Een nieuwe lente voor Haïti

Op 20 maart jongstleden, bijna een maand na de politieke stuiptrekkingen van het regime van Jean-Bertrand Aristide, hebben Dominicaanse vrienden, solidair met het Haïtiaanse volk, ons getrakteerd op een mooi spektakel. Die dag hebben artiesten met naam en faam uit alle hoeken van het land gezorgd voor een groot cultureel festival langs de oevers van de Ozama-rivier in de Dominicaanse hoofdstad Santo Domingo ter ere van de vrouwen en de mannen uit Haïti. Zij hebben gezongen en zij hebben gedanst opdat Haïti uit zijn as herrijst in dit jaar van de 200ste verjaardag van de onafhankelijkheid. Zij hebben ons gevraagd van de nieuwe conjunctuur gebruik te maken om de wereld al onze talenten te tonen, en heel de kracht van onze geschiedenis. Ze hebben ons gevraagd een nieuwe start te nemen. Zal de boodschap gehoord worden?

Zeker, de conjunctuur die Haïti nu doormaakt, is er één vol van hoop, maar ook van onzekerheid. Alles zal afhangen van ons vermogen om met die conjunctuur om te gaan. De omstandigheden die tot de val van Aristide hebben geleid, laten een verwoest land achter, een ineengestorte staat, maar ook – en vooral – een verarmd en verdeeld volk, met gewapende bendes hier en daar. Voor de derde keer in onze geschiedenis zijn vreemde troepen ons land binnengevallen. Omdat wijzelf niet met onze geschillen kunnen omgaan?

Ondanks de sprankeltjes hoop, doemen nog altijd donkere wolken op. De politici zijn nog steeds verdeeld. Ze riskeren iedereen mee te sleuren in die afgrond zonder einde waarin Haïti al sedert meer dan twee eeuwen ondergedompeld is. Ze ruziën over postjes, over benoemingen en over verkiezingen. Ondertussen wacht een volk ongeduldig op eten, kleding, onderwijs; een volk dat eindelijk ernstig wil worden genomen. De reflex om de wapens voorrang te geven, haalt het nog steeds op dialoog, compromis en wederzijds respect. Het misprijzen van de ene sociale klasse ten overstaan van de andere is nog altijd aanwezig, ondanks het feit dat beide klassen samen deelnamen aan manifestaties die de val van Aristide voorafgingen.

Wie zal de brokken komen lijmen? Wie zal het cement vinden dat in staat is heel de Haïtiaanse natie aan dezelfde tafel te doen plaatsnemen en te laten samenwerken aan een gemeenschappelijk project?
Ik kom van het platteland. Het is zaaitijd, het seizoen van de regens is begonnen. De boeren ploegen hun velden om, maken de gronden klaar en zaaien het graan. Van deze activiteiten hangt hun overleven in de komende maanden af. Al is er geen omkadering en brengen de niet geïrrigeerde gronden maar kleine opbrengsten op, toch houden deze boeren en boerinnen niet op met planten.

Waar halen zij de kracht? Zij geloven nog in deze grond die hen zag geboren worden en opgroeien, die hen heeft gevoed. Deze hoop wil ik tot de mijne maken en delen met mijn broers en zusters. Ik zou hen willen zeggen dat de bloem van Haïti haar belofte zal nakomen en de lang verwachte vrucht zal geven. Ik zou ze willen zeggen dat een nieuwe lente is aangebroken die nog lang zal duren, lang genoeg om het hele volk te verzadigen, de kinderen naar scholen te sturen, zieken te verzorgen, de gewonde natuur aan te pakken… Maar als we willen dat die periode aanbreekt, dan moeten we onmiddellijk aan het werk gaan, want het is reeds erg laat…

Colette Lespinasse
1 juni 2004