Het succesverhaal van “het internationale gezelschap”


Professor Paul Collier

Het plan "Collier"

In het voorjaar leek Haïti een populaire bestemming voor de jetset van de internationale gemeenschap. Ban Ki-Moon, Hillary Clinton, Bill Clinton, de Veiligheidsraad en andere VN-delegaties, Amerikaanse parlementsleden, academicus Paul Collier en verschillende buitenlandse ministers kwamen op blitzbezoek. Met de boodschap dat de Haïtianen nog niet moeten opgeven en dat de “het internationale gezelschap” aan hen denkt. Ban Ki-Moon verklaarde bij zijn bezoek in maart dat Haïti een succesverhaal kan worden dat kan dienen als voorbeeld voor andere landen, de VN en de internationale gemeenschap zolang er maar wordt samengewerkt “als goede vrienden”. Bill Clinton, die de Secretaris-Generaal van de VN vergezelde, zou de rest van de wereld verkondigen dat Haïti een veilig land is om in te investeren.

Ter voorbereiding van het hoge bezoek van de VN had Paul Collier, professor economie aan de universiteit van Oxford, een rapport voorbereid voor Ban Ki-Moon: “Haiti: From Natural Catastrophe to Economic Security”. Er is aardig wat inkt gevloeid in de lokale pers over wat intussen het “plan Collier” genoemd wordt. Enerzijds is het een rapport dat weigert de valse premisse te aanvaarden dat Haïti hopeloos is en dat net de troeven van het land in het licht zet. Collier stelt zelfs dat als de internationale gemeenschap in Haïti faalt, ze nergens zal slagen. Maar anderzijds is het plan een blauwdruk die de buitenlandse handelsbelangen in Haïti verdedigt. De internationale donorgemeenschap moet daarvoor bijdragen opdat de infrastructuur wordt geïnstalleerd waardoor ondernemers zich met hun zaken kunnen bezighouden.

Collier stelt terecht dat de tijd rijp is om te investeren in het land daar de stabiliteit niet kan gehandhaafd blijven als de levenssituatie van de gewone mens niet verbetert. Er valt op zich weinig aan te merken op de vier prioriteiten van Collier. Jobs, basisdiensten, voedselveiligheid en een duurzaam milieubeleid moeten inderdaad vooraan op de agenda staan om de sociaal-economische situatie te verbeteren. Laat ons nader bekijken hoe Collier die vier prioriteiten invult.
 Jobs

Naast het uitbouwen van de wegeninfrastructuur van het land biedt vooral de kledingindustrie goede kansen om jobs te creëren, aldus Collier. Haïti beschikt over een groot aantal troeven, waaronder de nabijheid van de exportmarkt van de VS en de kwalitatief hoogstaande arbeid die er geleverd wordt. Of het feit dat het land lage lonen hanteert: “(…) market access is not enough: cost of production must be globally competitive. (…) In garments the largest single component of cost is labour. Due to its poverty and relatively unregulated labour market, Haiti has labour costs that are fully competitive with China, which is the global benchmark. (…) Since it is the only low-wage economy in the region, it has transport advantage over competing low-wage economies of several thousand miles.”

De twee plaatsen waar momenteel een kledingindustrie draait, zijn Port-au-Prince en de exportzone van Ouanaminthe aan de grens met de Dominicaanse Republiek. “Port-au-Prince has poor infrastructure: its electricity is unreliable and expensive, and it uses the national port which is the most expensive port in the region. In contrast, Ouanaminthe is on the border with the Dominican Republic. It buys its electricity from across the border and uses the nearest port in the Dominican Republic.”

Haïti is dus volgens Collier vooral gunstig om te investeren als je over de grens je elektriciteit koopt en je van de nabijheid van de Dominicaanse havens profiteert om van daaruit je producten te verschepen. Haïti levert gewoon goedkope arbeidskracht. Institutionele of infrastructurele versterking: nihil. Het hoeft de regering overigens ook allemaal niet teveel te kosten of moeilijk gemaakt te worden.


Speciaal VN-gezant Bill Clinton in Haïti.

Volgens Camille Chalmers, professor economie aan de Université d‘État d’Haïti en directeur van het Plateforme Haïtienne de Plaidoyer pour un Développement Alternatif (PAPDA), kan het plan Collier nooit een significante vermindering van de werkloosheid tot gevolg hebben. De uitbreiding van de vrijhandelszones die Collier naast het uitbouwen van de infrastructuur ziet als een kans om banen te scheppen, kan volgens Chalmers hoogstens complementair zijn met investeringen in de landbouw waar onmiddellijk honderdduizenden jobs gecreëerd kunnen worden. Daarmee vermindert men niet enkel de werkloosheid, men investeert tevens in de voedselsoevereiniteit van een land dat in april 2008 nog geteisterd werd door voedselrellen. Meer dan de helft van de Haïtianen leeft vandaag van de landbouw, de sector is verantwoordelijk voor 25% van het BNP en ondervoeding bedreigt een groot deel van de bevolking. Daarenboven is is de kledingindustrie volgens Chalmers één van de sectoren die zware klappen zal ondervinden van de internationale financiële crisis.

Basisdiensten

Het beste alternatief om in de basisdiensten te voorzien, is volgens Collier om de samenwerking tussen de staat, de NGO’s en privé-ondernemingen te verbeteren. Het klopt dat de overheid, met een jaarlijks budget van ongeveer 225 miljoen dollar, niet in staat is in voldoende basisdiensten te voorzien en dat deze vooral worden gerealiseerd door NGO’s en privé-ondernemingen.

Op enkele uitzonderingen na is zowat alle onderwijs en gezondheidszorg in Haïti vandaag van particuliere aard. Onderwijs is voor wie het kan betalen. De overheid beschikt niet over voldoende middelen om grote investeringen te doen en is gebonden door voorwaarden die dergelijke uitgaven verbieden. De structurele aanpassingsprogramma’s zijn daar uiteraard niet vreemd aan. Het schoolgeld is voor vele Haïtiaanse families één van de belangrijkste uitgaven. Als ze het al kunnen betalen. Met wat Collier voorstelt, krijgt een privatisering van deze basisdiensten verder vrij spel. Het is bijzonder onwaarschijnlijk dat de prijs van de diensten daarmee zal afnemen.

Voedselveiligheid

De voedselrellen in 2008 ontstonden niet omdat er een gebrek was aan voedsel, maar omdat het te duur werd. Het klopt dat het gebrek aan wegeninfrastructuur een belangrijke rem is op de situatie van de voedselveiligheid, zoals Collier stelt. In het binnenland zat ik onlangs met enkele kinderen te voetballen met sinaasappels. Beter dat dan ze te laten rotten op de grond.

Maar anderzijds heeft de landbouw veel meer nodig dan investeringen in wegeninfrastructuur, zoals Collier laat uitschijnen. De onzekere landrechten, die worden aangehaald bij de eigendomsrechten van de exportzones, zijn een fundamenteel probleem voor de kleine boer. Welke boer wil er investeren in de verbetering van de door hem bewerkte grond als hij de helft van zijn oogst moet afgeven aan de grootgrondbezitter en niet eens de zekerheid heeft het volgende jaar over dezelfde grond te kunnen beschikken, als irrigatiekanalen niet of nauwelijks onderhouden worden, als meststoffen en bestrijdingsmiddelen enorm in prijs zijn gestegen sinds ze niet meer gesubsidieerd worden? En vooral: hoe kan een lokale kleine boer, die met hoge productiekosten zit, concurreren met de gesubsidieerde landbouwindustrie uit de VS of Europa? Haïti importeert vandaag het merendeel van het lokaal geconsumeerde voedsel terwijl het enkele decennia geleden nog geen 10% invoerde.

Duurzaam milieubeleid

De dramatische ontbossing zorgt voor enorme erosie en natuurrampen, zoals de stormen van 2008 hebben aangetoond. Collier stelt voor om mangobomen te planten omdat die naast brede wortels, die de grond vasthouden, ook nog een belangrijke opbrengst opleveren. Hoewel dergelijk plan andermaal op de export gericht is en monocultuur niet gunstig is voor de biodiversiteit, is het idee niet helemaal uit de lucht gegrepen. De Haïtiaanse mango’s zijn verrukkelijk en de Amerikaanse markt is onverzadigbaar voor de zoetsappige vrucht. De lokale mango’s zijn een belangrijk exportproduct.

Een mens met gezond verstand zou redeneren dat je tussen die mangobomen nog andere zaken kan planten en dat je je over die monocultuur niet al te veel zorgen moet maken. Maar dan volgt: “Changing land rights across Haiti is not a realistic option in the short run and something analogous to export zones might be appropriate, in which mango zones with distinct land rights are piloted.” Niet enkel wordt andermaal de kleine boer vergeten wat die landrechten betreft, de mangoplantages vallen bovendien onder een speciaal eigendomsrecht, wat een diversificatie van de cultuur niet vergemakkelijkt.

Houtskool is in de steden de belangrijkste brandstof om voedsel te bereiden en de productie ervan zorgt voor een belangrijk aandeel in de ontbossing. Colliers stelt een tijdelijke subsidiëring van aardgas voor. Het idee is niet gek, maar daarmee zal de ontbossing verre van ophouden. Hij vergeet immers dat het vellen van een boom voor vele mensen vandaag de enige bron van inkomsten is, die het hen mogelijk maakt het (peperdure) schoolgeld te betalen voor hun kinderen, of om een dokter en medicijnen te betalen.

Alles behalve soevereiniteit

Colliers rapport windt er geen doekjes om: export is de toekomst voor Haïti en doortastende grootschalige visies maken geen schijn van kans. Haïti wordt gereduceerd tot een staat die goedkope arbeidskracht biedt voor buitenlandse investeerders en enkele kwalitatieve voedselproducten zoals mango’s op de markt brengt voor export.

Dat de lokale voedselvoorziening afhankelijk is van enkele geprivilegieerde en schatrijke importeurs, daarover wordt met geen woord gerept. In de lokale landbouw zijn nochtans massa’s jobs te creëren. Investeringen in voedselsoevereiniteit zou Haïti niet enkel minder afhankelijk maken van buitenlandse prijsschommelingen van voedselproducten, het zou de mensen op het platte land terug een perspectief bieden waardoor ze niet massaal de sloppenwijken in de hoofdstad komen vergroten. Een 30-tal jaren geleden produceerde dit land nog meer dan 90% van het lokaal geconsumeerde voedsel, vandaag – na decennia neoliberale maatregelen – is dat nog minder dan de helft.

Het is daar dat de grote uitdaging ligt voor dit land: mensen op het platte land via concrete maatregelen stimuleren om verder te blijven boeren, opdat ze tegen een redelijke prijs voedsel kunnen produceren voor de Haïtanen. Duidelijkheid scheppen in verband met de landrechten, reparaties en onderhoud uitvoeren aan oude irrigatiesystemen, het subsidiëren van meststoffen, een gediversifieerd bomenbestand voor de herbebossing, dat is wat er nodig is om jobs te creëren en de lokale voedselvoorziening te verzekeren.

Dat daarbij uiteindelijk de lage importtarieven op voedselproducten moeten worden verhoogd staat buiten kijf. Zolang een artisanale en volledig op zichzelf aangewezen Haïtiaanse kleine boer moet concurreren tegen een overgesubsidieerde Amerikaanse of Europese boer, die producten twee keer zo goedkoop op de markt kan brengen, geraakt Haïti geen stap vooruit. Zeker niet als de “voedselhulp” na de orkanen de lokale voedselproducenten meer schade toebrengt door uit het buitenland te blijven importeren in plaats van de lokale markt te stimuleren door lokaal voedsel op te kopen. Zaaigoed staat zelden op ontwikkelingsagenda’s, tenzij het genetisch gemanipuleerd is.

Maar wanneer was de internationale gemeenschap geïnteresseerd in de soevereiniteit van een land als Haïti? Als lagelonenland heeft het een beter potentieel voor de “ontwikkelde” landen. Zolang er hier geen staatsapparaat bestaat dat – ondanks buitenlandse druk – zelfstandig beslissingen kan nemen, zolang de overheid corrupt blijft, zolang politici geen vertegenwoordigers zijn van het volk zal er in dit land weinig veranderen aan de dagelijkse verkrachting van de soevereiniteit van dit land dat zijn “onafhankelijkheid” won in 1804.

De urgentie die Collier laat uitschijnen, is reëel. Er moet geïnvesteerd worden. Maar er moet in Haïti geïnvesteerd worden. In de infrastructuur en de nationale productie van het land, in voedselproductie voor de lokale markt, in institutionele versterking. Niet in het eenvoudig maken voor buitenlandse investeerders om hier winsten te maken. Winsten die geëxporteerd worden. Het valt ernstig te betwijfelen of de Haïtianen “als goede vrienden” met de internationale gemeenschap willen samenwerken aan een dergelijk plan. Maar dat doet er wellicht niet toe: zolang de boeren maar stoppen met boeren en in onze fabrieken gaan werken.

Joris Willems
 Haïti
1 juni 2009

Je vind het rapport van Paul Collier, Haiti: From Natural Catastrophe to Economic Security.

Meer artikels uit deze Lambi