De VS en de EU leggen onze organisatie droog


Marcel Dobbelaere

Marcel Dobbelaere (Scheut) over de strijd tegen drugs- en andere verslaving

De Association pour la Prévention de l’Alcoolisme et Autres Accoutumances Chimiques – een hele mond vol – is een organisatie die mensen wil ondersteunen die beslist hebben hun verslaving onder controle te krijgen en hun leven opnieuw zelf in de hand te nemen. Laat het ons bij APAAC houden, dat is handiger. Aan het woord is Marcel Dobbelaere (Scheut), sinds ’96 actief als bestuurder van de APAAC in Port-au-Prince en momenteel met verlof bij zijn Gentse familie.

Hoe is APAAC ontstaan?

De APAAC is een initiatief van confrater Jan Berghmans en Pierre Denisé, die samen, gesteund door een aantal Haïtiaanse vrienden, hulp wilden bieden aan mensen die zichzelf in het ongeluk storten en hun omgeving daarin meesleuren door onbeheerst gebruik te maken van alcohol of chemische verslavende middelen. Het beschikbare gamma is enorm: slaap- en kalmeermiddelen, solventen en inhaleermiddelen, marihuana en andere drugs en in sterke mate ook de makkelijker verkrijgbare bieren, en ‘klerin’ en rum, beiden gestookt uit suikerriet. APAAC ging van start in ’86, Jan had toen zelf een behandeling voor drankproblemen met succes achter de rug in de VS en beschouwde het helpen van anderen als een nieuwe missie. APAAC was een pionier op zijn domein, die thans zowel in Haïti als de Caraïben bekend is en een goede reputatie geniet.

Was de verslavingsproblematiek dan zo groot op dat moment?

Verslaving is binnen de Haïtiaanse families een groot taboe, men komt daar niet mee naar buiten, en dat is juist één van de problemen. Het is dan ook moeilijk de problematiek in concrete cijfers uit te drukken, voor zover statistieken in Haïti al betrouwbaar kunnen zijn. Binnen APAAC wordt aangenomen dat ongeveer 5% van de bevolking een probleem heeft. Tel daar de familieleden bij, en je hebt direct een enorm aantal mensen dat lijdt. Bovendien staat Haïti gekend als een doorvoerland voor drugs, gewapende bendes beheersen die doorvoer en handel, politici van allerlei slag en zelfs politiemensen zijn daarbij betrokken. De laatste jaren is de problematiek zeker toegenomen, de enorme werkeloosheid en steeds groeiende armoede spelen ook een rol. Ik denk dan vooral aan de jongeren en vooral de jonge straatkinderen, die enerzijds solventen snuiven, maar anderzijds ook ingezet worden voor verhandeling, om zo aan hun dagelijkse portie eten te geraken.

Hoe geraakt APAAC aan de nodige middelen om zijn werking te financieren?

In ’86 werd er gestart met heel veel steun van USAID, zowel voor het gebouw waar APAAC gevestigd is als voor de werking. Dat was de grote donor; geleidelijk aan ontving men ook giften van Haïtaanse industriëlen en bevriende dokters, maar ook van familieleden van mensen die geholpen werden – weliswaar kleinere, maar soms vaste maandelijkse bijdragen. Ook uit Vlaanderen kwamen donaties. Van de Haïtiaanse overheid kregen we nooit iets, ik zou zelfs niet weten tot welk ministerie we ons daarvoor moeten wenden: Justitie of Volksgezondheid? Nochtans zijn we sinds september 1989 juridisch erkend als niet-gouvernementele organisatie! De overheid heeft natuurlijk wel maar heel weinig middelen, en dan een subsidiebeleid voeren, is niet echt realistisch.

Het is heel belangrijk dat zij kunnen putten uit elkaars ervaring.

APAAC

Momenteel draaien we op een laag pitje. Door het politieke gekissebis en de rechteloze situatie hebben zowel USAID als de EU alle financiële steun aan Haïti bevroren. USAID heeft zijn subsidiëring aan APAAC in ’95 stopgezet. Pas als het geruzie ophoudt en er politiek terug een perspectief komt, zullen ook wij de nodige middelen ontvangen om de werking terug op peil te brengen. We hebben van beide donoren toezeggingen en dus wachten we ongeduldig op een oplossing. We willen onze deuren niet sluiten, om niemand onder de patiÎnten en de vrijwilligers te ontmoedigen, maar we hebben alle middelen nodig om de gewone beperkte werking met uitgaven voor het gebouw, het onderhoud, het beperkte personeelsbestand en de werking, te financieren. Van de vier therapeuten is er momenteel maar één actief en dan werkt ze eigenlijk nog voor eigen rekening in onze gebouwen, omdat we haar geen salaris kunnen betalen. Een consultatie is 80 Haïtiaanse dollar, dat is ongeveer 11 Amerikaanse dollar of euro! Van de andere drie zijn er twee weg uit Haïti. Zo gaat dat, en wij moeten maar verder hobbelen…

Hebben jullie een eigen specifieke aanpak voor behandeling van verslaving?

Absoluut! Bij ons komen er geen geneesmiddelen aan te pas. Wij gaan ervan uit dat de verslaafde een zieke is, iemand die vooral psychisch in de knoop is geraakt, overmatig naar de fles of andere middelen heeft gegrepen, daar niet meer van los geraakt en stilaan verder wegzakt. De eerste stap is dan ook dat die persoon zich daar bewust van wordt. Onze therapeuten zijn trouwens psychologen die de patiÎnten helpen zichzelf te kennen en te motiveren om hun verslaving te beheersen. Het is een therapie in twaalf stappen, waarbij er veel individuele aandacht is voor de patiÎnt, maar ook in groep wordt gewerkt. Het is heel belangrijk dat zij als lotgenoten bij elkaar terechtkunnen, dat zij motivatie en weerstand kunnen putten uit elkaars ervaring en bemoediging. Zij moeten dagelijks naar het centrum komen en stipt op tijd zijn, anders komen ze er niet meer in. Discipline is een belangrijk element in hun genezingsproces. Dat begrip voor die zieke persoon proberen wij te kweken bij hun gezins- en familiegenoten. Het is heel belangrijk dat ze thuis op de juiste manier worden bejegend en opgevangen. Daarom zijn er ook bijeenkomsten en vormingssessies waarop partners en gezinsleden worden uitgenodigd.

Ik wil onderstrepen dat de patiÎnten uit vrije wil aan een behandeling beginnen bij ons en niet naar ons worden verwezen door de politie of door gerechtelijke instanties. Natuurlijk beseffen we wel dat verslaafde mensen vaak in de criminaliteit belanden omdat ze uit hun normale bezigheden de middelen niet kunnen putten om hun dosissen aan te kopen. Dat is in Haïti niet anders dan elders. Zo zijn er heel veel inbraken, ook bij mij heeft men nu tijdens mijn vakantie ingebroken in mijn verblijf in Tomazo en alles meegenomen. Maar dat is niet voor rekening van drugsdelinquenten alleen. Haïtianen die in de VS misdaden begaan, worden teruggestuurd naar Haïti. Ergens kan ik dat begrijpen, maar voor Haïti met zijn beperkte opvangmogelijkheden is dat natuurlijk rampzalig.

Hoeveel mensen kon APAAC op deze manier begeleiden en hoe groot is de kans op slagen?

Ik heb hier geen jaarverslagen en exacte cijfers bij, maar toen we voluit konden werken, hadden we wekelijks toch een twintigtal mensen in therapie.Vergeet niet dat ze gedurende een maand elke dag moeten komen voor individuele of groepstherapie. Het slaagpercentage? We gaan ervan uit dat 25% van de behandelde mensen hun probleem permanent onder controle kunnen houden, veel mensen hervallen of moeten de therapie herbeginnen. Vroeger hadden we ook een centrum voor rehabilitatie, waar mensen gedurende een volle maand werden opgenomen voor therapie, maar dat hebben we in ’99 moeten sluiten. We konden dat niet meer opbrengen. Voor de capaciteit van de 12 à 13 mensen die er verbleven, hadden we teveel personeel nodig om 24 uur op 24 te draaien. Met de ongeveer 100 euro die ze betaalden voor hun verblijf konden we niet rondkomen. Het centrum werd naar Jan Berghmans genoemd trouwens – het heet “Centre d’ Hebergement pour Alcooliques et Toxicomanes Jan Berghmans”; hij had het idee gelanceerd, maar niet meer tot uitvoering kunnen brengen..

Dat alles zou ons doen vergeten dat het bij APAAC in de eerste plaats om preventie gaat. Dit kan nu beter doorlopen omdat er vooral met vrijwilligers gewerkt wordt. Het zijn mensen die uitgenodigd worden om te gaan spreken in scholen, we nemen ook deel aan debatten, voeren campagnes via de pers en verdelen folders. Eerst voorkomen, en dan pas genezen natuurlijk!

Rhoddy Petit
1 december 2002