Tézen

Er was eens een bescheiden gezinnetje dat vredig leefde in een klein dorpje. Papa was houthakker, mama werkte op het veld en de kinderen hielden zich bezig met huishoudelijke taken. Elke morgen ging hun dochter Sarah water halen bij de bron. In de namiddag was het de beurt aan haar broer Nicolas. Het water dat Sarah meebracht, was altijd helder, terwijl dat wat haar broer meebracht ondrinkbaar en heel slijkerig was. De ouders waren kwaad op hun zoon, die niet kon uitleggen wat er aan de hand was. Op een dag besliste Nicolas zijn zus Sarah te volgen zodat hij haar geheim kon ontdekken. Die morgen ging Sarah zoals gewoonlijk naar de bron, Nicolas volgde haar en verborg zich achter de grote flamboyants, die de weg opfleuren. Toen Sarah bij de bron was aangekomen, zette ze haar kalebas neer en zong een zoet liedje waarop ze de beguine danste :

Tézen nan dlo
Mon ami mwen
Tézen, Tézen
Mon ami mwen1

Plots werd het water helder en een mooie fonkelende vis verscheen en zette zich naast Sarah. Na een hele tijd praten sprong de vis met een sierlijke duik terug in het water en verdween. Sarah kwam dichterbij, vulde haar kalebas en ging ervandoor. Onmiddellijk na haar vertrek werd het water slijkerig en vuil. Nicolas ging er snel vandoor om aan zijn vader te vertellen wat hij gezien had. Die laatste had het moeilijk om Nicolas te geloven. De vader, die niet kon verdragen dat zijn dochter een verhouding had met een vis, besloot op een mooie ochtend met zijn groot geweer naar de bron te gaan in de hoop de vis te doden.
Hij ging dicht bij de bron zitten, deed de stem van zijn dochter na, danstte en zong :

Tézen nan dlo
Mon ami mwen
Tézen, Tézen
Mon ami mwen

Het water werd helder, de vis schitterde aan het oppervlak. De vader van Sarah nam zijn oud jachtgeweer, richtte het op Tézen (de vis) en doodde hem. Fier over wat hij gedaan had, nam hij de vis mee naar huis en zijn vrouw maakte er een heerlijke maaltijd van.

Creoolse verhaaltjes van Marlène Dorcena

Tézen is één van de verhaaltjes uit het boek Creoolse verhaaltjes van Marlène Dorcena dat in april 2004, met een voorwoord van René Verreth en tekeningen van Bénéla Desauguste, in het Nederlands én het Frans (Contes Créoles) verschijnt bij Editions du Coq, rue Fernand Piron, 6, 7011 Ghlin
(http://users.belgacom.net/lesfrespils, e-mail: lesfrereplis@belgacom.net). Het boekje zal een zestigtal bladzijden tellen en 10 euro kosten, over te maken op rekening 035-4194099-54 van bovengenoemde uitgever.

Terwijl de hele familie van de vis aan het smullen was, bleef Sarah in de tuin om te rouwen om de dood van haar vriend-vis. Zij neuriede haar lievelingslied. Maar haar broer Nicolas bleef niet ongevoelig voor haar verdriet. Daarom ging hij de tuin in om zijn zus te troosten. Die was zich op een vreemde manier aan het ingraven, enkel haar armen en haar gezicht bleven over. Opgeschrikt liep Nicolas terug en vertelde het nieuws aan zijn vader, die hem niet wilde geloven en dacht dat zijn zoon leugens aan het verkondigen was. Toen hij de reactie van zijn vader zag, ging Nicolas moeder zoeken en vertelde haar dat zijn zus zich had ingegraven. Maar spijtig genoeg was het reeds te laat. Ter plaatse gekomen zag moeder enkel nog de haren van haar dochter.

Enkele ogenblikken later bevond Sarah zich in een magnifiek paleis waar een charmante Prins, die niemand anders was dan Tézen, haar met veel liefde ontving. De Prins vertelde haar dat hij in een vis was veranderd nadat hij een fee had beledigd. Die fee had hem gezegd dat hij pas zijn menselijke gedaante terug zou aannemen indien een charmant en mooi meisje zich uit liefde voor hem levend zou laten begraven. De Prins en Sarah trouwden met elkaar, zij kregen vele kindertjes en Sarah liet heel haar familie voor altijd in haar paleis wonen.

Marlène Dorcéna
Vertaling: Ingrid Valkeniers

1 Tézen in het water / Mijn goede vriend

René Smeets
1 december 2003

Meer artikels uit deze rubriek