Gevangenissen in Haïti

Jozef Berghmans (Scheutist) vertrok in 1958 naar Haïti. Gedurende meer dan 40 jaar was hij er actief in verschillende parochies in het binnenland. Zijn aandacht ging vooral uit naar de vorming van mensen en catechese. Sinds enige tijd verblijft hij in Port-au-Prince, waar hij aalmoezenier is in de gevangenissen. In het volgende getuigenis beschrijft hij op indringende wijze de realiteit van de Haïtiaanse gevangenissen.

Iedereen voelt zich ‘onveilig’ in Haïti. Geweld en moord, overvallen in volle dag, politieke en sociale verdeeldheid, ongelooflijke armoede, een hopeloze toestand voor de massa… Het ergste is wel dat de meerderheid van de jongeren geen werk heeft en geen toekomst. Veel mensen gaan ten onder in een uitzichtloze, soms wrede maatschappij. Ze geraken verstrikt in drugs, kleine en soms grote misdaden, seks, en komen uiteindelijk in de gevangenis terecht. Dat is vooral het lot van de armsten onder hen.

De zo beruchte plaatsen, waar tijdens de dictatuur van de Duvaliers en nadien in de jaren ’91-‘94 tijdens het militaire bewind duizenden mensen – vooral om politieke redenen – verdwenen, gefolterd en verdrukt werden, zijn nu omgevormd tot centra waar mannen en vrouwen in hechtenis verblijven: het ‘gevang’ … De cellen bleven er praktisch even luguber en ongezond. De behandeling is er een beetje vermenselijkt.

Mijn keuze om het leed van de armen te delen – ‘Ik was in de gevangenis, en jij bent bij me gekomen’ – was voor mij een uitdaging om me te gaan inzetten in het pastoraat van de gevangenis. Ik ben er dankbaar voor. Het is voor mij ook een nieuwe leerschool aanwezig te zijn bij hen die hun vrijheid kwijt zijn en die de mensen die hen dierbaar zijn, moeten missen. Ik luister naar hun verhaal over hun lijdensweg, hun spijt, hun opstandigheid, hun bezorgdheid voor de toekomst en voor hun familie.

Ze zijn soms verbitterd en in de steek gelaten door een maatschappij die hen verwerpt en niet weet of wil weten wat er zich allemaal afspeelt achter die ‘ijzeren gordijnen’. Ik heb contact met de bewakers, de gevangenisdirecteuren, de familie van de gevangenen, het gerechtelijk systeem, dat verrot is … Met gevangenen die, afgezien van hun eigen verantwoordelijkheid, ook slachtoffer en dikwijls zondebok zijn …

In de gevangenis ervaar ik: haat, geweld onder de gevangenen, promiscuïteit, genegenheid, goedheid en solidariteit, maar ook soms een Godservaring in de woestijn.

Op 8 maart dit jaar bezocht President Aristide de vrouwengevangenis, die tezelfdertijd de gevangenis is voor minderjarigen. Enkele weken later bezocht de minister van Justitie, vergezeld van enkele hogere rechters de grote gevangenis. Gevolg: een vijftigtal gevangenen werden vrijgelaten, vooral minderjarigen. Er werden beloften gedaan dat ‘verloren dossiers’ weer uit de schuif gehaald zouden worden. Enkele rechters zouden worden toegevoegd om deze dossiers te bespoedigen. Tot nu toe bemerk ik er niet veel van.

De gevangenis in Haïti blijft mensonwaardig. Elke gevangene is zoals jij en ik een mens. Mijn relatie met de gevangenisdirecteur en de bewakers
geeft me een zekere bewegingsvrijheid om de toestand een beetje menswaardiger te maken. Mijn relatie met de gevangenen betekent voor hen soms een grote steun. Alleen al door te luisteren met mijn hart probeer ik een sprankeltje hoop levendig te houden. Elke zondag vieren we samen de eucharistie, met hen die het verlangen. Zaterdagnamiddag komen we samen rond de bijbel, er wordt meer naar elkaar geluisterd dan gepraat of gepreekt. Welke toekomst heeft een gevangene die vrij komt? Hoe kan hij of zij zijn zelfwaarde hervinden, ook al was hij of zij misschien onschuldig of min-schuldig?

De Pénitencier National

De “Pénitencier” is de grote gevangenis voor volwassen mannen. Ze is overbevolkt met haar 2300 gevangenen, terwijl er slechts opvang zou kunnen zijn voor 500. Van dit aantal zijn er (maart 2001) 236 veroordeeld, 90% zijn in zogezegde ‘voorhechtenis’. Sommigen zitten zo al verschillende jaren ‘in preventieve hechtenis’.

De gevangenen zijn verdeeld over 8 kwartieren. Elk heeft zijn naam: Titanic, La Salette, Halle, Admission, Brik, etc. Elk kwartier heeft zijn cellen, kamers van ongeveer 5 op 5, waar 20 tot 30 mensen ‘opgestapeld’ zitten. De rijkeren zitten in Titanic. Zij die minder begunstigd zijn en bijna nooit bezoek van familie krijgen, zitten in ‘La Salette’ of ‘Halle’.

De meeste zien er ziek uit. Zij die relaties en geld hebben, komen in het algemeen vlug vrij. De meeste gevangenen hebben huidziekten. Velen slapen op de grond of op een stuk karton. De voeding laat veel te wensen over, te weinig en slecht verzorgd, meestal een beetje gemalen maïs met wat zeldzame bonen tussen. Zij die geen bezoek krijgen van familie zijn er erg aan toe. Ze ontberen alles: ondergoed, zeep, tandpasta, propere kleren, geneesmiddelen…

Het water dat ze drinken, is besmet. De cellen hebben geen toiletten, de gevangenen krijgen op bepaalde tijd ‘bevel’ zich te gaan wassen, een douche te nemen of naar het toilet te gaan.

Sommigen hebben zware misdrijven begaan, anderen zitten er omdat ze geleend geld niet konden terugbetalen, drugs gebruikten of handelden in drugs, betrokken waren bij een vechtpartij. Ze zitten allemaal onder elkaar en allen worden op dezelfde wijze en met hetzelfde misprijzen als’misdadigers’ gekwalificeerd. De qevangene verliest hier elke eigenwaarde, geraakt verbitterd, ontmoedigd. De atmosfeer is er vaak zeer geladen en explosief. Sommige gevangenen zijn zonder erbarmen en wreed voor hun medegevangenen.

De veralgemeende armoede, het onrecht, het ongestraft blijven voor grote misdaden, het meer en meer verdwijnen van alle morele beginselen, bevorderen alle soorten misdrijven: diefstal, verkrachting, drugs, moord. Het geeft soms de indruk dat we in een echte jungle terechtgekomen zijn, waar geweld en misprijzen voor het leven de normaalste zaak zijn geworden.

In de Pénitencier National is er een verpleegdienst met 24 bedden, er zijn 2 dokters en enkele verplegers.

Fort National

Dit is de tweede gevangenis die ik regelmatig bezoek. Het is een gevangenis voor vrouwen en minderjarigen (jongens en meisjes). Evenals in de Pénitencier National zijn de cetlen weinig verlucht en de zon kan er niet binnen.

Alle volwassenen verblijven in een grote zaal. De minderjarige meisjes zitten ook samen in één cel. Alles bij elkaar zijn er ongeveer 100 vrouwen.
Een veertigtal minderjarige jongens zitten in een cel op de verdieping. Sinds twee weken hebben ze een ‘ijzeren kooi’ aan de cel gebouwd, groot genoeg om wat frisse lucht te vinden, wat ontspanning te nemen.

De realiteit van Fort National is wel beter dan die van het de Pénitencier National. De gevangenen hebben hun eigen bed, het eten is er beter en het personeel is correct. Van de 140 gevangenen zijn er slechts 7 veroordeeld. De gevangenis beschikt over een verpleegdienst met 5 bedden en 4 dokters, van wie 2 gynaecologen. Er is ook een beperkt programma voor rehabilitatie en sociale opvang: naaien, haken, macramé en alfabetisering. Er is een goede samenwerking tussen directie, personeel, aalmoezenier of dominee. Een zaaltje staat ter beschikking van de gevangenen voor verschillende activiteiten, sociale en religieuze.

Terwijl in de Pénitencier Nationale slechts aan een zeer beperkt aantal (20 à 30) gedetineerden wordt toegestaan de zondagse eucharistie bij te wonen, is de toestand in het Fort National normaler, en mag iedereen die het verlangt er de religieuze dienst bijwonen.

De mis wordt in de Pénitencier National opgedragen op een klein koertje in open lucht. Er zijn geen banken en de zon hindert ons erg. De vroeger beschikbare zaal of kapel is sinds januari dit jaar ingenomen door de uit de Verenigde Staten gedeporteerde gevangenen. Ze zijn met meer dan driehonderd, die door een Amerikaanse rechtbank veroordeeld werden voor: drugshandel, gewapende diefstal, of illegale binnenkomst in de V.S. Sommigen hadden hun straf al uitgezeten. In het algemeen kan men besluiten dat de rechten van de gevangenen met voeten getreden worden wat betreft logies, hygiëne, voeding en gezondheidszorg.

Zelfs de minimale rechten worden niet geëerbiedigd: geen toiletten, geen douche, geen ontspanning, geen werkgelegenheid. Nochtans heeft Haïti de wetten tot bescherming van de gevangenen goedgekeurd en ondertekend, zoals de Amerikaanse overeenkomst inzake mensenrechten, de minimumregels voor de behandeling van de gevangenen en de Verklaring van de Rechten van de Mens.

Het is hóóg dringend dat zij die in voorhechtenis zitten, voor de rechter worden gebracht. Het wordt hoog tijd dat kinderen uit de gevangenis worden gehaald en op een menselijke manier worden opgevangen om zich te kunnen reïntegreren in de maatschappij.

Jozef Berghmans
1 december 2001