Een doodarm land, dat twee presidenten rijk is!


President Aristide, een omstreden figuur.

Op 7 februari 1991 werd Aristide geïnstalleerd als eerste democratisch verkozen president van Haïti. De hoofdstad Port-au-Prince lag erbij als een bruid die zich opmaakt voor haar bruidegom. Dagenlang had iedereen gewerkt om alle vuilnis op te ruimen en de stad op te smukken. Heel het volk stond achter Aristide. Op 7 februari 2001 legde Aristide opnieuw de eed af als democratisch verkozen president. De straten lagen erbij als gewoonlijk. Enkele sympathisanten van Fanmi Lavalas, de partij van Aristide, hadden hier en daar wat vuilnis opgeruimd en wat versieringen aangebracht, maar de sfeer zat er niet echt in.

Daarvoor was de politieke verdeeldheid te groot. Een half uur voordat Aristide de eed aflegde, richtte Gérard Gourgue zich als ‘voorfopig president’ tot de natie. Hij werd als “alternatieve president” naar voor geschoven door de Convergence Démocratique, een koepel van anti-Lavalaspartijen.

Convergence Démocratique versus Fanmi Lavalas

De Convergence Démocratique groepeert een 15-tal oppositiepartijen, zowel van extreem rechtse als van sociaal-democratische signatuur. De OPL – wat eerst voor Organisation Politique Lavalas stond, maar daarna voor Organisation du Peuple en Lutte – staat nu niet meer achter Aristide, doch maakt na de breuk deel uit van de Convergence.

De leiders van de Convergence Démocratique erkenden de verkiezing van Aristide niet. De verkiezingen werden door hen immers geboycot. Volgens de leiders van de Convergence Démocratique had 95% van de kiezers hun raad opgevolgd door niet te gaan stemmen. Doordat slechts 5% gestemd heeft, kan Aristide zich volgens hen geen president noemen. VoLgens de officiële cijfers van de CEP of Voorlopige Kiesraad nam 60% van de ingeschreven kiezers deel aan de stembusgang. Aristide werd met 92% van de uitgebrachte stemmen verkozen en zijn partij won ook de 9 senaatszetels die vrijgekomen waren. Dit komt overeen met wat de 25 waarnemers vaststelden, die gestuurd werden door vier Amerikaanse NGO’s (niet gouvernementele organisaties). Deze cijfers werden dan weer in twijfel getrokken door journalisten die melding maakten van onregelmatigheden, zoals het stemmen door minderjarigen of door personen zonder kieskaart, en het feit dat sommige kiezers meerdere malen zouden hebben gestemd.

De Convergence Démocratique verklaarde zich in december bereid om een dialoog aan te gaan met Fanmi Lavalas, maar ze stelde als voorwaarde de annulering van de fel betwiste verkiezingen van 21 mei 2000 en van de presidentsverkiezingen van 26 november. Dat betekent dat Aristide niet als verkozen president, maar enkel als leider van de partij Fanmi Lavalas aan de gesprekken zou mogen deelnemen.

Stilaan groeide binnen de Convergence Démocratique het plan om zelf iemand als ‘alternatieve president’ naar voor te schuiven en een ‘oppositieregering’ te vormen. Op 3 januari namen in Port-au-Prince 500 à 800 personen deel aan een forum dat georganiseerd werd door de Convergence Démocratique. Op het einde werd een resolutie goedgekeurd die de verkiezingsresultaten van 21 mei en 26 november 2000 verwierp. Onder de aanwezigen waren geen vertegenwoordigers van de volksorganisaties, van de katholieke kerk of van de zakenlui uit de hoofdstad.

Aftredend president Préval noemde het idee van een alternatieve regering een politieke dwaasheid. Aftredend premier Alexis sprak dreigender taal en verklaarde dat hij deze zaak niet zou tolereren. Toch zette de Convergence Démocratique door en schoof ze op 7 februari Gérard Gourgue naar voor als ‘voorlopig president’.

Aanhangers van Aristide beschuldigd van geweld

Tijdens de aanloop naar de presidentsverkiezingen schreeuwden mensen slogans pro-Aristide tijdens meetings van de oppositie. De laatste dagen voor de verkiezingen werden gekenmerkt door geweld. Er ontploften enkele zelfgemaakte bommen waarbij een aantal slachtoffers vielen. Fanmi Lavalas en de oppositie beschuldigen mekaar wederzijds. Vertegenwoordigers van Fanmi Lavalas ontkennen iets met geweld te maken te hebben.

De oppositie zegt dat zogezegde aanslagen tegen Fanmi Lavalas opgezet spel zijn. Op 8 januari uitte Paul Raymond, tijdens een persconferentie van volksorganisaties die aanleunen bij Fanmi Lavalas, enkele zware bedreigingen. Hij zei dat er een lijst bestond met een honderdtal personen die deel uitmaakten van de Convergence Démocratique. Hij verklaarde dat hij niet verantwoordelijk kon zijn voor wat er met de personen die op deze lijst stonden zou gebeuren, indien ze zich binnen de drie dagen niet zouden terugtrekken.

De verklaringen van Paul Raymond lokten een storm van protest uit, o.m. van Amnesty International, mensenrechtenorganisaties, Reporters zonder grenzen en de bisschoppenconferentie. Ze eisten van de regering dat Paul Raymond voor het gerecht wordt gebracht.

Pogingen om uit de impasse te geraken

Op 12 januari schreef Aristide een brief aan de leiders van de Convergence Démocratique waarin hij hen uitnodigde tot een dialoog. In hun antwoord stelden de leiders van de Convergence Démocratique als voorwaarden dat Aristide niet zou komen als verkozen president, maar als leider van zijn partij Fanmi Lavalas, dat de gesprekken zouden plaatsvinden op neutraal terrein, op basis van een duidelijke agenda en in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap en waarnemers van de burgerlijke maatschappij. Fanmi Lavalas vond het onaanvaardbaar dat Aristide niet als verkozen president naar de onderhandelingen zou gaan.

Een 15-tal organisaties van de burgerlijke maatschappij richtten op 25 januari een commissie op die zou moeten bemiddelen tussen Lavalas en de oppositie. Deze commissie bestond uit 7 leden, waaronder één waarnemer van Lavalas en één waarnemer van de Convergence Démocratique. Daarnaast was er een vertegenwoordiger van de katholieke kerk, van de protestantse kerk, een professor, een voormalig ambassadeur en iemand uit de zakenwereld.

Tijdens de onderhandelingen werden voorstellen en tegenvoorstellen gedaan. Uiteindelijk wou de Convergence een soort overgangsregering die slechts een mandaat zou krijgen voor 2 jaar en die nieuwe verkiezingen zou moeten organiseren. Dit was onaanvaardbaar voor Fanmi Lavalas.

De internationale gemeenschap houdt zich afzijdig

Bij de eedaflegging van Aristide op 7 februari was geen enkel buitenlands staatshoofd of regeringsleider aanwezig. Dit maakte volgens de Franse regering duidelijk dat de internationale gemeenschap niet tevreden is over de manier waarop de verkiezingen van 21 mei en 26 november 2000 werden gehouden.

De Europese Unie maakte bekend dat ze de hulp aan Haïti bevriest. Deze beslissing kwam er omdat in Haïti de kieswet niet werd gerespecteerd bij het toewijzen van de senaatszetels na de verkiezingen van 21 mei 2000. In een brief aan voormalig president Clinton stelt Aristide dat hij bereid is een tweede ronde van de senaatsverkiezingen te organiseren. Tijdens de senaatsverkiezingen van 21 mei werden na de eerste ronde 10 senatoren (allemaal van Aristides partij) als verkozen verklaard, die evenwel geen absolute meerderheid hadden behaald.

In dezelfde brief kondigde Aristide verder aan dat hij een geloofwaardige kiesraad wil samenstellen en een regeling uitwerken voor de terugkeer van illegale Haïtiaanse immigranten in de Verenigde Staten. Voorts belooft hij samen te werken met de VS in de strijd tegen de drugshandel en verklaart hij zich akkoord om een OASmissie toe te laten om toe te zien op de eerbiediging van de mensenrechten. Aristide schreef ook dat hij een regering met een brede basis zou vormen en dat hij nieuwe discussies zou voeren met de internationale financiële instellingen.

De nieuwe Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken, Colin Powell, zei dat hij op de hoogte was van de brief van Aristide, maar hij voegde eraan toe dat het niet uitgesloten was dat de VS nog andere voorwaarden stelt vooraleer er een akkoord komt tussen beide landen. Hij verklaarde dat de VS een dialoog zullen aangaan met Aristide om de democratie te bevorderen en de Haïtiaanse economie te ontwikkelen. Hij noemde Aristides toespraak bij diens aanstelling op 7 februari een stap in de goede richting.

Bart Van Malderen
1 maart 2001