérance niet veel voor, maar ook de sterkte van Lavalas wordt volgens hem wel eens overschat. De Convergence geniet hoe dan ook niet veel gezag. Het probleem is veeleer het functioneren van de pers in Haïti. Ook die is niet onpartijdig.

Lavalas noch Convergence kunnen volgens Espérance veel mensen mobiliseren. Lavalas kan dat wél, corrigeert hij, maar dan enkel door veel geld te betalen. De civiele samenleving zou wél veel mensen echt op de been kunnen krijgen, maar door de onveiligheid en de alomtegenwoordigheid van de bendes kan dat niet. Kortom: de Haïtiaanse samenleving is te verdeeld.

Wat te doen?

Er zijn wel wat groepen bezig, er gebeurt wel wat, zegt Espérance, maar de weg is nog lang, de verdeeldheid te groot. De politiek is in Haïti ook te veel gepersonaliseerd. Verkiezingen? Ja, maar die zijn nu al niet meer mogelijk voor 2004. Is het onder Aristide dan niet beter dan onder Duvalier? De Aristide van vandaag is niet beter dan François Duvalier (Papa Doc) of Jean-Claude Duvalier (Baby Doc), zegt Espérance. Duvalier was volgens hem wél intelligenter. Moet Aristide dan opstappen? Ik wens niet zozeer het ontslag van Aristide, zegt Espérance, als wel een verbetering van de situatie. Dat zal niet voor morgen zijn, want Lavalas houdt het volk als het ware gegijzeld. De angst en het wantrouwen heersen, de ontgoocheling is heel groot.

René Smeets
1 december 2003

Meer artikels uit deze Lambi