En als Haïti zijn revolutie nu eens overdeed?

Vanmorgen nam ik deel aan de start van een mobilisatiecampagne met het oog op de herdenking, in augustus eerstkomend, van de tweehonderdste verjaardag van de ceremonie van Bois Caïman, een plaatsje bij Cap-Haïtien, de tweede stad van Haïti. In Bois Caïman vond tweehonderd jaar geleden een grote coördinatie- en planningsvergadering plaats. Deze ontmoeting lag aan de basis van de algemene opstand van de slaven van de kolonie van Saint-Domingue. Omdat zij erin slaagden hun verdeeldheid te overstijgen, konden verschillende groepen, die tot dan met elkaar overhoop hadden gelegen, de slavernij en het koloniale juk afwerpen en op 1 januari 1804 de onafhankelijkheid van Haïti uitroepen.

Spijtig genoeg komt deze belangrijke herdenking op een moment waarop de Haïtianen met een grote politieke crisis te kampen hebben. De diepe verdeeldheid tussen de verschillende sociale lagen die de natie vormen, zorgt voor een verarming zonder weerga en voor een ernstige achteruitgang van de fysische en menselijke omgeving. Het voorbeeld van de voorouders wordt vandaag helaas niet gevolgd. In plaats van het sociale weefsel te herstellen en op zoek te gaan naar de passende draad en naald, zorgen de politici met hun onderlinge twisten, waarmee geen eer te rapen valt, voor nog grotere scheuren. Jean-Bertrand Aristide, de president van Haïti, maakt van de herdenking van 200 jaar onafhankelijkheid een persoonlijke zaak om zijn gecontesteerde macht te versterken.

De bevolking wenst evenwel van dit historisch moment gebruik te maken om een alternatief uit te bouwen dat bijdraagt tot het welzijn, de vrede en de eenheid in de schoot van de natie. Delegaties van alle eilanden in de buurt komen in augustus samen om in Haïti de derde vergadering van de Caribische volkeren te vieren en hulde te brengen aan de slaven en de opstandelingen die door deze revolutie voor alle slaven van het continent de weg naar de vrijheid hebben geopend.

Tijdens de start van de mobilisatiecampagne deze morgen hoorde ik mijn hart kloppen terwijl ik opging in de boodschappen van hoop en troost, uitgesproken door vrouwen, jongeren, boeren, studenten en werknemers uit alle departementen van het land. In een verklaring die door alle aanwezigen aanvaard werd, verbinden de Haïtiaanse vrouwen en mannen zich er plechtig toe om de natie weer op te bouwen. Deze opbouw, zo stellen zij, vereist “een breuk met het heden van onbekwaamheid en zich alsmaar herhalende cycli van mislukkingen. Ze veronderstelt ook een moedige projectie in de toekomst… We moeten in staat zijn om in alle eenvoud een nieuwe beschaving tot stand te brengen die gebaseerd is op het respect voor onszelf en voor de natuur, zoals de concrete daden van solidariteit onder de boeren en de armen uit de sloppenwijken ons iedere dag leren. Onze geniale zin voor weerstand moeten wij omvormen tot een nieuwe krachtbron van positieve voorstellen.”

Bij het beluisteren van deze mooie beloftes voelde ik dat Haïti nog leeft. In het hart van deze zonen en dochters was er hoop en de wil om verder te gaan. En ik dacht bij mezelf: als Haïti zijn revolutie eens overdeed!

Colette Lespinasse
1 juni 2003