Diagnose: HIV-positief

Als leerlinge viel ze op in de huishoudschool. De groep meisjes verkoos haar om hen te vertegenwoordigen bij de directie. Na drie jaar behaalde ze een certificaat algemene vorming. Daarmee vond ze tijdelijk werk in een andere provincie.

Haar vader had haar verwekt en een naam gegeven. Verder ging zijn verantwoordelijkheid niet, want ook elders had hij nog familiale verplichtingen. Toen het meisje drie jaar was, huwde haar moeder een andere man, met wie ze een gezin stichtte. Het voorkind liep er wat verweesd bij en werd enkele keren “doorgegeven” van het ene naar het andere instituut. Honger heeft het meisje nooit gekend, maar echte genegenheid vond het nergens.

Een paar keer per jaar ging het naar huis. Ze was er welkom, maar bleef toch steeds een bezoekster. Haar vader had haar de naam Marie-Rosette gegeven, maar zo kende niemand haar. Iedereen noemde haar Zèt, en met die naam zou ze door het leven gaan.

Toen we iemand nodig hadden in het vrouwenhuis, bood Zèt zich aan. Zo kwam ze bij ons inwonen. Met de glimlach zorgde ze voor de mensen die bij ons langs kwamen. Bezoekers waardeerden het vriendelijk onthaal. Maar Zèt was niet in een familie opgegroeid, en dagelijks met haar samenwerken was niet zo eenvoudig. Soms was ze wat hoekig en kort van stof. Maar niemand is perfect, en iedereen deed wat water in de wijn.

De mensen van het dorp ontdekten vlug dat Zèt goed taarten kon bakken. Toen een goede vriendin huwde, bakte ze een taart met twee verdiepingen. Het kunstwerkje werd op een tafeltje in stoet door het dorp gedragen. Toen was Zèt heel fier.

Met de liefde ging het een beetje in buien. Voor zover we er ooit iets van begrepen, heeft Zèt heel wat gamma’s van liefde en afkeer gekend. Sinds enkele maanden echter hadden we de indruk dat er een mooi toekomstplan groeide. Een vroegere vriend had haar geschreven en had de familie reeds ontmoet. Het jonge paar zou volgend jaar in de provinciestad gaan wonen. Zèt gaf een tevreden indruk. De jongeman had een vaste job en Zèt zou nog een cent bijverdienen. “Taarten en gebak op bestelling” zou het uithangbord aan hun huisje zeggen.

Er zat muziek in dat plan. Maar plots ging het een totaal andere richting uit. Zèt werd ziek. Drie weken lang had ze koorts en lag meestal te bed. Daarna ging ze heel vlug achteruit, had geen krachten meer en stierf twee weken later. De diagnose was een shock voor ons. Het verslag vermeldde: HIV-positief. Onderweg, van het laboratorium naar huis, hebben we een tijdje halt gehouden in de schaduw van een boom om die eerste shock en het eerste verdriet wat te verwerken.

Elke morgen en avond kwamen twee Cubaanse dokters om haar te onderzoeken. Tot 60 km ver reden we om de nodige geneesmiddelen. Zèt had gelukkig geen pijn, maar geneesmiddelen hielpen niets. Ze had geen enkele weerstand meer.

In die terminale fase was er elke avond een moment van gebed met de zieke. Zèt was telkens ingetogen, rustig en ook heel dankbaar. Op een keer liet ze een weesjongen uit de buurt roepen. Hij vertelde wat over de school en de familie. Zèt zei toen met een glimlach: “Fietsen zal ik wellicht niet zo meer doen, mijn fiets is voor jou”.

Alles wijst erop dat Zèt wist dat haar ziekte fataal zou aflopen. Ze heeft de symptomen van haar ziekte zolang mogelijk verborgen gehouden.

In landen als Haïti worden de gegevens over aids angstwekkend. Als je de ziekte ziet in cijfers en statistieken, is ze nog altijd ver weg. Maar eens de ziekte in je huis, verandert àlles. Van het moment dat je de diagnose kent tot de dood, laat het probleem je niet meer los.

Toen Zèt ziek was, hebben we ervaren dat aids zijn specifieke problemen meebrengt. Het is alsof de medische en de morele diagnose door mekaar lopen. Sommige mensen hebben het alleen over de oorzaak van de ziekte. Hun waardeoordeel kwam soms pijnlijk over. Anderen, die het ziektebeeld met de risico’s goed kenden, werden een toonbeeld van dienstbaarheid.

Ook die positieve ervaring dragen we voor altijd mee. Als we aan Zèt terugdenken, voelen we verdriet, maar vooral ook medelijden omdat de toekomst heel mooi had kunnen zijn.

Raymond De Caluwé (Haïti)
1 juli 2000

Meer artikels uit deze rubriek