Die woelige dagen in december en januari...


De radio is het medium bij uitstek om het nieuws te volgen.

Twaalf december, de eerste nacht in Port-au-Prince. ‘s Morgens proberen we een winkel of café te vinden om te ontbijten. Het goedkoopste hotel kost 40 dollar, exclusief boterham of thee. We lopen verloren in de straten, vergeefs op zoek naar de plaatsen op ons plan. Je kan maar beter onder je voeten kijken. Er zijn anderhalve meter diepe putten in het voetpad, dat je slechts een voetpad kan noemen omdat er mensen over lopen. Het is vrijdag, maar niets is open: scholen, banken en winkels. De privé sector protesteert met een staking tegen de huidige regering van Haïti.

Een andere werkelijkheid

We vinden eindelijk een café dat open is. Luie, maar glimlachende dames poetsen de plakkende tafels. Een kopje koffie en een croissant van gisteren. We kijken rond op zoek naar redding. Enkele tafels verder zitten drie Fransen. Je ziet dat ze al langer in het land zijn. We vragen hen of ze geen goedkoop hotel kennen. Luid gelach als antwoord, maar één van hen besluit ons bij hem in huis te nemen. Hij is leraar Frans aan het Frans Instituut. Het blijkt dat we een soort attractie voor hen zijn : ‘Toeristen!? Op Haïti zijn er geen toeristen. Waarom zijn jullie hier?’ We doen alsof we tot een speciale soort toeristen behoren die avontuur zoeken. ‘Dat is geen probleem’, antwoorden ze, ‘jullie zullen hier niets tekortkomen.’

We zitten in het huis van een ex-minister van cultuur. Ongeveer 500 meter verder heeft straatprotest plaats. Af en toe horen we geweerschoten. Op de tafel staan rum, koekjes en een radio. Er is ook de telefoon, die de hele tijd rinkelt. Dit is ongewoon. Telefoneren in Haïti is zoals een tombola. Je moet gewoon geluk hebben om verbinding te krijgen. De radio is het sleutelmedium waarmee alle nieuws zich verspreidt. Mensen op straat lopen met een kleine transistor naast hun oor om de protestacties te volgen. Er heerst een atmosfeer van onzekerheid en opwinding. In 1991 stemde iedereen voor Jean-Bertrand Aristide. De bewoners van het platteland geloofden in hem als in een messias, in de steden rees hoop op een betere toekomst, de armen ontvingen hem als een van hen en de rijken vertrouwden op zijn bekwaamheid als staatsman. Vandaag hoor je enkel ontgoocheling in hun stem. De komende maand zal het hier boeiend zijn. De uitzonderlijke mengeling van omstandigheden waarin we ons bevinden, onthult al vanaf het begin van ons verblijf het sleutelwoord bij uitstek voor Haïti: dubbelzinnigheid.

Overdag rijden we met een overvolle en vuile truck in de hitte van de waanzinnige stad, ‘s avonds eten we verse baguette en bekijken een film op DVD in het gezelschap van een mix van Haïtiaanse en Franse elite. Er zijn plaatsen op de wereld die tegelijkertijd afkeer en bewondering opwekken. Dit is het geval met Haïti. ‘s Morgens drinken we vers vruchtensap en even later rijden we terug door hetzelfde centrum vol vuilnis en onzekerheid. Ik houd mijn handtas stevig vast op straat. We bezoeken het zoveelste klooster, op zoek naar een veilige slaapplaats wanneer onze Franse vriend voor Kerstmis vertrekt. Nergens is er plaats en als we naar een wc vragen, leidt een Haïtiaan ons door heel het gebouw op zoek naar een die vrij proper is en werkt. Terug buiten, worden we bijna door een voorbijsnellende jeep overreden. Het openbaar vervoer mogen we vandaag niet nemen: “Non blanc, non blanc.”

Ons geld terug!

De Haïtiaanse samenleving is opgedeeld in twee groepen. Ongeveer 5% bestaat uit rijke mulatten, de rest zijn negers die tot vandaag een mentaliteit van slaven hebben behouden. Opeenvolgende staatsleiders zijn er sinds de onafhankelijkheid niet in geslaagd daarin verandering te brengen. Ze hebben zelf het land in handen genomen en de slaven tot ondergeschikte landbouwers gemaakt. Voor de gemiddelde Haïtiaan is er in feite niets veranderd. De mulatten leven in afgesloten villawijken met angst voor de hen omgevende wereld. Ze trachten de bewaakte regio’s niet te verlaten, ze wandelen nooit te voet door het centrum. Ze verplaatsen zich met de allernieuwste jeeps en zien de erbarmelijke realiteit minder duidelijk door hun donkere ruiten. De mulatten zijn trots om Haïtiaan te zijn. Afrika verafschuwen ze, en ze willen het koloniale verleden vergeten. De zwarte Haïtianen zijn ook trots, vooral degene die honger lijden. Deze steunen de president nog steeds, omdat die hun trots beschermt, de trots van het Haïtiaanse volk. Maar wat betekent dat, Haïtaan zijn?

‘Haïtiaan zijn is het kunnen accepteren van de werkelijkheid zoals die is’, vertelt ons Mathieu, assistent bij filmproducties. De eerste zwarte republiek heeft een uitzonderlijk hoge prijs betaald voor haar onafhankelijkheid. Tweehonderd jaar geleden heeft Frankrijk van Haïti in ruil voor de onafhankelijkheid een grote geldsom geëist, die Haïti de daaropvolgende jaren heeft afbetaald. “Als ze ons geld teruggeven, zal Haïti bloeien’, zeggen de aanhangers van president Arisitde en zijn partij Lavalas.


Het platteland is de voorbije 200 jaar niet veranderd.

Aristide heeft aan de geldsom in ruil voor de onafhankelijkheid 200 jaar interest toegevoegd en vraagt aan Frankrijk nu de terugbetaling van 21 685 235 571,48 dollar, dit is zijn oplossing voor de problemen op Haïti. ‘Het is niet mijn schuld’, is een geliefde uitspraak tussen de Haïtianen, die benadrukt wordt met een handgebaar en hoofdschudden. Er is geen schuldige, tenminste niet onder ons. De schuld draagt altijd iemand anders.

Het Kannibalenleger

De straatprotesten zwellen aan. In het begin nemen enkel studenten eraan deel, maar nu komen ook anderen op straat: artiesten en politiek geëngageerde burgers (de leden van de Democratische Convergentie en de rijke Groep 184). Iedereen onderstreept dat zo veel protest uitzonderlijk is. Partijen die vroeger elkaar te lijf gingen, slaan nu de handen ineen tegen de president. De studenten hebben er ook iets aan: dankzij het geld van de Groep 184 kunnen ze gasmaskers kopen tegen het traangas van de politie. De rest van de bevolking uit zijn mening door de manifestanten te steunen: ‘Ze geven ons water en eten. Bij gevaar voor gewelddadige politieacties kunnen we soms bij hen thuis schuilen’, vertelt één van de studenten.

Het ‘heetst’ op Haïti wordt het net voor de feestelijkheden van de lang verwachte 200-jarige onafhankelijkheid op 1 januari. De president wachtte op deze datum om in hoogsteigen persoon de feestelijkheden te leiden. De oppositie deed alles om dit te verstoren. In de hoofdstad verloopt de viering echter vrij vlot. Het bezoek van de president aan Gonaïves daarentegen, de stad die symbool staat voor de onafhankelijkheid, duurt slechts een half uur en als er geen helikopter was, zou de president niet veilig kunnen vertrekken. Een deel van zijn equipe, die zich met de auto verplaatst, blijft steken in een groep van manifesterende oppositieleden.

In Gonaïves is ook de volgende stap van het Haïtiaans protest een maand na de feestelijkheden begonnen. Vandaag bestaan de straatprotesten niet alleen uit vredelievende studenten, maar ook uit het zogenaamde Kannibalenleger. De oppositie heeft van hen afstand genomen. Het Kannibalenleger blijkt een gewapende bende te zijn zonder duidelijke politieke overtuigingen. Het bestaat uit ex-fans van de president, ex-soldaten die tegen Aristide waren in 1991 en gefrustreerde, arme burgers. De president verlaat zijn post niet, maar blijkt niet over voldoende macht te beschikken om de situatie te beheersen. Er is geen leger en de 5000 slecht uitgeruste politieagenten volstaan niet om de revolte tegen te houden. Mocht de president toch aftreden, dan is het land er nog slechter aan toe. Dan heerst er volledige anarchie.

Het bezoeken van Haïti – gisteren een totaal vergeten land, vandaag met de politieke crisis de internationale aandacht trekkend – is een hele belevenis. Hier is niets zeker, elke nieuwe dag is een verrassing, ook voor de bewoners zelf. Verrassingen kunnen onaangenaam zijn, maar gebrek aan boeiende gebeurtenissen kan je dit land niet verwijten.

Tekst: Maja Wezowska
Vertaling en foto’s: Patryk Wezowski

Patryk Wezowski
1 maart 2004