Een gesprek met Sophie Vangheel

School Notre Dame in Monbin Crochu – 5 nieuwe klaslokalen
School Notre Dame in Monbin Crochu – 5 nieuwe klaslokalen

Cunina met liefde voor onderwijs

Op 12 maart had ik een gaatje kunnen reserveren in de drukke agenda van Sophie Vangheel tussen een reis naar Haïti en de Filipijnen in. De bedoeling was een interview, maar het werd eerder een gesprek waarbij we als een helikopter over het jonge leven van Sophie vlogen, over haar bruisend leven als mama en echtgenote van een succesvolle ondernemer en hoe ze vervulling zocht en vindt in het goede doelendepartement van deze wereld. Een leven dat liep en loopt als een HStrein, dat ik u hierbij ook boeiend hoop te serveren.

Vooraleer Cunina op te starten had Sophie ongeveer 10 jaar in een internationale ontwikkelings-organisatie gewerkt. Na deze periode is Sophie haar eigen weg gegaan om haar ondernemerschap en dynamisme ten dienste van het onderwijs van kinderen en jongeren de vrije loop te geven. Haar oorspronkelijke bron van inspiratie was haar oom langs moederszijde, pater Alfons Kempen. Hij was actief in Congo en Sophie zou later met Sabine De Vos zijn missiegebied ter plaatse verkennen.

Sophie was de tweede dochter van vijf meisjes in het gezin en groeide op in een warm nest waar eenvoud, hard werken, creativiteit en begrip de leefregels waren. Dit laatste is ook gekoppeld aan inlevingsvermogen, een bijna algemene Geelse karaktertrek, die zich uit in de opvang en omgang met geestelijk kwetsbare mensen. Alle dochters kregen de kans een hogere studie aan te vatten en Sophie studeerde af als verpleegster. Zij zou immers in Afrika de handen uit de mouwen gaan steken om de kansarme mensen daar te helpen.

De vriend van Sophie, Paul, studeerde geschiedenis. Toen Pauls vader, die een petroleumzaak uitbaatte, stierf viel haar liefdesleven al direct in een definitieve plooi. Paul nam de familiezaak over en trouwde met Sophie. Haar leven zou de volgende 10 jaar wervelend worden. Ze genoot van alles wat nu materieel makkelijker ging en wat ze eerder niet had gekend. Sophie kreeg twee kinderen, een zoon Pieter en een dochter Kathleen. Ze had de ruimte en de tijd om haar nieuwsgierigheid te voeden en studeerde als vrije studente psychologie en vervolgens kunstgeschiedenis.

Haar ondernemingszin kon ze kwijt in de oprichting van de Zilveren Passer afdeling Geel, een vereniging die vooral culturele activiteiten organiseert voor vrouwen en die ze gedurende 20 jaar leidde. Maar Sophie vond in dit levenspad toch niet helemaal de voldoening of vervulling waar ze van droomde.

Sophie Van Gheel  naast haar oogappels, gevorderde leerlingen
Sophie Van Gheel naast haar oogappels, gevorderde leerlingen

Haïti, een motiverende verkenning van het Zuiden

Sophie had al langer contact met Pater Jan Hoet, afkomstig uit Lier en zo kwam er de reis naar Haïti in november ’89. Port-au-Prince was verlamd onder een staatsgreep. Her en der werd geschoten. Dit maakte Sophie voor het eerst mee. De stress was groot, iedereen was voorzichtig en gespannen.

Pater Jan zorgde ervoor dat Sophie een diepgaande onderdompeling kreeg in het binnenland. Ze verkenden plaatsen waar Pater Jan werkte of gewerkt had zoals Mombin Crochu, Hinche en Saltadère. De armoede greep haar naar de keel. Toch verlamde het haar niet, integendeel, het motiveerde Sophie om iets te gaan doen.

Na haar terugkeer sprak ze met haar man Paul af dat ze in hun sociaal leven Mevr. Op de Beeck bleef, maar dat ze haar eigen roeping zou volgen als Sophie Vangheel. Ze wou echt iets doen aan de armoede en er helemaal voor gaan en haar man had daar het volste begrip voor. Meer nog, hij wilde haar helemaal volgen in dat engagement. Hij verkocht zijn zaak, werd huisman en steunde Sophie waar hij kon. Hij bedacht de naam Cunina, rijk aan betekenis, ‘de godin van de wieg’ en inderdaad maakt de plaats waar je wieg staat heel veel uit in een mensenleven. Er zit ook de Cu in, van cultuur! En zo ontstond in 1990 ‘Cunina’, met een bureautje in de gezinswoning. Met veel werklust en overtuigingskracht ging ze aan de slag en uiteraard kwamen de ervaringen van vroeger en haar organisatietalent erg van pas.

In Mombin Crochu had Sophie tijdens de Haïtireis een recent gebouwd ziekenhuis gezien, maar er was geen personeel en het materiaal dat er was stond nog ingepakt. Ze wilde ervoor zorgen dat het ziekenhuis functioneel werd. Een jaar werkte ze in België om een ploeg samen te stellen en nog materiaal te verzamelen, een project van 160.000 Bef (4.000 Euro). Helaas strandde de uitgestuurde ploeg in Guadeloupe omdat in ’90 in Haïti weer eens een staatsgreep werd gepleegd.

Sophie besloot daarop om zich met Cunina volledig te focussen op onderwijs. Onderwijs als sleutel tot ontwikkeling, de vicieuze cirkel van armoede doorbreken met kennis en vorming. Het rotsvaste geloof dat de individuele ontplooiing tot ontwikkeling leidt. Om dat te kunnen financieren werden mensen uitgenodigd peterschappen aan te gaan. Dankzij de steun van zijn peetouder kan een kind het lager en middelbaar onderwijs afmaken. Dit individuele peterschap is dus een lange termijnengagement dat gemiddeld over ongeveer 12 jaar loopt. Als de student(e) hogere studies kan en wil doen, legt Cunina dit opnieuw voor aan de peetouder. Lukt het dan voor hen niet meer om daar verantwoordelijkheid voor op te nemen, dan probeert Cunina via de vrije giften de student tegemoet te komen.

Glunderende leerlingen
Glunderende leerlingen

In de beginfase van Cunina ging Sophie heel veel spreken in kerken, organiseerde ze kerstconcerten en sprak ze voor groepen en in ondernemingen. Dat leverde zowel peterschappen als vrije giften op. Die vrije giften werden besteed aan omkaderende activiteiten voor onderwijs zoals de bouw of renovatie van schoolgebouwen, schooltoiletten, schoolmateriaal, aan studenten die zonder peterschap vallen, maar ook aan vorming van leerkrachten. Onderwijs is immers één zaak, maar de kwaliteit van dat onderwijs kan op veel plaatsen beter. Daarvoor steunt Cunina op de ‘Fondation Tipa Tipa’ dat bijscholingen organiseert voor leerkrachten. In Haïti kiest Cunina ook om de volkstaal Creools als onderwijstaal te gebruiken. In de jaren tachtig werd dat met succes uitgewerkt door Zuster Angèle Van Walleghem in het kader van Caritas Hinche. De eigen taal is de beste taal om in te ontwikkelen en te studeren. Er werd ook bewust gekozen voor ondersteuning van kinderen in het binnenland met nadruk op Mombin Crochu en La Victoire, waar de onderwijsmogelijkheden beperkter zijn dan in de steden. Cunina wil ook dat meisjes de volle kans op onderwijs krijgen en ongeveer 60% van de peterschappen gaat naar hen. In Mombin Crochu is sinds kort ook een Cunina-bureau gevestigd met Haïtiaanse verantwoordelijken. Suze studeerde rechten en is nu de vertegenwoordigster van Cunina in Haïti. Wilnise studeerde economie als Cuninapetekind in Port-au-Prince en zij neemt de beheerstaken op. Beide zijn het hoger opgeleide mensen die in Haïti bleven, maar heel veel hoger opgeleiden verlaten Haïti. Dat is heel jammer, maar tewerkstelling is schaars en zelf iets uit de grond stampen is niet voor iedereen weg gelegd. Vanuit het buitenland blijven de vertrekkers hun familie wel ondersteunen, maar dat is weinig structureel. De optelsom van al deze steun van de diaspora blijkt trouwens veel groter dan wat aan ontwikkelingssamenwerking wordt overgemaakt en betekende 34% van het Haïtiaans Bruto Nationaal Product in 2017.

Een eigen aanpak die inspireert

Veel organisaties werken met peterschappen maar Cunina verschilt van een organisatie als Plan International bijvoorbeeld omdat het peterschap een echte verbintenis blijft tussen een leerling/student en peetouders. Er blijft contact en uitwisseling van in de beginfase tot het afstuderen en dikwijls nog erna. Bij het peterschap gaat het om een vaste maandelijkse bijdrage aan de organisatie, die werkelijk aan de leerling/student wordt besteed. Cunina organiseert geregeld ook inleefreizen waarbij peetouders de kinderen die ze steunen ontmoeten en de levensomstandigheden en werking van Cunina in Haïti leren kennen. Dit zijn beklijvende ervaringen, die ook heel motiverend werken om zich te blijven inzetten. De vrije fondsen worden besteed aan omkaderende projecten en zijn gebaseerd op reële kosten, er moeten bij aanvang altijd een aantal kostenramingen zijn.

Wellicht was Cunina de eerste organisatie die Bekende Vlamingen, zogenaamde BV’s, aantrok als ambassadeurs voor Cunina: het begon met Sabine De Vos, maar ook ondernemer Wouter Torfs werd een steunpilaar voor Cunina, daarnaast namen ook Luc Appermont en Nathalie Meskens een engagement als ambassadeur op. Zij ondersteunen de werking van Cunina en verruimen het netwerk. Het zijn vooral geen eendaags- of één campagnemensen, ze staan daadwerkelijk achter de werking van Cunina en nemen als ambassadeur een langdurig engagement op.

Cunina groeit en wordt ngo

Cunina is sinds 2004 een door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking erkende ngo. En straffer, ondanks deze erkenning vraagt Cunina geen subsidies. De organisatie wil volkomen onafhankelijk zijn, maar wel transparant en streng gecontroleerd. Het kostte wel heel wat moeite om een erkenning als ngo te krijgen, bij de eerste indiening werd het dossier eigenlijk afgewezen op basis van te weinig kosten. Door het vertrouwen en een speciale inspanning van Wouter Torfs kon Cunina geleidelijk aan mensen aanwerven en haar werking professionaliseren. Kathleen, de dochter van Sophie, was blij toen ze haar vroeg om in Cunina te komen werken, “als Cunina voor jou als een dochter is, is Cunina voor mij als een zus”, aanvaardde Kathleen en daarmee is in de opvolging van Sophie voorzien. Er volgde een boekhoudster en recent werd iemand voor online marketing geëngageerd, de ploeg is nu al tot 7 medewerkers uitgebreid. Sophie zelf werkte 17 jaar lang helemaal alleen vanuit een kamertje thuis en alles was dik in orde. Maar door de groei was het ook tijd om privé en werk te scheiden en daartoe huurt Cunina nu een huis als kantoor. Tijdens het zomertuinfeest van Cunina in 2016 loofde Minister Alexander De Croo hen als grootste groeier in de sector en dit zonder subsidies. Hij verbaasde zich daarover, maar het netwerk aan partners, donateurs, sponsors en peetouders draagt Cunina. Meer dan 13.500 peterschappen en meer dan 130 projecten kan je maar krijgen als je veel vertrouwen geniet uit een groot netwerk met veel persoonlijk contact.

Zwaar werk in de keuken, een dagelijkse portie voeding voor velen
Zwaar werk in de keuken, een dagelijkse portie voeding voor velen

Bij de voorwaarden voor erkenning kan een ngo maximum 20 % van het budget besteden voor de werking. Hoe lager men dit kan houden hoe beter natuurlijk, Cunina had 8,93 % onkosten in 2016. De mensen beoordelen de kosten die een organisatie maakt vaak verkeerd. Het is juist noodzakelijk om projecten/ peterschappen goed op te volgen en te begeleiden, dat kost wel wat, maar om ze ook ten volle positief te kunnen realiseren is dat echt wel nodig. Verschillende keren al kreeg Cunina hier mensen over de vloer die vroegen om hun vierde pijleractiviteit over te nemen, omdat ze het zelf niet meer aankonden. Ze hadden zogenaamd geen kosten, maar daardoor krijg je een scheefgroei en geen duurzaam initiatief. Kosten kunnen en moeten, maar het moet op transparante wijze verantwoord worden en efficiënt besteed zijn. In 2016 draaide Cunina een budget van ruim 2.200.000 Euro, niet weinig voor een organisatie die in de sector lang als een underdog werd beschouwd.

Cunina evolueert verder

In Haïti zijn er intussen peterschappen voor 600 leerlingen en studenten. Na de aardbeving werd met vrije fondsen bijgedragen in de heropbouw van meer dan vijf scholen in Port-au-Prince en werd een huis gekocht om de Stichting ‘Mamosa-Cunina’ en een 30-tal studenten afkomstig uit het binnenland in onder te brengen. Hun huis stortte in bij de aardbeving, gelukkig met beperkte menselijke schade, een inwonende jongen geraakte klem met zijn voet en die diende geamputeerd. Intussen stelt hij het goed en kreeg hij een gepaste prothese aangemeten. Toch ook even zeggen dat Cunina buiten Haïti ook zeer actief is in Nepal, Brazilië, Zuid-Afrika, Filipijnen en Oeganda. Cunina kon na de aardbeving in Nepal ook een aantal scholen (herop)bouwen in de hoge afgelegen bergstreken. Praktisch de helft van de middelen voor onderwijsprojecten gaan nu naar Nepal en bijna de helft van de peterschappen zijn eveneens voor Nepal. Haïti was de eerste bestemming, maar Nepal is de grootste bestemming geworden.

Cunina zet ook stappen naar meer geïntegreerde projecten verbonden aan scholing of vorming. Vorming leidt ook niet automatisch tot tewerkstelling, als Cunina die tewerkstelling kan bevorderen naast de vorming, wil de organisatie ook daar voluit voor gaan. Twee voorbeelden in Nepal. Een project waarbij alle aspecten van restaurant en hotel worden onderwezen gekoppeld aan klimtoerisme. Het is op de berg Makalu waar klimtoerisme toeneemt, maar er is weinig accommodatie. Door daarin te voorzien en mensen daarin op te leiden kan het toerisme daar ook verder ontwikkelen. Of een ander project waarbij Cunina samenwerkt met Veritas om naaischolen uit te rusten en daar technische opleidingen geeft die kunnen gevaloriseerd worden in naaiateliers. Technische vormingsmogelijkheden zijn té dikwijls afwezig. Ook in Haïti wil Cunina samenwerken met de zusters van Don Bosco bij het aanbieden van schrijnwerkers- en elektricienopleidingen. Vormingen die de tewerkstellingskansen verhogen zijn het doel.

Zo breidt het Cunina netwerk uit en vanuit de ondernemerswereld wordt creatief met ervaring en advies bijgesprongen. Een atypische organisatie in de wereld van Noord – Zuidrelaties die ongestoord en zonder complexen haar weg gaat. Het blijven vooral de duizenden getuigenissen van afgestudeerde petekinderen die de motor vormen van Cunina’s inzet. Allemaal kregen ze de kans om hun eigen leven in handen te nemen en zo konden velen de vicieuze cirkel van armoede doorbreken tot trots van de stichtster en medewerkers van Cunina.

Rhoddy Petit
7 maart 2018

Meer artikels uit deze rubriek