De tweede stad van het land


Foto: Jonas Vereecke

Na een weekje in Papaye (Centraal Haïti) rijden we noordwaarts. Tegen de vooravond komen we aan in Cape Haitien, een havenstad in het noorden van Haïti. We worden overdonderd. Het is hier heel stoffig, enorm lawaaierig ook, en mensen… tien.. nee, honderdduizenden… Het lijkt ons hier nog erger dan in de hoofdstad.

We kijken uit of we de zee niet zien liggen.

Een havenstad ligt toch aan de zee? We vinden ze niet tot we plots op enkele meters van ons de oceaan zien, letterlijk in de tuin van de mensen want de paar meters tussen de straat en de oceaan is opgevuld met huizen. Bij hoogwater en sterke wind komt de zee gemakkelijk tot in de keuken. Een jaar terug stond het hele gebied onder water. President Aristide kwam een kijkje nemen. In de Cape dacht iedereen dat hij kwam helpen.

Integendeel. Aristide was kwaad. Nee, op hulp van de regering moesten ze niet rekenen. “Jullie hebben hier illegaal gebouwd. Met een beetje logisch verstand konden jullie de gevolgen duidelijk inschatten”. Neen, er kwamen geen sancties: ze mochten er blijven wonen maar alles wat in de weg stond voor de kanalisering en de riolering, moést worden afgebroken. Zo zie je nu tal van huizen waarvan een gevel weg is.

Niet alleen aan de rand van de oceaan, maar ook aan tot zelfs op de rivier zien we huisjes; zelfs temidden van een stort zien we woonbarakken, krotten…

Van verloedering gesproken. En overal doen de mensen aan “commerce”. Alles wat je maar kan inbeelden wordt hier – tot op de rijweg – te koop aangeboden: snoep, sigaretten, ijzeren bedden, kasten, fietsbanden en natuurlijk ook mango’s, hét overlevingsvoedsel in deze tijd van het jaar.
Ik kan me niet voorstellen dat ik hier veel andere beroepsactiviteiten heb opgemerkt.

Katrien
1 december 2001