Indianenverhalen


Carnaval in Jacmel (foto: AP/Ramon Espinosa)

HAITIANENVERHALEN

Het jongetje in de put

Waterputtend echode ik speels “allo allo” in onze put. Een buurjongetje verstopte zich achter een boom en riep met een klein stemmetje: “Ja, wie roept mij?” Nieuwsgierig begon ik een heel gesprek met het “jongetje in de put”. Hij bleek Mizè (Misère) te heten en al jaren daar beneden te wonen. Hij was van verdriet in de put gekropen toen zijn ouders gestorven waren. Sindsdien vult hij de put met zijn tranen. Ik bedankte hem voor het vele water dat hij ons elke dag schenkt en hij vroeg me 5 gourdes (ongeveer 10 eurocent). Ik haalde een muntstuk uit mijn zak en gebaarde het in de put te willen gooien. Mizè repte zich: “Nee, leg het geld liever op de rand van de put. Ik zal het straks wel komen halen….” Na de verrassende conversatie haastte “Mizè” zich naar zijn broer met de woorden: “Die blanke is écht niet goed wijs”.

In realiteit is “Miz蔑s moeder enkele jaren geleden overleden na een verschrikkelijke ziekte. Zijn vader koos ervoor om – tegen de lokale traditie in – toch aanwezig te zijn bij de uitvaart. Het volksgeloof zegt dat wie aanwezig is op de begrafenis van zijn eerste vrouw ook zijn tweede, derde, vierde… zal begraven. De familie van zijn nieuwe vriendin zag een huwelijk eerst niet zitten uit angst haar te verliezen. Gelukkig kon er na een uitgebreide dialoog toch getrouwd worden…

Stille” nacht

Haïtianen zijn zelden op tijd, maar voor Kerstmis maken ze graag een uitzondering. Al van begin november zijn we in de kerstsfeer. Op 24 december zijn de kinderen vrij: ze krijgen wat geld om te kopen wat ze willen, ze mogen laat opblijven en dergelijke. Al méér dan een maand echter knallen de voetzoekers, boomt de ballonverkoop en komen vrienden en kennissen mij om hun kerstcadeautje (“etrenn” – een graantje meepikken van de dertiende maand) vragen.

Daarenboven is het hier nu ook “winter”. Het is beduidend frisser. We hebben regenjassen en pyjama’s moeten kopen en slapen met twee lakens, terwijl je normaal gezien met moeite één lakentje op je blote lijf kan verdragen. Ik zet nu ook een keteltje water op het vuur om me met lauw water te kunnen wassen. Koud douchen – gewoonlijk een zaligheid – trekt me nu écht niet meer aan.

De jinglebell sfeer wordt nog verhoogd door de bijpassende muziek die uit de boxen van onze achterbuurman galmt. Eerst vond ik het erg asociaal van hem om de volumeknop zo stevig open te draaien. Joe deed me echter iets inzien. Samen met onze buurman zijn wij zo wat de enigen in onze wijk met ‘s avonds een beetje elektriciteit dankzij een zonnepaneel. Het is dus eerder een “dienst’ die hij bewijst aan onze buurt door haar op te luisteren met een streepje muziek. Wij hebben gewoon pech dat we zo dichtbij wonen en ik doe dan maar stopjes in mijn oren.
Onze overburen, de familie “Von Trap” (ze hebben zeven kinderen en zingen zéker even graag als de gelijknamige familie uit de “Sound of Music”), zorgen ten minste voor “unplugged “vermaak…

Werk aan de winkel

Mijn werk hier bestaat vooral uit het opvolgen van twee coöperatieve bedrijfjes. Het ene, een vijftiental jongeren, naait linnen hemden met typisch Haïtiaans borduurwerk erop en is bezig met het zoeken naar een nieuw product. Het andere, een groep van vrouwen en meisjes, maakt mandjes en onderleggers uit sisal (waar ook sjorkoord van gemaakt wordt). Deze artisanale verenigingen hebben een drieledig doel. Ze willen een inkomen bieden aan mensen in extreme armoede, een praktische ervaring in het beheren van een klein sociaal bedrijfje geven en de waardering voor de lokale cultuur verhogen. We werken aan het verbeteren van de kwaliteit en zoeken volop naar een afzetmarkt.

Joe volgt ondertussen een onbezoldigde stage bij een microkredietinstelling. Hij verschaft krediet aan groepen van vrouwelijke kleinhandelaars onder de vlag: “Klein krediet, groot verschil”. Hij doet zo interessante ervaring op op het snijpunt van zijn studie economie en zijn sociaal engagement, dat hij vroeger via de Kiwo vorm gaf.

DOMINICANENVERHALEN

De drie driftige soldaten

De bus van Dajabòn naar Santiago houdt elke keer halt wanneer we langs een militaire checkpoint passeren. Omdat er een enorme toevloed is van Haïtianen zonder papieren, is er veel controle. De eerste militair stapte kordaat de bus door tot bij de zwarten achterin en brulde “paspoort!” Aan mij, ook zichtbaar een vreemde eend in de bijt, werd niets gevraagd. De tweede soldaat vatte post aan de ingang en dwong de donkerste reizigers – met driftige gebaren – zich tot bij hem te reppen. Ik en alle andere kleurschakeringen bleven wederom buiten schot. De derde ging helemaal uit de bocht. Van in het deurgat schreeuwde hij “Hé, lelijke (“feo”) daar, papieren!”

De bruiloft van Gurabo

Op dit huwelijksfeest – en meteen ook doop van hun kindje- was werkelijk aan alles gedacht. Er was een cameraploeg, een bloemenmeisje (dat helaas zonder zweem van enige elegantie de bloemblaadjes op de grond sméét), een zatte nonkel (die absoluut Bachata met mij wou dansen) en een professionele fotografe. Deze probeerde alle mogelijke poses bij de drie etages hoge bruidstaart uit met alle mogelijke familieleden. Hij is met achttien thuis en haar opa had drieëntwintig kinderen met drie verschillende vrouwen. Zo tegen tien uur ‘s avonds konden we dus pas aanschuiven aan het buffet. De uitgehongerde eerste tafels schepten hun borden zo vol dat er voor de laatste (die van de kinderen en de onze) enkel nog de “kruimels” restten. Helaas was op deze bruiloft Jezus niet van de partij, zodat we thuis nog maar een koekje aten voor het slapengaan.

Blank-o-folie

Gewapend met flodderbroek en allesverhullende T-shirt, fluiten de “haantjes” me hier nog steevast na: “Rubia!” (Blondje??). Het neefje van mijn lerares Spaans keek me de eerste keer aan alsof ik zo uit een sprookje gestapt kwam en zei plechtig: “Tu eres preciosa!”, wat volgens mijn woordenboek “beeldschoon” betekent. De meest beklijvende ervaring was deze met onze doodzieke buurman. De laatste dagen was hij in een soort coma-achtige toestand waarin er niet meer met hem te communiceren viel. Ik probeerde dan maar mijn medeleven uit te drukken door zacht te glimlachen naar zijn glazige ogen. Plots verschenen daar pretlichtjes en – als bij wonder – spràk hij twee woorden: “Qué bonita!” (Wat mooi!). Ik blijf er heel bescheiden bij. De schaarste van een gegeerd product doet de waarde ervan nu eenmaal stijgen…

HAITIANENVERHALEN

Zombiespotting

Op televisiegebied valt er in Wanament niet veel te beleven. Met ons zwart-wit miniteeveetje, nochtans uitgerust met een mega-antenne, kunnen we enkel vier troebele lokale Dominicaanse kanalen ontvangen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mensen in de hoop op live spektakel in grote getale staan te drummen voor het commissariaat bij elke bijzondere “vangst” van de politie: een vrouw die haar man met een keukenmes had neergestoken, een directeur van een microkredietinstelling met lange vingers, een “zombie”…. Deze “levende dode” bleek een zwangere vrouw uit Port-de-Paix te zijn, die beweerde in juli te zijn overleden. Sindsdien weet ze van niets meer, enkel dat ze verschillende heuvels op en af rende en dat men haar hier in Wanament te eten gaf. Men zegt dat wanneer een zombie zout proeft, hij zijn bewustzijn terugwint. Volgens het volksgeloof heeft zij in tussentijd vermoedelijk op de een of andere plantage gezwoegd als een slaaf in opdracht van een duistere meester die haar daartoe uit de dood opwekte.

Stofweg of modderslide?

De romantiek van overal onverharde wegeltjes is er bij mij ver af. Als de zon brandt, waaien de griepzaaiende stofwolken op. De regent tovert de stad dan weer om in een gigantische modderpoel. In het stadscentrum kan je de betegelde straten op één hand te tellen. Sinds kort is de hoofdweg die de grens met de op een na grootste stad verbindt, wel netjes aangelegd. Aan de voetgangers is zelfs gedacht! Om iets of wat stoep te verkrijgen, is menig bouwovertreding met de grond gelijk gemaakt. Zowat iedereen die zichzelf respecteert, had wel een portaaltje of een veranda op de openbare weg neergepoot. Nu hebben we hoop op nog 10 kilometer extra asfalt. Van elk schoolkind wordt gevraagd hiervoor een steentje (25 gourdes – ongeveer een halve euro) bij te dragen. Wie geen duit in het zakje doet, mag de rest van het jaar thuisblijven. Ook de pre-carnavalsgroepen die nu elke zondag met traditionele ritmes (“rara”) en knallende zwepen door de straten trekken, halen centjes op.

Lies Dewallef
1 maart 2009

Meer artikels uit deze Lambi

Meer artikels uit deze rubriek