Naar Soukri, een heilige plaats van de Voodoo

Een kop mierzoete koffie en dan vertrekken we, naar Soukri, een betoverende plaats waar oerkrachten aanwezig zijn. Het is een van de grote lakou’s van Gonaïves. Figaro, een slaaf met kennis van andere werelden, genas de dochter van een koloniaal. Als dank kreeg Figaro een lap grond waarop hij drie grote lakou’s oprichtte: Souvenans (Dahomey), Badjo (Nago) en Soukri (Kongo). In een overvolle bus rijden we langs de zee, dorre cactuslandschappen en vruchtbare valleien naar het noorden. Er heerst een uitgelaten sfeer en konpamuziek schelt – te luid – uit de boxen. Aangekomen in Gonaïves kopen we kaarsen en clerin (geen feest in Haïti zonder deze plaatselijke sterke drank) en laten ons per motor naar de lakou rijden.

Ik snak naar een duik in de rivier Manbo Inan, genoemd naar de vrouw van Figaro. Maar eerst moet ik onderdak vinden. We huren een huisje met strodak voor honderdvijftig Haïtiaanse dollar. ‘Vijftig voor de muren, vijftig voor het dak, en nog eens vijftig voor de deur’, grapt iemand. Rieten slaapmatten en een sleutel moeten we nog kopen. Na heel wat gedoe is het slot geïnstalleerd en lopen we tussen akkers, omringd door blauwe bergen. Via kleine paadjes en over irrigatiekanaaltjes bereiken we de warme rivier waar we het kleverige stof van ons afspoelen. Op de terugweg kleurt de lucht zalmroze, af en toe een bliksemschicht. Ik hoop dat het gaat regenen. De grond is gebarsten van de droogte en mijn ogen jeuken van het stof. We zoeken een plaatsje in de fleurige tempel – hemelsblauw, fletsrood, lichtgroen en bleekgeel – voor de kleine openingsceremonie. Even zijn er problemen met de generator, hetgeen op luid boegeroep wordt onthaald, maar daarna lijkt alles in orde. Op de achtergrond het monotone geluid van de generator en de sjirpende krekels. Kinderen spelen en lopen lachend overal tussendoor. Mensen staan te babbelen in groepjes, maken plezier, zien elkaar weer. Flessen clerin doen de ronde, iedereen rookt mekaars sigaretten.

De volgende dag, 15 augustus, is er een grootse ceremonie. Twee tamboerspelers (Kongo is de enige voodooritus die met twee tamboers wordt gespeeld) lokken ons naar de tempel. Alle ingewijden, meestal vrouwen, dragen witte gewaden en hebben een witte hoofddoek omgeknoopt. Na een aantal zanggebeden worden drie geiten ritueel geofferd. Na enkele uren komt de opgezweepte stoet weer aan in de tempel. ‘s Avonds wordt het feest voortgezet. Alle ingewijden hebben hun witte gewaden gewisseld voor uitbundige kleuren. Af en toe wordt er luid gegild en geroepen. Als een verfrissende douche krijg ik regelmatig ‘dlo Florida’ of clerin over me heen gegooid. Soukri is veel uitgelatener en heter dan Souvenans. Het ritme is dan ook heel wat sneller. Souvenans eert het rustige Dahomey en is bovendien een ‘royaume’. De regels zijn er veel strikter. Soukri daarentegen kent een boerenbevolking die zich al generaties lang krom werkt op de akkers. Het karakter van deze mensen is gestaald door het labeur. De sfeer is veel meer opgehitst en ruwer en het gebeuren is niet zo strikt geregeld. Tot in de vroege uurtjes wordt er getrommeld en gezongen, gedanst en gedronken.

Zaterdag nestel ik me uitgeput tussen de wortels van de heilige boom Lenba om daarna te plonsen in de rivier. De rest van de dag wordt daar luierend doorgebracht, tot we door hevige regen overvallen worden. De hemel blikt vooruit op een onrustige nacht. Ook in ons huisje stroomt het water binnen. De mat wordt opgerold tegen de muur gezet met daarop een torentje van rugzakken. In de regen glibberen we blootsvoets de tempel binnen waar de ceremonie, enkele uren later dan gepland, begint. Plots komt een ingewijde me halen. Ik moet een kleed aan. ‘Je danst toch niet in jeans?’ Ik word meegetroond, krijg een fleurig kleed en er wordt een sjaal rond mijn hoofd geknoopt. Terug in de tempel sta ik wat te dralen tot ik in de groep dansenden word getrokken. Even later geef ik me volop en knipoog naar een Namibische, die ook andere kleren aangetrokken kreeg.

Zondagochtend zijn we vroeg uit de veren. Maandag moet ik werken, en in Haïti vertrek je het best vroeg in de ochtend om er zeker van te zijn dat je je bestemming bereikt. Met spijt laat ik de lakou, de sfeer en de rivier achter me. Wie eens van Soukri heeft geproefd, wil terugkeren naar deze heilige plaats.

Sara Van den Eynde
1 september 2003