Nationaliteit versus burgerschap

De jongste 3 maanden bereikten ons hartverwarmende berichten over Haïtianen die naar het buitenland geëmigreerd zijn. Drie landgenoten werden op belangrijke posten in de Canadese en Amerikaanse administratie benoemd. Gelijktijdig werd er hier veel gepraat over de verkiesbaarheid tot president van Haïtianen die een andere nationaliteit hebben aangenomen. Verwijzend naar de grondwet schuiven zowel voor- als tegenstanders allerlei argumenten naar voren om hun standpunt kracht bij te zetten.

Dit debat is van groot belang en confronteert ons met een realiteit waar we niet vaak genoeg bij stilstaan: momenteel leeft een kwart van de Haïtiaanse bevolking (ongeveer 2,5 miljoen van de 8 miljoen Haïtianen) in het buitenland, vooral in de V.S. Het zijn overwegend mensen die in Haïti zijn opgeleid en die zich verplicht zagen naar het buitenland te trekken op zoek naar een beter bestaan. De geldsommen die ze overschrijven, vertegenwoordigen de voornaamste deviezenbron voor het land. Van zijn in het buitenland levende zonen en dochters ontving het land in 2004 ongeveer één miljard dollar; een bedrag dat de beloofde en druppelsgewijs geleverde internationale hulp ver overtreft. De diaspora wordt alsmaar belangrijker en is niet meer weg te denken uit de Haïtiaanse economie.

Tegelijkertijd verliest het land elke dag kaderleden en heeft het grote moeite om mensen te vinden die voor zijn ontwikkeling kunnen instaan. De opgestuurde dollars kunnen dit verlies niet goedmaken. Ze worden gebruikt voor het levensonderhoud en voor de opleiding van Haïtianen die vroeg of laat het land zullen verlaten. Om –zoals ze zelf zegt – het land op het juiste spoor te zetten, wil de internationale gemeenschap de aanwezigheid van haar functionarissen onbeperkt verlengen. Ondertussen verliezen wij onze best gevormde mensen. De emigratie is als een bloeding die we niet kunnen stelpen. We hebben heden ten dage niet alleen nood aan een politiek beleid dat mensen overtuigt om te blijven, maar tevens de terugkeer aanmoedigt van hen die in het buitenland verblijven. En hier knelt het schoentje. Zullen zij die terugkeren zich zo betrokken voelen bij deze natie dat zij belangrijke posten willen bekleden? Getuigen zij die (ondanks de interne verwikkelingen) ervoor kozen om te blijven van grote openheid? Behoren zij inderdaad tot de meest geëngageerde groep? Hoe meet je graad van betrokkenheid van een persoon bij zijn land, of de bekwaamheid om ’s lands belangen te verdedigen? Welke plaats moet er aan de diaspora toegekend worden in het beleid en de ontwikkeling van een land? Hier woedt het debat tussen nationaliteit en burgerschap het hevigst. Volgens sommigen verwijst de nationaliteit naar de culturele identiteit die men nooit verliest. Zij gaan er dan ook van uit dat wie een andere nationaliteit heeft aangenomen het volste recht heeft om gelijk welke functie in Haïti uit te oefenen. Voor anderen kan dat niet. Zij nemen een tegenovergestelde positie in.

Terwijl we op verkiezingen afstevenen, beroeren deze fundamentele en complexe vragen sinds enkele maanden het land. Bevredigende antwoorden blijven uit. In de plaats van ons aan te zetten na te denken over de huidige toestand, riskeert dit debat over nationaliteit en burgerschap het land verder te verdelen en de afstand tussen Haïtianen in en buiten Haïti te vergroten. De vraag is immers slecht geformuleerd. Het gaat er volgens mij niet om te discussiëren over wie nu al dan niet kandidaat voor een post mag zijn. Het gaat er om te onderzoeken hoe Haïti het menselijke potentieel, de vorming en de ervaring van al zijn kinderen kan aanwenden, of ze nu in of buiten het land leven. Al de rest is bijzaak. Net zoals andere landen de kwaliteiten en de bekwaamheden van hun landgenoten wisten te waarderen en aan te wenden door ze belangrijke posten toe te vertrouwen, kunnen wij ons de vraag stellen of wij de mogelijkheden hebben om hetzelfde te doen met onze eigen kinderen.

Colette Lespinasse
1 december 2005

Meer artikels uit deze Lambi