De Aristide-factor (deel 4)


De dubbelzinnige houding van de Verenigde Staten.

Ballingschap en terugkeer

Zoals we in Lambi 30 reeds schreven, maakte een bloedige staatsgreep onder leiding van generaal Raoul Cedras al na 7 maanden een einde aan het presidentschap van Aristide. Dat er in die korte periode internationaal tegen hem was gestookt, wordt ondertussen, enige jaren na de feiten, hoe langer hoe duidelijker. Zo blijkt de staatsgreep zelf te zijn uitgevoerd met professionele hulp van de CIA en had de hulporganisatie USAID zich de voorafgaande maanden grotendeels bezig gehouden met het steunen van die sectoren in de Haïtiaanse samenleving die tegen het beleid van Aristide gekant waren. Het politieke programma van de linkse priester-president was Washington een doorn in het oog. Een slecht voorbeeld in de regio. Het democratische intermezzo mocht dus niet te lang duren.

De ‘de facto’- regering

De conservatief en zogenaamde ‘mensenrechtenverdediger’ Jean-Jacques Honorat had eerst alle hulp gekregen om Aristide ‘in het oog te houden’ en mocht nadien premier worden van de nieuwe de facto-regering. Joseph Nérette werd tot president benoemd. De échte sterke man, generaal Raoul Cédras, opereerde op de achtergrond en was daar verantwoordelijk voor de golf van terreur die de volgende jaren over het land losbarstte. Vooral journalisten en leiders van volksbewegingen en boerenorganisaties moesten het zwaar ontgelden. Bisschop Romélus van Jérémie, de enige van de bisschoppen die sprak en opkwam voor het volk, werd herhaaldelijk bedreigd en lastiggevallen. Bijzonder schrijnend, tegenover de achtergrond van deze verschrikkelijke gebeurtenissen, was het feit dat het Vaticaan, als enige buitenlandse mogendheid, het de facto-regime erkende. Een nieuwe nuntius bood zonder veel vragen te stellen aan de putschisten zijn geloofsbrieven aan.

De houding van de V.S.

Na hun aanvankelijk harde veroordeling van de coup namen de V.S. spoedig gas terug en gaven ze ogenschijnlijk het heft in handen van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), onder het oplettende oog van Alvin Adams, VS-ambassadeur en waakhond te Port-au-Prince. Ofschoon ze in het publiek de terugkeer van Aristide en het economische embargo bleven steunen, hadden ze een verborgen agenda die erop gericht was zelf opnieuw de controle over Haïti in handen te nemen. Controle die ze onder Aristide waren kwijtgespeeld. Aldus circuleerde er al in oktober 1991 een document in de VS waarin plannen uit de doeken werden gedaan om Aristides terugkeer zo mogelijk te vertragen. Vervolgens werd een spel van zogenaamde dialoog en onderhandelingen opgevoerd dat van weinig respect getuigde voor het lijdende Haïtiaanse volk en voor zijn democratisch verkozen president.


Sterke man generaal Cédras.

Het toegepaste handelsembargo bleek bovendien zo lek als een zeef. Zo slaagde de Amerikaanse kustwacht erin om met groot gemak het kleinste bootje met wanhopige vluchtelingen uit Haïti te onderscheppen, maar de reuzengrote tankers met olie voor Port-au-Prince bleken aan hun aandacht te ontsnappen. De grens met de Dominicaanse Republiek vormde overigens reeds van bij het begin een open deur.

De akkoorden van Washington

De zogenaamde protocolakkoorden van Washington vormden het orgelpunt van maandenlange onderhandelingen die de terugkeer van president Aristide naar zijn land mogelijk moesten maken. Onder het toeziende oog van leden van de OAS tekende Aristide op 23 februari 1992 een eerste akkoord met Déjean Belizaire, voorzitter van de Senaat, en Alexandre Medard, voorzitter van de Kamer. Twee dagen later kwam er dan nog een additioneel akkoord met René Théodore, leider van de PUCH, de communistische partij van Haïti, die aangewezen werd als de compromis-premier.

Deze akkoorden werden niet overal op gejuich onthaald. Weliswaar onderstreepten aanhangers van de president dat dankzij de akkoorden het licht op groen werd gezet voor de terugkeer van Aristide en dat hij erkend werd als grondwettelijk president, en dat tegelijkertijd de de facto-regering van Nérette-Honorat werd teruggefloten. Anderen betreurden echter dat in het akkoord geen precieze datum voor die terugkeer werd gestipuleerd en dat bovendien generaal Cédras aan het hoofd van het leger bleef staan. Deze blijkbare toegeving zou door Aristide zijn opgevangen in de clausule waarbij “een algemene amnestie zou worden afgekondigd, met uitsluiting van misdadigers van gemeen recht”. Onder deze laatste categorie rekende Aristide immers Cédras en allen die bij de coup en bij folteringen, moorden en afpersing waren betrokken. Wat er ook van zij, de akkoorden getuigden van Aristides eerlijke inzet om, in respect voor de parlementaire democratie en in een geest van verzoening, te komen tot een oplossing die Haïti niet alle toekomstkansen zou ontnemen.

Helaas…

Spijtig genoeg werd de hele onderhandelingsstrategie opgeblazen in twee fasen. Op 18 maart lagen de protocolakkoorden eerst ter bespreking voor in het Haïtiaanse parlement. Het quotum om geldig te stemmen, was aanwezig, maar er ontstond beroering: één der rechtse parlementairen haalde een pistool boven en dreigde ermee te schieten. Wat later stapte dan een club van rechtse senatoren en volksvertegenwoordigers op zodat een geldige stemming onmogelijk werd. Op 27 maart kwam dan de nogal potsierlijke uitlating van het Hof van Cassatie – nota bene onder leiding van Duvalieristen – dat de akkoorden ongeldig zouden zijn omdat geen rekening was gehouden met de scheiding van de uitvoerende en de wetgevende macht. Merkwaardige uitlating van een rechtbank die zich nooit veel vragen had gesteld over de wettelijkheid van de de facto-regering.


De handtekeningen onder het akkoord van Governors Island.

De komst van Marc Bazin

Misschien was Aristide toch wel een beetje als morele winnaar uit de strijd gekomen. De ongrondwettelijke regering probeerde daarom tijd te winnen en werkte samen met het leger en parlementsvertegenwoordigers de alternatieve Villa d’Accueil- akkoorden uit. Wellicht werd het onder de voeten van Honorat en Nérette ondertussen stilaan te heet, want het presidentschap werd vacant gehouden en als nieuwe eerste minister werd Marc Bazin naar voor geschoven. Aldus zouden de twee ambten eigenlijk door één man worden bezet, door “Mr Clean”, zoals de Amerikanen Bazin noemden, omdat hij ooit gedurende enkele maanden als minister van Financiën in de regering Duvalier had getracht een einde te maken aan de corruptie.

Hoewel hij in 1990 de verkiezingen van Aristide had verloren – hij haalde toen amper 14% van de stemmen tegen 67.5% voor Aristide -, zat Bazin nu toch op zijn begeerde plaats. Deze conservatieve politicus, gewezen ambtenaar van de Wereldbank in Afrika, was altijd al getipt als de VS-kandidaat voor het presidentschap van Haïti. Bij zijn eedaflegging op 19 juni 1992, waarbij zelfs twee bisschoppen aanwezig waren, verklaarde hij bereid te zijn met Aristide te praten “om het even waar, om het even wanneer, zonder één voorwaarde”.

Vanuit zijn verblijfplaats in de V.S. kon Aristide niets anders dan de aanstelling van Bazin als ongrondwettelijk bestempelen. Hij meldde wel met Bazin te willen praten, maar dan niet als regeringsleider.

Nieuwe gebeurtenissen

Ondertussen nam de internationale druk op Aristide toe; vertegenwoordigers van de OAS nodigden hem een aantal keren uit om toch maar contacten te leggen met Bazin. Anderzijds was er in de VS een nieuwe president op komst. De democraat Bill Clinton had beloofd tegenover Haïti een andere politiek te zullen voeren dan zijn republikeinse voorganger Bush. Al tijdens zijn verkiezingscampagne had hij geopperd dat bootvluchtelingen voorlopig in de VS mochten blijven tot de wettelijke regering van Aristide terug aan de macht was. Het Haïtiaanse volk klonk dit als krachtige taal in de oren. Langs de kust van Haïti werden honderden boten gebouwd om duizenden Haïtianen naar de V.S. te brengen. Vanaf december 1992 kwam er tevens – toeval of niet – meer engagement vanuit de Verenigde Naties. De Argentijn Dante Caputo werd als speciaal gezant naar Haïti gezonden.


Aristide ontmoet president Clinton op de vooravond van zijn terugkeer in oktober 1994.

Er gebeurde dus veel, maar al bij al veranderde er weinig. Clinton was nog maar pas op 20 januari 1993 geïnstalleerd als president of de verkiezingsbeloften werden al snel ingeslikt. Om de uittocht van Haïtiaanse bootvluchtelingen te verhinderen, liet hij het land zelfs door schepen omsingelen! De Verenigde Naties wilden zich dan wel nadrukkelijker met Haïti bemoeien, maar aanvankelijk leverde dat niet veel meer op dat het hulpeloze gehaspel en getalm van de OAS. De eerste reeks onderhandelingen tussen de regering Bazin en de UNO mislukten volledig en Dante Caputo verliet teleurgesteld Port-au-Prince in februari.

Governors Island

Op 16 maart kwam er dan een eerste rechtstreekse ontmoeting op het Witte Huis tussen Aristide en Bill Clinton. De Amerikaanse president beloofde nog maar eens hardere maatregelen. Na het onderhoud was president Aristide bijzonder positief. De Amerikanen gingen inderdaad terug de zaken meer in handen nemen. Zo zou het State Department direct met Aristide onderhandelen terwijl Dante Caputo, de bemiddelaar van de Verenigde Naties, voortaan zou fungeren als schakel tussen de Amerikanen en de militairen. Deze laatsten lagen eerst nog dwars, maar zouden uiteindelijk zwichten onder druk van een strikt VN-embargo dat op 23 juni van kracht werd.

Naast een olie-embargo werd er een verbod op wapenleveringen en een bevriezing van activa van Haïti in het buitenland afgekondigd. De sancties kwamen er op uitdrukkelijk verzoek van de Verenigde Staten die de toevloed van Haïtiaanse bootvluchtelingen wilden afremmen door Aristide zo snel mogelijk opnieuw aan de macht te brengen. Vier dagen na de boycot begonnen in New York de onderhandelingen, zes dagen later waren ze rond.

Op 3 juli 1993 ondertekenden Aristide en generaal Cédras te Governors Island een akkoord over het herstel van de democratie in Haïti en over de terugkeer van Haïti´s eerste democratisch verkozen president op 30 oktober. Andere punten waren o.m. de aanstelling van een nieuwe premier door Aristide om diens komst voor te bereiden, de opheffing van de sancties tegen Haïti, ‘vervroegd pensioen’ voor Cédras, amnestie voor het leger en het opzetten van een nieuwe politie. Aristide had amnestie moeten aanbieden onder sterke diplomatiek druk, het was te nemen of te laten.

Dertig Belgische MP’s naar Haïti

Reeds voor de vreedzame invasie in Haïti had president Clinton aan onze premier Dehaene gevraagd of ook België bereid was om in het kader van een internationale politiemacht troepen te zenden naar Haïti. Ons land regeerde positief. Het was de taak van de Belgische militairen om de orde te handhaven en mee te helpen bij de opleiding van Haïtiaanse politieagenten. In het havenstadje met de symbolische naam Port-de-Paix namen ze begin november ’94 die functie van hun Amerikaanse collega’s over.

Mensenrechtenorganisaties waarschuwden de VN en de OAS echter dat men door het straffeloos stellen van moorden, verdwijningen en martelingen, een heel slechte dienst bewees aan de democratie. Ook deze akkoorden legitimeerden voor een stuk de illegale en bloedige staatsgreep van Cédras.

Malval eerste minister

Eind augustus benoemde Aristide dan de 50-jarige Robert Malval tot premier, de plechtigheid vond plaats op de ambassade van Haïti in Washington. Malval, niet direct een aanhanger van Aristide, maar wel een democraat, stelde al begin september zijn nieuwe regering voor. Ze was de eerste die na de staatsgreep internationaal werd erkend en verving de de facto-regering van Marc Bazin, die zelf reeds op 8 juni ontslag had genomen als feitelijk premier van Haïti. Na een bezoek aan Duitsland, Frankrijk en Nederland was Aristide te gast in Brussel. Hij werd er ontvangen door Koning Albert, onze minister van Buitenlandse Zaken Willy Claes en de voorzitter van de Europese Commissie, Jacques Delors. Aristide kwam danken voor de genoten steun en tevens hulp vragen voor de wederopbouw van zijn land.

Helaas, nogmaals…

Nauwelijks was Aristide vanuit Brussel terug naar de V.S. vertrokken of er liepen bloedstollende berichten binnen over toenemende repressie op Haïti. Politie, leger en paramilitaire groepen sloegen weer wild om zich heen. Zo werd Antoine Izmery, zakenman en medestander van Aristide, door gewapende ‘burgers’ doodgeschoten. Hij woonde in Turgeau, hartje hoofdstad, een mis bij ter herdenking van het bloedbad in de kerk van Aristide op 11 september 1988 (zie “De Aristide-factor”, deel 2). De gewapende mannen sleurden Izmery de kerk uit en maakten hem buiten af met een kogel door het hoofd. Een jaar eerder hadden ze ook al zijn broer vermoord.

De “attachés” roeren zich

De gehele tijd voelde Malval dus in zijn nek de hete van het leger, dat de smokkel en drugshandel controleerde, en van de duizenden “attachés”, burgers die in dienst van dat leger “vuile karweitjes” opknapten en in feite de erfgenamen waren van de gevreesde Tontons Macoutes uit het Duvalier-tijdperk. Op 11 oktober verhinderden honderden gewapende betogers dat diplomaten de eerste 200 Amerikaanse militairen konden verwelkomen die in het kader van de VN-hulpoperatie in de haven van Port-au-Prince wilden aanleggen. Zij pakten de aanwezige journalisten hard aan en sloegen met hun vuisten op de wagens van de diplomaten. Uiteindelijk legde de USS Harlan County niet aan en werd de eerste zending militaire experts een fiasco.


Aristide wordt teruggebracht naar Haïti met een Amerikaans legervliegtuig.

Twee dagen later reageerde de VN en liet weten dat ze het net opgeheven embargo terug zouden invoeren als de rust niet weerkeerde. Omdat de chaos evenwel bleef duren – op 14 oktober werd zelfs Guy Malary, de minister van justitie, vermoord – en omdat Cédras duidelijk niet van plan was om snel plaats te ruimen, werd vanaf 19 oktober 1993 opnieuw een volledig olie- en wapenembargo van kracht. Wat later meldde de UNO dat Aristide onmogelijk op 30 oktober op zijn post kon zijn. “Het mirakel van de terugkeer van de kleine priester”, zo schreef een Britse journaliste vanuit Haïti,”had zich niet voltrokken”.

Premier Malval zag ondertussen zijn taak niet meer zitten en diende op 15 december zijn ontslag in. Ondanks grote Amerikaanse druk bleef Aristide op zijn standpunt en weigerde hij om direct een nieuwe premier te benoemen. Volgens hem zou die toch maar weerloos zijn als de militairen de plak bleven zwaaien. Wellicht een correcte analyse van de toestand.

Clintons Haïti-beleid in een stroomversnelling

De militaire machthebbers slaagden er nog maanden lang in om de akkoorden van Governors Island naast zich neer te leggen. Op 14 mei 1994 benoemden zij zelfs op eigen houtje nog een nieuwe president, de 81-jarige Emile Jonassaint. Deze vroegere rechter liep al meteen in de kijker door te verklaren dat de VN-commissie die in Haïti de schendingen van de mensenrechten onderzocht, zwaar overdreef. Ondertussen hadden echter in de V.S. een aantal congresleden, waaronder de zg Black Caucus (Vergadering van Zwarte Congresleden) president Clinton aangespoord om een rechtlijniger Haïti-beleid te voeren.

Blijkbaar met resultaat, want op de Amerikaanse ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken werden geleidelijk voorbereidingen getroffen voor het geval de president zou kiezen voor een militaire interventie. Op een persconferentie in Berlijn deelde Bill Clinton mee “dat er snel een einde moest gemaakt worden aan het illegale en brutale regime in Haïti”. Madeleine Albright, VS-ambassadrice bij de VN, verklaarde op 21 juli dat Washington de toestemming van de VN vroeg voor een troepenmacht onder Amerikaans bevel “die met alle noodzakelijke middelen de democratie in Haïti zou herstellen.”


President Aristide groet de Haïtianen in Port-au-Prince van achter kogelvrij glas.

De spanning steeg en generaal Raoul Cédras kwam onder steeds sterkere druk te staan om af te treden. Op 25 juli kondigde hij nog gauw aan datzelfde jaar verkiezingen uit te schrijven, duidelijk in de hoop een Amerikaanse invasie te kunnen ontlopen. Maar de VS lieten onmiddellijk weten dat een stembusgang niets meer aan de patstelling veranderde. Op 31 juli 1994 kregen zij van de VN-veiligheidsraad de gevraagde toelating om Haïti binnen te vallen.

Jimmy Carter

Terwijl VS-oorlogsschepen Haïti omsingelden, deed de voormalige Amerikaanse president Jimmy Carter een allerlaatste poging om generaal Cédras zonder geweld tot aftreden te dwingen. De Amerikaanse vliegtuigen waren al op weg toen hij op 19 september volledig onverwacht toch nog een akkoord bereikte met de leider van de junta. Daarmee werd een massale militaire interventie op de valreep vermeden.

Enkele uren later landden de eerste zwaargewapende Amerikaanse soldaten reeds in Port-au-Prince. Ze ondervonden geen enkele weerstand, maar werden door de mensen als bevrijders ontvangen. Tijdens de weken die volgden, waren er kleinere schermutselingen, totdat Luitenant-generaal Raoul Cédras op 10 oktober echt zijn ontslag nam. Twee dagen later werd hij overgevlogen naar Panama.

Aristide terug

Met een Amerikaans legertoestel en begeleid door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Warren Christopher, kwam Aristide op 15 oktober 1994 terug aan in Haïti. Hij was drie jaar in ballingschap geweest. Wat nog nooit in de geschiedenis was gebeurd, vond die dag plaats: een democratisch verkozen president, door een staatsgreep afgezet, keerde opnieuw als president naar zijn land terug. Hij stond echter voor een bijna onmogelijke opdracht. Daarbij kwam de vraag of hij na drie jaar verblijf in de VS nog wel dezelfde Aristide was.

Paul De Wolf
1 maart 2008

Meer artikels uit deze rubriek