De Bandieten van de Weg


Foto: Lieve Geers

Reizen met het openbaar vervoer is – vooral rond de jaarwisseling – een gezellig en druk gebeuren. Op tweede kerstdag gaat Andrew, de jonge Filippijnse priester, naar de hoofdstad voor een viering met de kleine kolonie landgenoten. Kort na middernacht vertrekt de bus voor de lange nachtrit. Andrew is de enige buitenlander in de groep en hij geniet van de vrolijke sfeer. Er zijn ook een paar kinderen en enkele jonge studenten aan boord. Zij gaan bij familie op bezoek voor de eindejaarsfeesten. Alle andere passagiers zijn vrouwen, velen schijnen mekaar te kennen. Ze praten luid over kopen en verkopen, want ze hebben allemaal een handeltje. Bijna de hele nationale economie gaat over het hoofd of door de handen van deze dappere vrouwen. Voor deze rit hebben ze al hun centen bij zich, sommigen hebben zelfs geld geleend bij familie. Volgende zaterdag is het immers de laatste en drukste marktdag van het hele jaar en dan moet je koopwaar in overvloed hebben.

Het is een lange en vermoeiende reis van diep in de noordelijke provincie naar de verre hoofdstad, Kort voor zonsopgang zal de bus in de hoofdstad aankomen, dan rust of slaapt men eerst een paar uurtjes. Daarna begint een bijzonder drukke dag. De vrouwen lopen heel de stad rond om de kwaliteit van de goederen na te gaan, prijzen te vergelijken, af te dingen en te kopen. De volgende nacht gaat het andersom: eerst een paar uur slapen in de bus en dan de lange weg terug naar het verre binnenland in het noorden.

De heenreis verloopt volgens een vast programma. Een tijd lang wordt er luid gepraat en veel gelachen. Daarna komt de proviand te voorschijn: eten en drinken in overvloed, koekjes en snoep worden geproefd en doorgegeven. Hoewel niemand hem tevoren kende, wordt Andrew opgenomen in de groep en deelt hij in de gezellige sfeer. Op een schijnbaar afgesproken teken vermindert stilaan het lawaai tot het volledig stil wordt in de bus. Iedereen rust of slaapt nog wat, sommige vrouwen tellen uit wat en hoeveel precies ze kunnen kopen met de centen die ze bij hebben. Intussen gaat de bus in grote snelheid over de slechte wegen door de zwarte nacht naar de hoofdstad. In Haïti gaat het openbaar vervoer gevaarlijk snel.

En dan plots, na een afdaling, moet de bus hevig remmen voor een wegversperring. Zware rotsstenen dwingen de bus in een verlaten landweg. Vier zwaar gewapende mannen komen aan boord. Het zijn “de bandieten van de weg”, Een paar keer per jaar slaan ze ergens hun stag. Ze hebben van niemand of niets schrik en kennen geen medelijden. Iedereen weet dat ze geen enkel teken van tegenspraak dulden. “Uitstappen, persoonlijke bezittingen meebrengen”, zo klinkt het korte bevel, Iedereen gaat plat op de grond liggen – geld, uurwerk en juwelen voor zich. Wie iets wil verbergen in zijn reistas riskeert zijn leven – dat is de ongeschreven wet.

De bandieten zijn zwaar gewapend en gaan professioneel te werk. Twee van hen blijven gewoon rechtstaan, bewegen niet en overzien het hele gebeuren, De twee anderen lopen vlug rond en stoppen de buit in zakken. Wanneer ze bij Andrew komen, staat de jongeman gewoon recht, met Oosterse kalmte schudt hij het stof van zijn kleren, geeft de gangster de hand en zegt heel gewoon; “Dag beste vriend, ik wens je een zalige Kerstmis, ook voor je familie.” De man is totaal perplex, legt de revolver in de andere hand en als een engeltje zegt hij. “Dank je wel, ik was het al vergeten. Ook voor jou een zalige Kerstdag,” Dan keert hij onhandig terug naar zijn rol van bandiet van de weg.

De mannen verdwijnen plots in de zwarte nacht, de hele operatie heeft moor een paar minuten geduurd, Voor de slachtoffers is de shock groot. Ze zitten met gevoelens van angst en woede, onzekerheid, blijdschap en verdriet. Vooral die gestolen centen vormen, in een overlevingseconomie, een groot probleem. Alleen de Filippino Andrew is niets afgenomen. Zijn verhaal verstomt iedereen. Een oudere vrouw zegt dat ze vandaag al haar centen is verloren, maar dat ze vandaag een grote zekerheid heeft gevonden. Aan iedereen zegt ze: “Nu weet ik zeker dat de bandieten van de weg alleen voor het Kerstekind ontzag hebben. Nu weet ik zeker dat het Kerstekind meer is dan een mensenkind. Nu weet ik zeker dat het Godskind ons niet in de steek zal laten.”

Raymond De Caluwé
1 december 2005

Meer artikels uit deze rubriek