De talrijke problemen van president Préval

De laatste maanden was er protest tegen de ontslagen bij de telefoonmaatschappij Téléco en tegen de dure brandstofprijzen. Er werd gediscussieerd over de mensonwaardige omstandigheden in de gevangenissen en Haïtianen in de Dominicaanse Republiek blijven het moeilijk hebben.

Begin mei werd president René Preval in het Witte Huis omvangen door George Bush.

President Bush zei: ’Ik bedank u om een van de moeilijkste taken van de wereld uit te oefenen.’ Hij feliciteerde Préval met de vooruitgang die gedurende enkele maanden inzake veiligheid werd geboekt en hij hernieuwde de steun van de Verenigde Staten aan de VN-troepenmacht in Haïti, de Minustah. Bush verheugde zich ook over de verbetering van de economische situatie en over de inspanningen van de autoriteiten om een rechtsstaat in te stellen en te strijden tegen corruptie. De Amerikaanse president tikte Préval wel op de vingers omwille van zijn toenemende vriendschap met Hugo Chavez. Hij benadrukte dat de Verenigde Staten hun beloften nakomen en de belangrijkste geldschieters van Haïti blijven.


Grens Dominicaanse Republiek - Haïti. Dagelijks worden Haïtianen de grens overgezet.

Préval bedankte Bush omdat hij zijn akkoord had gegeven aan de wet Hope die de heropleving van de Haïtiaanse textielindustrie moet mogelijk maken. Hij riep de Amerikaanse investeerders op terug te keren naar Haïti en kondigde een grote campagne aan tegen corruptie, smokkel en drugs. Préval benadrukte dat de drugshandelaars een kracht vertegenwoordigen waartegen Haïti alléén niet opgewassen is. Verder pleitte hij voor zijn landgenoten die illegaal in de Verenigde Staten verblijven. Bush antwoordde dat hij werkt aan een algemene immigratiewet.

Eind juni ging Préval opnieuw naar Washington voor een bijeenkomst met de leiders van de Caricom-landen. Toen Préval het woord nam, sprak hij alleen over het probleem van de drugshandel. Volgens hem is de regering vooral bezorgd over de drugshandel en de corruptie, aangezien een sociale en economische ontwikkeling niet mogelijk is zonder deze twee problemen aan te pakken.

Téléco

De regering ontslaat massaal mensen bij de telefoonmaatschappij Téléco en wil deze privatiseren. Hiertegen ontstond veel protest. Sinds meer dan een jaar is Digicel, een maatschappij die mobiele telefonie aanbiedt, actief in Haïti. In Haïti abonneerden zich een miljoen mensen in acht maanden bij deze maatschappij. Digicel creëerde meer dan 700 banen. Volgens Préval is het onaanvaardbaar dat bij de maatschappijen voor mobiele telefonie één werknemer meer dan 1000 klanten bedient, terwijl bij Téléco één werknemer slechts 45 klanten bedient. ‘Kan er in deze omstandigheden ooit winst gemaakt worden door deze onderneming?’ verklaarde Préval. In juni staakte het personeel van Téléco gedurende drie weken. De stakers vroegen het ontslag van de directeur die een groot deel van het personeel wou ontslaan om de onderneming rendabel te maken. Toen de ontslagen onvermijdelijk leken, gingen de discussies over de ontslagvergoedingen. De stakers eisten 7 tot 14 jaar salaris afhankelijk van de anciënniteit van de ontslagen werknemer. Begin juli ontvingen 500 personeelsleden van Téléco hun ontslagbrief. Ze kregen een ontslagvergoeding van 12 maanden salaris. Nog eens meer dan 1000 personeelsleden zullen eveneens ontslagen worden. Het is de bedoeling dat er van de 2800 personeelsleden nog 800 overblijven. Een ontslagen kaderlid toonde zich verontwaardigd over het feit dat volgens hem mensen die bevriend zijn met de uitvoerders van de privatisering hun job mogen behouden, terwijl andere mensen die noodzakelijk zijn voor het bedrijf ontslagen worden. In het parlement was er ook reactie op de massale ontslagen bij Téléco. Een parlementslid vroeg zich af of er geen te zware menselijke tol werd betaald bij de gedwongen herstructurering van Téléco.

De gevangenissen

De Inter-Amerikaanse commissie voor de mensenrechten, die Haïti in juni bezocht, zei gealarmeerd te zijn door de situatie in de gevangenissen. De laatste twee jaar is het aantal gevangenen van 17 gevangenissen meer dan verdubbeld. Dit is te verklaren door de toename van het geweld en het stijgende aantal ontvoeringen van de laatste twee jaar. In haar rapport noteert de commissie dat 84 % van de gevangenen noch veroordeeld noch formeel beschuldigd werd. De commissie roept de autoriteiten op om onmiddellijk maatregelen te nemen. Op het commissariaat van de politie van Delmas stelde de vertegenwoordiger van de commissie vast dat vrouwen, mannen en kinderen cellen deelden zonder water, eten of andere basisvoorzieningen. De situatie in de nationale gevangenis wordt gekarakteriseerd door een ongelooflijke overbevolking, die nog verergerd wordt door de verouderde infrastructuur, de afwezigheid van drinkbaar water en het ontbreken van medische verzorging. Dit veroorzaakt regelmatig de dood van gevangenen. Bovendien valt uit getuigenissen van gevangen op te maken dat ze werden aangehouden zonder gerechtelijk mandaat of dat ze het slachtoffer werden van een collectieve arrestatie waarbij geen legale procedure werd gevolgd.

De Zwitserse fondsen van Jean-Claude Duvalier

Eind mei leek het er even op dat voormalig dictator Jean-Claude Duvalier, alias Baby Doc, 4,6 miljoen euro zou kunnen recupereren die hij in de jaren tachtig op twee Zwitserse bankrekeningen had geparkeerd. Sinds Baby Doc in 1986 uit Haïti werd verdreven, waren die rekeningen geblokkeerd. Op 3 juni 2007 zou het geld echter vrijkomen. De Zwitserse regering besliste echter om het geld drie maanden extra te blokkeren. De Zwitserse autoriteiten willen af van de reputatie van hun land als ‘brandkast’ voor dictators. Banken moeten verdachte transacties tegenwoordig melden. Het Zwitserse ministerie van Buitenlandse Zaken verklaarde dat het gedurende de komende drie maanden zal zoeken naar oplossingen met vertegenwoordigers van de familie Duvalier en van de Haïtiaanse regering om minstens een deel van de fondsen terug te storten aan Haïti. Algemeen wordt aangenomen dat Duvalier miljoenen overheidsgeld heeft gestolen. De moeilijkheid voor de Haïtiaanse regering bestaat erin om effectief te bewijzen dat Duvalier dit geld uit de staatskas gegraaid heeft.

De eerste minister Jacques-Edouard Alexis verklaarde dat Canada en de Verenigde Staten bereid zouden zijn om de bouw en de aanpassing van de gevangenissen in de provinciesteden te financieren. Hij kondigde ook aan dat er een terrein zal aangekocht worden in het departement West om daar een moderne gevangenis te bouwen.

Begin juli verklaarde de minister van justitie, René Magloire, dat er maatregelen genomen zullen worden om de overbevolking van de gevangenissen tegen te gaan. Hij zei dat hij er voorstander van is om de erg oude gevangenen en degenen die gevangen zitten omwille van kleine misdrijven vrij te laten. De minister verklaarde ook dat er maatregelen genomen zullen worden om te vermijden dat bepaalde dossiers bij het gerecht jarenlang blijven liggen. René Magloire gelooft dat er nieuwe wetgevende maatregelen moeten komen om het probleem van de overbevolking in de gevangenissen op te lossen; Hij zei dat er gedacht moet worden aan alternatieve straffen, zoals gemeenschapsdienst. Een rapport van een onderzoekscommissie bracht eveneens onder de aandacht dat er gevangenen jonger dan 13 jaar zijn, dat er vrouwen bevallen in de gevangenis en dat er tuberculosepatiënten gevangen gehouden worden met alle risico’s op besmetting die dit meebrengt.

De Dominicaanse Republiek

Eerst het positieve nieuws. René Préval bezocht de Dominicaanse Republiek om de honderdste verjaardag te vieren van de geboorte van de Haïtiaanse schrijver Jacques Roumain (1907-1944). Aangekomen in de Dominicaanse hoofdstad had hij gedurende een half uur een onderhoud met de Dominicaanse president Leonel Fernandez. De twee presidenten waren nadien aanwezig op een rondetafelgesprek gewijd aan het literaire en politieke oeuvre van Jacques Roumain . De Haïtiaanse minister van cultuur herinnerde eraan dat Roumain gevangen genomen werd in 1937 in Parijs, na een klacht van dictator Trujillo tegen de schrijver omdat die de slachtpartij onder de Haïtianen door het Dominicaanse leger had veroordeeld. Leonel Fernandez sprak over de bewondering en het respect van de Dominicaanse Republiek voor de Haïtiaanse cultuur. René Préval verklaarde zich bereid om te werken aan een toenadering tussen de burgers van beide landen. Beide staatshoofden vermeden te praten over het thema van de Haïtiaanse migranten in de Dominicaanse Republiek.

Over de levensomstandigheden van de Haïtianen in de Dominicaanse Republiek valt inderdaad niet veel goeds te zeggen. De voorbije maanden waren er weer heel wat incidenten. Op 15 mei werd in Parijs de tentoonstelling ‘Slaven in het paradijs’ geopend, die een vijftigtal foto’s presenteert die genomen werden in de bateyes (armtierige woonwijken op of bij plantages waar Haïtiaanse suikerrietkappers in veelal ellendige omstandigheden bijeenhokken) in de Dominicaanse Republiek. Er werd ook een colloquium gehouden onder de titel ‘Suiker, bloed en zweet’. Tevens werden films geprojecteerd over het werk van suikerrietkappers en de situatie van de kinderen in de bateyes, waaronder de film ‘De prijs van suiker’. Deze initiatieven veroorzaakten heel wat reactie in de Dominicaanse Republiek. De Dominicaanse parlementsleden keurden unaniem een resolutie goed die de lastercampagne tegen de Dominicaanse Republiek energiek veroordeelde. Ze vroegen de regering actie te ondernemen om negatieve gevolgen voor het toerisme en de export van suiker te voorkomen. In Parijs werden de onze Haïtiaanse correspondente, de militante Colette Lespinasse, en de fotografe Céline Anaya Gautier geïntimideerd en bedreigd.
De Groupe d’Appui aux Rapatriés et Refugiés (GARR), die zich het lot van de Haïtianen in de Dominicaanse Republiek aantrekt, verklaart in een mededeling dat de handel in kinderen, de zogenaamde restaveks, sterk verspreid is. Restaveks zijn kinderen – meestal meisjes – die door hun ouders worden geplaatst bij een andere familie, waar ze klusjes moeten opknappen en vaak als huisslaaf worden behandeld. Volgens de GARR worden sommige van deze kinderen naar de Dominicaanse Republiek gestuurd waar ze in mensonwaardige omstandigheden leven. Omgekeerd zijn Dominicaanse meisjes en vrouwen het slachtoffer van mensenhandel richting Haïti. Ze worden er blootgesteld aan commerciële seksuele uitbuiting. De GARR herinnert eraan dat Haïtianen het slachtoffer zijn van een handel naar de Dominicaanse Republiek waar ze worden uitgebuit op suikerrietplantages.

In de Verenigde Staten werd een rapport gepubliceerd over mensenhandel. Het rapport geeft ook een overzicht van mensenhandel in Haïti en de Dominicaanse Republiek. Het beveelt de Haïtiaanse regering aan een wet goed te keuren die alle vormen van mensenhandel definieert en verbiedt. Het rapport is ook streng voor de Dominicaanse autoriteiten. Er wordt erkend dat er verbeteringen zijn, maar tegelijk wordt ook vastgesteld dat er niet voldaan wordt aan de minimale voorwaarden om de mensenhandel uit te roeien.

Eind juni heeft in het noorden van de Dominicaanse Republiek een ongeluk minstens twee Haïtianen het leven gekost en raakten er 34 gewond. Het ongeluk gebeurde toen een vrachtwagen die ongeveer 70 Haïtianen vervoerde met een wagen van het Dominicaanse leger botste. De bestuurder van de vrachtwagen had de lichten uitgedaan om geen aandacht te trekken. De Haïtianen in de vrachtwagen waren illegalen.

Eind juni, begin juli werden een reeks aanslagen op Haïtianen gepleegd die in de Dominicaanse Republiek of het grensgebied wonen. Zo werden Haïtiaanse vrouwen verkracht, werd één Haïtiaan onthoofd en werden huizen van Haïtianen in brand gestoken. Dagelijks worden Haïtianen de grens overgezet. Alleen al bij Belladères werden in juni meer dan duizend personen het land uitgezet.

Bart van Malderen
1 september 2007

Meer artikels uit deze rubriek