Préval krijgt geen tegenkanting


Vreugde na de verkiezing van René Préval.

René Préval is nu zo’n vier maand president en alles lijkt nog goed te gaan. Préval duidde Jacques-Edouard Alexis aan als eerste minister. Eind mei werd hij bijna unaniem aanvaard als eerste minister door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Daarop vormde hij een nieuwe regering, bestaande uit 18 ministers, afkomstig uit zes politieke partijen.

Premier Alexis is 58 jaar, agronoom van opleiding, en hij was reeds eerste minister gedurende twee jaar op het einde van het eerste mandaat van René Préval. Zijn algemene politieke verklaring werd unaniem goedgekeurd door de senaat op 6 juni. De eerste minister centraliseerde zijn voorstellen rond het thema ‘Een nieuwe start’. Hij noemde verschillende essentiële voorwaarden: een nationale dialoog en verzoening, de beschikbaarheid van basisdiensten, een programma voor sociale rust, het zoeken naar een evenwicht tussen demografische groei en nationale productie, en het herstellen van het staatsgezag. Dit laatste veronderstelt onder meer een substantiële toename van het aantal politieagenten en het starten van een ontwapeningsprogramma (DDR: programme de désarmement, démobilisation et réinsertion sociale). De eerste minister mikt op vier polen om de economie nieuw leven in te blazen: het toerisme, de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, de industrie en de landbouwproductie.

President Préval zei dat de sfeer van overleg het totstandkomen van het kabinet mogelijk heeft gemaakt. ‘Het is de vrucht van de overtuiging van het volk dat de dialoog de enige oplossing is voor de huidige situatie.’ Hij zegt te hopen dat dialoog, geduld, bescheidenheid, verdraagzaamheid en respect, die de vorming van deze regering mogelijk hebben gemaakt, ook de leidraad zullen zijn voor haar daden. Sprekend over het ambtenarenapparaat zegt hij dat de versterking van de staat geen kwestie is van het vervangen van personen, maar van een verandering van de structuur. ‘We moeten de fouten vermijden die sinds twintig jaar begaan zijn.’

Geen lokale verkiezingen

De gemeenteraadsverkiezingen die door de CEP voorzien waren voor 18 juni, werden verschoven naar een latere, nog niet bepaalde datum. De gedeeltelijke parlementsverkiezingen, die georganiseerd dienden te worden voor 12 volksvertegenwoordigers en 3 senatoren, werden eveneens uitgesteld. Volgens de directeur van de CEP zijn de nodige fondsen voor de organisatie van deze verkiezingen niet beschikbaar. Er zou ongeveer 13 miljoen dollar voor nodig zijn. De recente parlements- en presidentsverkiezingen hebben meer dan 60 miljoen dollar gekost, waarvan 10% te betalen door Haïti.

De Dominicaanse Republiek

In juni werden in twee dagen 380 Haïtianen uit de Dominicaanse Republiek verdreven. Vijf van hen werden ervan beschuldigd een meisje te hebben ontvoerd met de bedoeling haar te verkrachten. De mensen uit de buurt eisten van de autoriteiten hen gevangen te zetten en alle Haïtianen in de buurt het land uit te zetten. Volgens organisaties die zich om de Haïtianen bekommeren, werden in de eerste vijf maanden van dit jaar al rond de achtduizend Haïtianen uit de Dominicaanse Republiek gezet.

In Ouanaminthe-Dajabón werden van april tot juni 1.323 Haïtianen de grens overgezet. Volgens Solidarite Fwontalye drong de Dominicaanse vreemdelingendienst met geweld de huizen binnen en richtte revolvers op de aanwezigen. Ze werden twee aan twee aan elkaar vastgebonden en als vee in autobussen geduwd, zonder kans hun eigendommen te beschermen en hun familie of vrienden te waarschuwen.

Toch nog geweld

In Port-au-Prince werden tijdens de maand mei 10 politieagenten gedood. Twee van hen werden onthoofd in Cité Soleil. Volgens de politie worden dit soort wandaden het meest gepleegd door recidivisten. Ze maken er op sommige radiozenders met een zekere fierheid melding van. Begin juni werden bij een treffen tussen manschappen van de VN-blauwhelmen van de Minustah en gewapende mannen drie mensen gedood. Het was het ergste incident waarbij de Minustah betrokken was sinds een aantal maanden. Midden juni werden drie politieagenten gedood in Port-au-Prince. In minder dan twee maand tijd werden meer dan 20 politieagenten vermoord.

Twee mensenrechtenorganisaties schreven een open brief aan premier Alexis over de situatie in Carrefour Feuilles en Martissant. Sinds het begin van juni zaaiden gewapende bendes terreur in deze wijken. De inwoners hebben voortdurend te lijden van bendes uit de buurt, die hulp krijgen van andere bendes uit de hoofdstad.

In Port-au-Prince werden ook weer meer mensen ontvoerd. Alleen al in mei waren er twintig ontvoeringen. In een periode van twee weken werden er 303 arrestaties verricht, de meeste wegens kidnapping. Volgens de politie komt dit vooral omdat verdachte misdadigers door rechters zijn vrijgelaten. Op 19 juni werd een Canadese missionaris ontvoerd. De politie probeerde hem te bevrijden, maar zonder succes. Uiteindelijk werd hij vrijgelaten na betaling van 2000 dollar losgeld.

De Minustah meldde dat tussen 17 en 24 juli twaalf leden van gewapende groepen die de blauwhelmen aanvielen, werden gedood en zes gewond. De Minustah leed geen verliezen.

De relatie met Frankrijk

Van 28 tot 30 juni bracht Préval een officieel bezoek aan Frankrijk. Na zijn gesprek met de Franse president verklaarde Préval dat de hervorming van de justitie essentieel is voor de bestrijding van de criminaliteit en voor het aantrekken van investeerders. Hij heeft met Chirac gesproken over de rol van een gendarmerie die de Haïtiaanse politie kan aanvullen. Op het ogenblik zijn er binnen de Minustah 81 Franse gendarmes.


Ondanks de relatieve rust, patrouilleert de Minustah nog steeds door de straten.

Volgens de Franse minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn de gebieden, waarin Haïti de komende jaren het meest investeringen nodig heeft, bij uitstek die gebieden waar Franse ondernemingen goed in zijn: toerisme, openbare werken en infrastructuur, openbare diensten, telecommunicatie en landbouw. ‘Ik denk ook dat het essentieel is te helpen bij het mobiliseren van de hoogopgeleide mensen in de diaspora. Ze vormen een belangrijke troef voor uw land. Voor de Franse regering is dit een nieuwe prioriteit. Ze heeft deze mobilisatie van migranten ten dienste van hun vaderland tot een essentieel onderdeel gemaakt van onze ontwikkelingssamenwerking.’

Tijdens een bijeenkomst met de Haïtiaanse gemeenschap in Parijs gaf Préval toelichting bij zijn programma. Hij zei prioriteit te geven aan investeringen en noemde als voorbeeld de politiek die Taiwan vijftig jaar geleden voerde en die geleid heeft tot een groot succes. Daarom ook vraagt hij aan de internationale fondsen geld voor de aanleg van wegen. Op het gebied van onderwijs legt hij de nadruk op de mogelijkheden die de informatica biedt.

De internationale gemeenschap

Ongeveer 400 internationale afgezanten namen deel aan een internationale conferentie voor de economische en sociale ontwikkeling van Haïti die op 26 juli gehouden werd in Port-au-Prince. De Haïtiaanse regering stelde een ontwikkelingsplan op voor de periode 2006-2011. De geldschieters beloofden 750 miljoen dollar voor de augustus 2006 – september 2007. Dit geld laat de Haïtiaanse regering toe om een plan dat sociale rust brengt uit te voeren. In dit kader zullen de problemen van de achterstallige lonen en van de gedemobiliseerde militairen worden aangepakt en zullen gemeentelijke projecten worden opgestart. De Europese Unie beloofde aan de Haïtiaanse regering een extra premie van 58 miljoen euro indien er goed bestuurd wordt. Op korte termijn gaat de EU 73 miljoen euro geven aan Haïti. Voor de periode 2008-2012 voorziet de EU een bedrag van 233 miljoen euro. De Europese Commissaris van Ontwikkelingszaken, Louis Michel, zegt dat van de toegezegde 233 miljoen er 177 miljoen bedoeld zijn voor de aanleg en verbetering van de wegen.

Lavalas

Jocelerme Privert, minister van Binnenlandse zaken onder Aristide, werd na twee jaar gevangenschap op 15 juni vrijgelaten. Volgens zijn advocaat kon niets bewezen worden van betrokkenheid bij de massamoord in La Scierie. Privert moet zich wel ter beschikking van justitie houden. De andere beschuldigde in de zaak La Scierie, voormalig premier Yvon Neptune, is niet in beroep gegaan en zit nog steeds vast. Verschillende fracties van Lavalas blijven de vrijlating eisen van hun aanhangers die ze ‘politieke gevangenen’ noemen. De aanhangers van Lavalas blijven ook de terugkeer eisen van Aristide die nog altijd in ballingschap verblijft in Zuid Afrika.

Bart van Malderen
1 september 2006