Terug van even weggeweest uit woelig Haïti

Pas geland, valt het me op dat de luchthaven én vernieuwd én “onder controle” is. Er staan groepjes legertenten, helikopters en jeeps van de Amerikaanse mariniers. Terwijl ik – snakkend naar een sigaret en water – in de rij voor de douane aanschuif, komen er plots drie soldaten langs. Welke nationaliteit ze hebben, weet ik niet – ik ben te verrast -, maar hun jonge, onverschrokken blik ontgaat me niet.

Als Jan Hoet me door de middagdrukte naar huis rijdt, zie ik tot mijn plezier dat de straatverkopers op hun vaste plaats soezen, wachtend op een klant die een blikje tomatenpuree of enkele sigaretten nodig heeft. We rijden langs afvalbergen. De aanblik ervan is me vertrouwd, maar nu zijn ze echt wel enorm: tientallen meters lang, enkele meters hoog en breed.
Thuis krijg ik een warm welkom van de andere bewoners en de wasvrouwen. De straatverkopers die me kennen en mijn collega’s zijn eveneens blij dat ik terug ben. Ik ook. Al heb ik momenten dat ik moedeloos ben. Het land zit – alweer – op een dieptepunt.

De straat waar ik werk, ligt in hartje commercieel centrum van de stad. Benzinestations, banken, supermarkten, muziekwinkels en andere kleine handelszaken zijn geplunderd, kort en klein geslagen, uitgebrand. Ik merk er nog weinig van. De drie benzinestations functioneren weer, de bank is opnieuw open en wordt geschilderd. Ook de boekhandel achter de hoek is open. Het gamma is uitgebreid, er worden nu ook boeken met een stempel van de Bibliothèque Nationale aangeboden. Een herinnering aan de dechoukaj. De kleine handelaars blijven echter toe. Ze durven niet, het land is te gevaarlijk, of ze hebben er het geld niet voor.

De prijzen van de basisproducten swingen de pan uit, die van geïmporteerde luxeproducten blijft stabiel. Spaghetti en rijst zijn in prijs verdubbeld. Een goed gevuld bord met rijst, bonen en een beentje kip kost nu zeven Haïtiaanse dollar in plaats van vier. Er zijn opvallend minder taxi’s in de straten. Zodra het donker is, vind je er geen meer. De chauffeurs hebben schrik. Er zijn te veel overvallen. Te veel carjackings. Als ik in de avondschemering op straat rondloop, roept een bezorgde verkoopster me na: “Ga niet te ver! Na zeven moet je niet meer buitengaan. Vergeet niet dat de gevangenen vrij zijn. De nacht behoort aan de zenglendo’s!”

De nachten zijn donker, er is bijna geen elektriciteit. Vroeger kregen we ongeveer twee, drie uur per etmaal, nu is dat de hoeveelheid voor een hele week. De avonden breng ik door bij kaarslicht. Op mijn werk, in Bon Nouvèl, wachten we op elektriciteit. Ik klets wat, lees boekjes, word ongeduldig… Een collega heeft met draadjes een verbinding met een ander elektriciteitscircuit gemaakt, zodat we van twee netwerken kunnen profiteren. Maar het haalt niet veel uit. Onmogelijk de lay-out van de nieuwe editie te doen. Vier weken te laat bezorgen we het nummer aan de drukker. Op een dag worden we urenlang beloond met elektriciteit. Er heerst een enorme bedrijvigheid. Achterstallige rapporten worden getypt, de administratie doet een inhaalpoging. ’s Avonds hoor ik de reden van deze onverwachte hoeveelheid stroom: de president was op bezoek in het nabijgelegen Hôpital Général. Voor een keer hadden ook de dokters stroom om te werken en was er energie om het mortuarium te koelen.

Op 18 mei viert Haïti de creatie van zijn – overigens prachtige – vlag. Op de vraag waarom de supermarkt open is op deze feestdag, antwoordt de kassierster teneergeslagen: “We hebben geen vlag meer, de Amerikanen hebben hem gestolen.”

Het is het regenseizoen. “Het regent veel,” merkt iemand op: “Lang en veel. Ik kan me niet herinneren dat het ooit zo geregend heeft.” Mogelijk dat het oudevrouwenpraat is, maar als ik de verklaring hoor die een man ervoor geeft, moet ik even glimlachen. “Haïti heeft een verhitte periode achter de rug. Daarom regent het zo veel. Het is een geschenk van de goden om de verhitte geesten in de aarde af te koelen en gunstig te stemmen.” Ik hoop dat het waar is. Dat de geesten Haïti voor een keertje gunstig gezind zijn…

Sara Van den Eynde
1 juni 2004

Meer artikels uit deze rubriek