Mijnbouw in Haïti: zegen of vloek?

Een verlaten mijn door Clark
Een verlaten mijn door Clark

De ongebreidelde consumptie van elektronicatoestelletjes, vooral in het Westen maar ook geleidelijk aan wereldwijd, net als de technologische ontwikkelingen in het algemeen, hebben de vraag naar grondstoffen en meer bepaald edele metalen flink de hoogte ingejaagd. Slapende reserves moeten in ontginning en het is koortsachtig zoeken naar nieuwe rendabele exploitaties overal in de wereld. Mijnbouw wordt gepercipieerd als een noodzakelijk kwaad. Dat heeft natuurlijk alles te maken met zijn kwalijke reputatie als bedreigend voor het milieu en voor de gezondheid van mijnwerkers en van ganse gemeenschappen. Té dikwijls is het een motor voor wilde corruptie, die ook het extreem geweld niet schuwt en onbestraft laat. Net voor ik dit artikel aanvat lees ik in de Wereld Morgen hoe milieuactiviste Berta Cáceres op 3 maart werd vermoord in Honduras. Helaas het gevaarlijkste land voor milieuactivisten met volgens de organisatie Global Witness 101 doden tussen 2010 en 2014.

Mijnbouw is geen speeltuin

Hispaniola, het gezamenlijk eiland met de Dominicaanse Republiek, leverde met Indiaans goud en zilver een serieuze boost aan de ontwikkeling van het Spanje van de 15de en 16de eeuw. Hispaniola kreeg daar zelf niets voor in de plaats. En dat is nu net de schaduwzijde van de bodemrijkdommen in Haïti. De beloftes die natuurlijke bodemrijkdommen inhouden in termen van mogelijkheden voor ontwikkeling blijven beloftes als er geen duidelijke regelgeving is rond mijnbouw. Deze beloftes moeten bovendien ook nog afdwingbaar zijn door een sterke administratie. En als die mijnbouw dan goede inkomsten oplevert voor de overheid, is die dan ook bekwaam om er effectieve ontwikkeling mee te genereren? Mijnbouw in Haïti dreigt de weg op te gaan van de Congolese mijnbouw en deze van veel andere landen… goed voor de mijnbouwbedrijven, goed voor een beperkte landelijke elite, maar helaas negatief voor de ontwikkeling van de brede bevolking en het land in het algemeen.

De mijnbouwmaatschappijen aanwezig in Haïti worden ongeduldig. In 2012 kregen de Canadese bedrijven Eurasian Minerals één en Ressources Majescor Inc. twee exploitatievergunningen. Ook het Amerikaanse bedrijf VCS Mining kreeg een exploitatievergunning. Samen zijn deze exploitatievergunningen goed voor 120 km2 of 12.000 ha. Toch staan deze mijnprojecten nu op waakvlam, wegens wettelijke onzekerheid. Op 24 februari 2013 kondigde de senaat een moratorium af voor alle mijnactiviteiten omdat de uitvoerende macht de geldende wettelijke regulering niet volgde bij het uitreiken van deze vergunningen en in het onzekere politieke klimaat niet de capaciteit had om sereen te onderhandelen met de mijnbouwbedrijven. Het decreet van 1976 vormde tot nog toe het belangrijkste wettelijke kader voor de mijnbouwindustrie in Haïti. Het stamt dus uit de Duvalierperiode en is niet meer rechtsgeldig onder de door het volk gestemde grondwet van 1987.

Voorwaarden voor moderne mijnbouw

Onder leiding van de regering en begeleid door een expert van de Wereldbank, werkte een werkgroep, samengesteld uit ambtenaren van het Bureau Mijnbouw en Energie, het Ministerie van Economie en Financies en het Ministerie van Milieu, een voorstel van ‘mijnbouwwet’ uit. Belangrijke sectoren uit het Haïtiaanse middenveld hebben bezwaar bij dit initiatief. Ze gaan ervan uit dat de mijnbouwbedrijven betrokken werden in dit voorstel terwijl er geen enkele participatie of vertegenwoordiging was van het volk. Het is o.a. dit voorstel van wet dat door Oxfam Amerika tegen het licht werd gehouden, gemotiveerd door de 30 jaar inzet van Oxfam Amerika in Haïti en verrijkt met de 15 jaar engagement van Oxfam Amerika wereldwijd in aan mijnbouw gerelateerd ontwikkelingswerk.

Oxfam Amerika is niet principieel tegen ertsen- en olieontginning. Ze geloven dat onder de gepaste omstandigheden deze industrieën kunnen bijdragen in de armoedebestrijding. Maar na grondige analyse van de huidige situatie en van het voorstel van de nieuwe mijnbouwwet zijn deze voorwaarden nu niet aanwezig in Haïti. Zij doen dan ook een aantal aanbevelingen die kunnen bijdragen tot het creëren van betere omstandigheden. Deze slaan vooral op het starten van een dialoog met de middenveldorganisaties over de beste manier om aan mijnbouw te doen. Deze dialoog zou de discussie moeten openen over de drempel en mechanismen van de elementaire overheidscapaciteit om transparantie te verzekeren en effectief gebruik te maken van de inkomsten uit de mijnbouwsector. Middenveldgroepen zouden een formele rol moeten krijgen in het herzien van het inkomstenbeheer van de mijnbouwsector en zouden de mogelijkheden moeten krijgen om deze capaciteit te ontwikkelen. De Haïtiaanse wetgeving dient afgestemd op de geldende globale normen en beste praktijken betreffende transparantie, beslissingsbevoegdheid van de gemeenschap en bescherming van de leefomgeving. De Haïtiaanse bevolking is vragende partij om beter geïnformeerd en betrokken te worden bij wat hun dagelijkse situatie betreft.

Er blijft dus nog een weg te gaan vooraleer Haïti en vooral het Haïtiaanse volk de volle baten van zijn rijke ondergrond kan benutten. Het democratisch gehalte, het respect voor de rechtstaat en de visie op ontwikkeling van toekomstige regeringen zal in deze beslissend zijn. De middenveldorganisaties kunnen alvast op de steun van Oxfam Amerika en andere niet-gouvernementele organisaties rekenen om dit proces op te volgen en om met de bodemrijkdommen een basis voor ontwikkeling en armoedebestrijding te leggen.

Rhoddy Petit
15 maart 2016

Meer artikels uit deze rubriek