Toekomst en hoop voor Haïti

14 mei 2006. Na twee moeilijke overgangsjaren legt een nieuwe president, René Garcia Préval, de eed af voor een mandaat van vijf jaar aan het hoofd van Haïti. Begin februari drukten mannen en vrouwen uit alle lagen van de bevolking de wil uit dat ze in vrede wilden leven en volgens democratische principes. Ze deden dat door massaal deel te nemen aan de presidentiële en parlementsverkiezingen. Wat houdt het land nog in petto voor de toekomst?

TOEKOMST EN HOOP! Dit zijn de twee sleutelwoorden waar de bisschop keer op keer naar verwees tijdens de inhuldigingsceremonie van de nieuwe president. Deze woorden vertalen heel luisterrijk de verwachtingen van miljoenen Haïtiaanse vrouwen en mannen uit zowel binnen- als buitenland met betrekking tot de toekomst van hun land.

Zij zijn de onenigheid, het getreuzel, de ellende, de corruptie en het wanbeheer die het land vernederen beu. Zij verwachten een opvoeding voor hun kinderen, ziekenzorg, eten voor iedereen, werk voor de jongeren, en speciale aandacht voor de vrouwen, die een te zware last op hun schouders dragen. Voortaan wil het Haïtiaanse volk de toekomst met grotere sereniteit tegemoet zien.

Ondanks de ontgoochelingen uiten talrijke kunstenaars en ambachtslui de hoop op de toekomst in picturale meesterwerken over onderwerpen die ze nog nooit met eigen ogen hebben gezien of die ze nog nooit zelf hebben meegemaakt.

Maar vooraleer deze hoop werkelijkheid wordt en blijft, moeten wij nog talrijke uitdagingen het hoofd bieden: in onszelf, in onze instellingen en in onze relaties met het buitenland.

Eerst en vooral moeten de verschillende segmenten van de Haïtiaanse samenleving mechanismen uitdenken om te breken met elke vorm van uitsluiting die de dialoog en de participatie verhinderen. Daarvoor zijn een nieuw beleid en nieuwe gedragingen nodig ten opzichte van de Creoolse taal, ten opzichte van de voodoo, die de godsdienst is van een groot deel van de bevolking, en ten opzichte van vrouwen en kinderen.

Want ondanks de inspanningen van organisaties die de nationale taal verdedigen, heeft het Creools nog altijd geen bestaansrecht. Bij de investituur van de president van de republiek deed het parlement alles in het Frans en negeerde zo de grote meerderheid die deze taal niet spreekt. Er moesten protesten aan te pas komen bij de staatsomroep vooraleer de journalisten overschakelden van het Frans naar het Creools.

En hoewel de grondwet van het land de lekenstaat in het vaandel voert, is het door een katholieke ceremonie dat het nieuwe staatshoofd ingehuldigd werd. Op die manier werden andere christelijke godsdiensten en zelfs de voodoo uitgesloten, de voodoo die toch door het grootste deel van de bevolking beleden wordt.

Ten slotte waren in alle officiële activiteiten die te maken hadden met de machtsoverdracht de mannen alomtegenwoordig: van de Kamer naar het presidentiële paleis, en langsheen de Senaat moest je lang zoeken om een vrouw te ontwaren. Eens te meer werd de vrouwelijke 52% van de bevolking genegeerd.

Het zijn slechts details die nochtans een mentaliteit weerspiegelen, reflecties, gewoontes, en zelfs een politiek. Dit alles moet veranderen, willen we uitmonden in harmonie, en in participatie, de draagster van vooruitgang en vrede. Het is ten koste van dit voortdurend vraagtekens plaatsen bij zichzelf en met de blik op de toekomst dat het Haïtiaanse volk de nieuwe weddingschap zal kunnen winnen die het zonet is aangegaan met de komst van een nieuw staatshoofd.

Colette Lespinasse
1 juni 2006