Recocarno & co

koffiedrinken met Max Havelaar op Haïti

FLO krijgt op 27 mei 2003 uit handen van de Koning Boudewijn Stichting (KBS) de Internationale Koning Boudewijnprijs voor ontwikkelingssamenwerking. U kent FLO niet? FLO staat voor Fair Trade Labelling Organisations International, zeg maar de koepel van de nationale Max Havelaar organisaties (lees ook het kaderstukje “FLO & co”). De belangrijke Koning Boudewijnprijs, die in 1992 o.a. naar de Grameen Bank in Bangladesh ging, wordt uitgereikt aan initiatieven die “duurzame veranderingen op gang brengen, die multipliceerbaar zijn en lokaal ingebed”. Volgens KBS-voorzitter Peter Piot wordt FLO onderscheiden voor “haar pionierswerk dat benadeelde producenten en arbeiders in het Zuiden de kans geeft rechtstreeks en onder eerlijke voorwaarden deel te nemen aan de internationale handel, door een systeem van certificatie, steun aan de producent, marktontwikkeling en informatie voor de consumenten.” In dit systeem kan ook de consument het verschil maken door te kiezen voor producten met het Max Havelaar-label. En daarbij maakt het Max Havelaar-initiatief een constructieve link mogelijk met de bedrijfswereld. Deze criteria waren doorslaggevend bij het selecteren van FLO uit wel 200 kandidaten.

Max Havelaar België is een van de stichtende leden van FLO. Om na te gaan of het systeem effectief “doet wat het zegt te doen”, nodigde de KBS in samenwerking met Max Havelaar België een tiental journalisten uit om kennis te maken met drie producten uit het gamma van Max Havelaar. Er werd gekozen voor cacao en bananen in de Dominicaanse Republiek en voor koffie in Haïti. De cacao, bananen en de koffie uit deze landen worden op de Belgische markt verwerkt (de koffie weliswaar in mengelingen).

Van 4 tot 12 mei 2003 ging het gezelschap van journalisten met o.m. Nic Baltazar eerst naar de Dominicaanse Republiek, om vandaar door te rijden naar Recocarno, een producentenorganisatie van koffieboeren in Haïti.

Haïti & koffie

Met een bevolkingsdichtheid van zowat 270 inwoners per km² is Haïti één van de dichtstbevolkte landen in het ‘zuiden’. De landbouwpolitiek van dit land heeft er daarbij voor gezorgd dat de bodem van het land sterk geërodeerd, ontbost en onvruchtbaar is.

Waar in de jaren zestig en zeventig het land nog voor ongeveer 30% van zijn exportinkomsten op de koffie kon rekenen, is ook dit product sterk achteruitgegaan (nu nog slechts 12% van de export). De bevolking, die het moet stellen met een gemiddeld inkomen van 460 Amerikaanse dollar per hoofd (in een maatschappij waarin de inkomensongelijkheid daarenboven zeer groot is) leeft voor ongeveer 80% beneden de door de Wereldbank gehanteerde armoedegrens.

Recocarno

Recocarno is een federatie van 6 groepen, samen ongeveer 4.000 koffieboeren. Ze stelt zich tot doel de koffiesector nieuw leven in te blazen, de organisaties te versterken en de koffie van de eigen leden te verkopen. In 1997 werd Recocarno lid van FLO en nog datzelfde jaar verkocht de organisatie, die goede banden had met Oxfam in het Verenigd Koninkrijk, in totaal 2 containers “groene” koffie aan Twin Trading, een importeur die 100% Fair Trade invoert. Het jaar daarop gooide orkaan George roet in het eten, de productie daalde, en vanaf 1999 ging het gestaag omhoog.

Vorig oogstjaar (de oogst loopt van oktober tot januari, de verkoop tot ongeveer mei-juni) verkocht Recocarno in totaal zeven containers, samen zo’n 105 ton koffie. Voor de Amerikaanse markt verkoopt Recocarno ook een ‘gourmet-koffie’. De boeren die aangesloten zijn bij dit programma, dat erg veeleisend is qua kwaliteit, kregen in totaal zelfs 27 gourdes over het oogstseizoen 2001-2002.Recocarno wil op termijn een van de grote uitvoerders van Haïtiaanse koffie worden, maar de organisatie wil vooral de kans geven aan kleine boeren om uit het slop te geraken. Recocarno werkt sinds kort ook samen met boerenorganisaties in verschillende andere regio’s (Hinche, Chambelin-Baraderos, le Sud-Est, Thomassique, Cerca La Source …).Onlangs werd Recocarno bij de minister van Landbouw ontboden. Hij was geïnteresseerd in de manier waarop Recocarno erin slaagt boeren te betrekken bij een programma dat mikt op kwaliteit, rechtstreekse export naar de VS, Japan en Europa, en een programma voor biologische productie en certificering. In een land dat reeds decennia gebukt gaat onder chaos zijn dit realisaties waar men in Haïti naar opkijkt.

Traditioneel wordt de koffie in Haïti in de schaduw van bomen geteeld, en daardoor is koffie zoals ook de cacao een teelt die het milieu op een natuurlijke wijze beschermt. De koffie uit Haïti wordt van oudsher gewaardeerd als een “zware en volle koffie, met een lage zuurtegraad en tamelijk mild “. Nochtans heeft de koffie uit Haïti veel van zijn “pluimen” verloren, o.a. omdat de overheid terzake geen beleid heeft en geen enkele steun biedt aan de kleine koffieboeren. Opbrengsten zijn gedaald, de planten zijn oud, de familiale bedrijven worden verwaarloosd en ga zo maar door. De koffie uit Haïti is op de internationale markt makkelijk 12 dollarcent per pond (0.453 kg) minder waard, en dat terwijl de internationale marktprijs de laatste jaren niet boven de 65 dollarcent uitsteeg. In mei 2003 kreeg men er dus 51 dollarcent voor, terwijl de internationale marktprijs op 63 stond.

Productie en verwerking van koffie

Veel koffie uit Haïti is sowieso van biologische of liever van natuurlijke kwaliteit, vaak gewoon omdat de boeren het geld niet hebben om chemische middelen te gebruiken. De voornaamste variëteit is Arábica, een koffie die in Vlaanderen het leeuwendeel (85%) van de koffieconsumptie voor zijn rekening neemt.

Een kleine individuele koffieboer, zoals er in Haïti meer dan 100.000 bestaan, verkoopt zijn koffieproductie vaak “op stam” aan een lokale opkoper. Alles heeft te maken met het structureel gebrek aan financiële reserves. Daardoor moet een boer voor gelijk welke uitgave, bijvoorbeeld voor schooluniformen bij de aanvang van het schooljaar, een lening aangaan bij iemand in het dorp die wél geld heeft. Dat krediet krijgt hij niet gratis. Men meldde ons intrestvoeten tot 20% per maand (de bankintrestvoet schommelt rond 50% per jaar). Daarnaast bedingt de kredietgever dat hij een voorkeurrecht krijgt op de oogst, uiteraard tegen een voordelige prijs. Als de kredietgever dezelfde is als de lokale koffiekoper, spreekt men van een “voltigeur”. Boeren zijn zo met handen en voeten gebonden aan voltigeurs die hen niet alleen lage prijzen betalen, maar hen ook nog eens trachten te bedriegen, b.v. door getrukeerde weegschalen en dito kwaliteitscriteria.

Als kleine boer kan je onmogelijk alleen uit deze negatieve spiraal geraken. Geen bank die je krediet geeft, want je hebt niets dat als onderpand kan dienen ; je slaagt er nooit ofte nimmer in enige reserve zelf op te bouwen, de prijzen zijn de laatste drie jaar nauwelijks hoger dan de productiekosten. Overleven is de enige boodschap, zelf je eten verbouwen, geen of zo weinig mogelijk uitgaven doen, hopen dat niemand ernstig ziek wordt… Naar school gaan is er vaak niet bij, waardoor de graad van ongeletterdheid oploopt tot 50%. Vrouwen hebben gemiddeld 4,3 kinderen, en het sterftecijfer bij kinderen onder de 5 jaar ligt op 120 per 1000.

Recocarno

Begin jaren negentig is door een aantal internationale NGO’s de koffieproblematiek van Haïti in kaart gebracht. Een aantal groepen koffieboeren die voor deze studie gecontacteerd werden, besloten een federatie te vormen met als doel de koffiesector op te waarderen: Recocarno.

Toen onze groep, die ondertussen nog acht deelnemers telde, na een helse tocht van vier uur “putten en bulten”, het kantoor van Recocarno in Cap Haitien bereikte, wachtte ons een warm welkom, en uiteraard een volle warme kop kwaliteitskoffie van eigen bodem.

Van bes tot café lavé…

Traditioneel verkoopt de individuele boer zijn koffie “in de bes” aan de voltigeur. De koffiebonen, zij aan zij in de bes, worden daarna langs “droge weg” verwerkt tot exportkoffie of groene koffie.

Droog verwerkte koffie wordt internationaal minder gewaardeerd, omdat de kwaliteit minder goed gecontroleerd wordt. Daarom koos Recocarno (tenminste voor Haïti) resoluut voor een nieuw verwerkingssysteem: de koffie wordt in lokale verwerkingseenheden ontpulpt, de slechte bonen worden verwijderd, en de goede worden zongedroogd tot ze niet meer dan 12° vocht bevatten. Haïtiaanse koffie wordt dan “café lavé” en krijgt een betere prijs.

Flo & co

De Fair Trade beweging bestaat reeds zo’n 40 jaar, en de pioniers waren de nationale Oxfam-organiaties, eerst in het Verenigd Koninkrijk, later in België, Nederland, Zwitserland enz.

Halfweg de jaren 80 stelde UCIRI, een koffiecoöperatie uit México: “Elk jaar uw giften krijgen om een vrachtwagen te kopen of een schooltje te bouwen, dat is natuurlijk prima. Het is een manier om onze armoede draaglijker te maken. Maar een correcte prijs voor meer van onze koffie: dat zou pas een echte steun zijn”.

Max Havelaar ontstond in 1989, toen in Nederland de eerste koffie met het Max Havelaar-label in de supermarkt ‘om de hoek’ kwam te liggen. Nadien volgden België, Zwitserland en andere landen. Nu, zo’n veertien jaar later, zijn er 17, waarvan 14 in Europa en 3 daarbuiten (VS, Canada, Japan). In 1997 besloten deze organisaties een overkoepelende structuur uit te bouwen. Zo werd FLO geboren, voluit: Flair Trade Labelling Organisations International. De werkverdeling is grotendeels zo: FLO is verantwoordelijk voor nieuwe producten (er zijn ern nu 9), de criteria voor de producten, alsmede de controle en de certificering in het Zuiden. De ‘Max Havelaars’ zijn verantwoordelijk voor de promotie van het keurmerk op hun eigen markt en voor de bewustmaking van het publiek in eigen land.

Max Havelaar is dus zelf geen koper of verkoper van koffie of andere producten. Het is een keurmerk. Uiteindelijk is het keurmerk de garantie voor consument en handelaar dat de ganse keten van een product wordt gecontroleerd en getoetst aan internationaal afgesproken eerlijke handelscriteria. Een producentenorganisatie mag er pas bijkomen als het gaat om een groep van kleine democratisch georganiseerde producenten die een goed product aanbieden dat beantwoordt aan internationale kwaliteitsnormen.

Niet alleen producenten, maar ook arbeiders kunnen genieten van de voordelen van het Fair Trade systeem. Theeplantages, sinaasappelplantages, bananenplantages worden ook onderworpen aan de FLO-controle: krijgen de arbeiders er het gewaarborgd wettelijk loon, werden de arbeidsomstandigheden vastgelegd in een arbeidscontract, draagt de ondernemer zijn bijdrage af aan de sociale zekerheid, werken er geen kinderen op de plantage, zijn er veiligheidsvoorschriften, wordt het afval zoveel mogelijk gerecycleerd, worden de chemische middelen progressief vervangen door biologische, enzovoort.

Een ander belangrijk gegeven is geld. Om te kunnen concurreren met de voltigeurs, die lage prijzen bieden maar de koffie contant betalen, heb je als organisatie geld nodig. Recocarno heeft een klein kredietfonds, maar onderhandelt nu met de Europese delegatie in Haïti over een roterend kredietfonds om een groter deel van de oogst van de leden contant te kunnen betalen.

Koopérative de Planteurs de Kafé de Puilboreau

Op vrijdag 9 mei 2003 waren we te gast bij KPKP in Puilboreau, op 3 uur rijden van Cap Haitien. KPKP groepeert zo’n 350 leden en het is een van de zes coöperaties van Recocarno. We werden verwelkomd door zo’n 20 leden.

De voorzitter legde ons uit dat als je als boer je koffie het laatste seizoen verkocht aan een voltigeur, je 6 gourdes (er zijn ongeveer 45 gourdes in 1 US-dollar) per pond exportkoffie kreeg. De leden van Recocarno krijgen in eerste instantie, bij levering, 10 gourdes. Nadat Recocarno over het ganse oogstseizoen de berekening heeft gemaakt van wat verkocht werd onder Fair Trade en wat onder andere voorwaarden, wordt de definitieve jaarafrekening gemaakt, en de boeren krijgen een bonus. Die bonus bedroeg het seizoen 2001-2002 nog eens 8 gourdes. In totaal kregen alle boeren van Recocarno een totaal van 18 gourdes per pond, in vergelijking met de 6 die de lokale opkopers betalen. En dit ondanks het feit dat Recocarno slechts een klein deel van zijn koffie onder fair trade-voorwaarden kan verkopen, waardoor de fair trade premie uiteraard ook beperkt is.

Waarom de vrouwen zich organiseren? Carina Jean zegt: “Om zelf te kunnen beslissen, om niet louter afhankelijk te zijn van de beslissingen van de mannen. We hebben nog niet echt veel concreets gerealiseerd…” Een uur later verkopen ze ons toch trots een 10-tal glazen bokalen gepasteuriseerd fruit.

Gevraagd naar de dromen die de groep koestert, antwoordt Carina: dat haar kinderen meer en betere koffie kunnen verkopen, dat de prijzen omhoog gaan, dat de vrouwen zich integreren in de organisatie en dat de jongeren een goede opleiding kunnen genieten om daarna het bedrijf van hun ouders over te nemen. Hebben ze het beter, vraagt een kritische journalist. De groepsleden antwoorden dat ze tevreden zijn nu ze weten dat ze opgenomen zijn in een groter geheel dat zelfs tot in het buitenland interesse wekt, dat er veel boeren vragen lid te worden van de organisatie, wat een bewijs is van de resultaten, dat er betere prijzen zijn, dat de koffiestruiken beter verzorgd worden, dat er nu ook een kwekerij is waar de boeren tegen een voordelige prijs nieuwe en kwalitatief goede plantjes kunnen kopen. Eén deelneemster zegt nu tenminste te weten hoeveel haar koffie waard is op de internationale markt. Voordien had ze daar absoluut geen idee van.

Johan Declercq
1 juni 2003

Meer artikels uit deze Lambi