Toussaint Louverture


In korte tijd werd Toussaint Louverture de held van de Ha

De strijd gaat door

In ons vorig dossier schreven we dat Tousaint Louverture niet bij het prille begin van de zwarte bevrijdingsstrijd aanwezig was. Hij voegde zich slechts na een paar maand bij de opstandelingen in het noorden. Vrij snel werd hij hun charismatische leider. Hij straalde gezag, kennis en inzicht uit en bracht discipline in het slavenleger, vooral op momenten dat de tegenkantingen van blanken en mulatten het grootst waren. Deze discipline was de sleutel tot zijn uiteindelijke succes.

Wie was Toussaint Louverture?

Hij werd geboren op 20 mei 1743, een dag die toen op Saint-Domingue nog als Allerheiligen gold. Vandaar zijn voornaam. Hij was een tenger en krom lopend jongetje, daarom kreeg hij als kind ook een bijnaam: fatras-baton, breekbaar stokje. Hij kwam evenwel uit een familie die van Afrikaanse koninklijken bloede heette te zijn, en ondanks zijn aanvankelijke tengerheid groeide hij toch uit tot een jongeman met een zeldzaam uithoudingsvermogen. Zijn peetvader bracht hem kennis van kruiden en planten bij. Hij leerde hem lezen en een beetje schrijven, zelfs wat Latijn. Ook de plantage-eigenaar, Bayon de Libertad, had schik in de jongen en liet hem boeken uit zijn bibliotheek lezen. Later besloot hij Toussaint de vrijheid te schenken op het grondgebied van de plantage. Hij kreeg ook zestien hectaren voor eigen beheer, met dertien slaven om toezicht op te houden. Zo bouwde Toussaint zelf een kleine koffieplantage op terwijl hij tegelijk de leiding had over het dienstpersoneel van Bayon de Libertad en tevens diens vaste koetsier was. Tijdens de ‘vuurnacht’ toonde Toussaint overigens zijn dankbaarheid. Langs alleen hem bekende wegeltjes voerde hij Bayon de Libertad en diens vrouw naar de kust, zodat ze veilig van het eiland konden ontsnappen.

Bij de opstandelingen in het Noorden

In november 1791 voegde Toussaint zich als arts bij het leger van de opstandige slaven. Hij beoefende er echter niet allen de geneeskunde, maar verwierf al snel faam als leider van geslaagde guerrilla-acties. Spoedig werd hij de eerste luitenant van Biassou. Ook Jean-Jacques Dessalines behoorde tot het kamp, hij was één van de gretigste volgelingen van Toussaint. De slavenlegertjes, samen ongeveer dertigduizend man, beheersten voortdurend grote delen van het platteland in het noorden. Soms deden ze uitvallen naar het westen en het zuidwesten. De wapens kwamen vooral uit Santo Domingo, waar de Spanjaarden al een tijd zaten te popelen voor een oorlog tegen de Fransen.


Toussaint Louverture

Overal strijd

Ondertussen woedde ook in het zuiden al maanden een burgeroorlog tussen de blanken en opstandige zogenaamd ‘vrije’ mulatten. De kleurlingen kwamen voor hun rechten op en wensten niet langer slechts een soort tweederangsburgers te zijn. De onvermurwbaarheid van de blanken op Saint-Domingue om tegemoet te komen aan de eisen van de mulatten, laat staan aan die van de opstandige slaven, vormde voor Frankrijk de aanleiding om in september 1792 drie nieuwe commissarissen met aanzienlijk meer volmachten dan hun voorgangers naar het eiland te sturen. Het waren Sonthonax, Polvérel en Ailhaud. Sonthonax was ongetwijfeld de belangrijkste van de drie. In 1791 had hij zich in een theoretisch geschrift tegen de onderdrukking van de zwarten op Saint-Domingue uitgesproken: “de gronden op Saint-Domingue behoren toe aan de zwarten, zij hebben die verdiend in het zweet huns aanschijns”.

Maar eerst en vooral moest hij op het eiland orde op zaken stellen. Ondertussen was immers in Frankrijk de monarchie afgeschaft en de Republiek voelde zich eindelijk in staat om tegen alle tegenstanders in het offensief te gaan, zowel tegen de opstandige slaven als tegen de mulatten, ja zelfs tegen een blanke royalistische afscheidingsbeweging in Port-au-Prince. Voor dit alles had Sonthonax 6.000 manschappen bij zich, aangevoerd door generaal Laveaux. De opdracht was evenwel niet gemakkelijk. Gedurende bijna een jaar vocht zowat iedereen tegen iedereen. In juni 1793 kwam het tot een ware holocaust in en rond Cap Français. Slavenlegers uit de bergen onder leiding van Macaya en Pierrot verenigden zich met slaven van de stad. Er werd geplunderd en gebrand: dit was het einde van de blanke suprematie. “C’est la fin du monde, mon enfant”, schreef een vluchtelinge aan haar dochter.

Het Evangelie van Frankrijk

De ruïnes van de Cap smeulden nog na, toen Sonthonax de volgende verklaring in alle dorpen en kampen liet afkondigen: “Aanhoor, Burgers, het Evangelie van Frankrijk! Er zijn geen slavendrijvers en kannibalen meer. De blanken die gebleven zijn, respecteren de wetten en principes van Frankrijk. De Republiek verlangt vrijheid en gelijkheid van alle mensen, zonder onderscheid van kleur; alleen koningen zijn uit op slaven. De republiek adopteert jullie als haar kinderen.”

Voor de slavenlegers in het Noorden kwam de verklaring echter wat laat. Al een heel jaar had Toussaint geen enkele beweging gezien in de opstelling van de Fransen en daarom was hij toenadering blijven zoeken tot de Spanjaarden in Santo Domingo. Hij besefte weliswaar dat ook de Spanjaarden niet direct de slavernij zouden afschaffen, maar met hun hulp kon hij misschien het gehele eiland veroveren en de totale slavenopstand ontketenen. Nadat het Franse juk was afgelegd, kon hij de Spanjaarden nog altijd tot blijvende concessies dwingen.

Vlamingen in het Franse leger

Voor het expeditieleger van Leclerc had Napoleon ook vier schepen uit de ‘Bataafse Republiek’ gevorderd. Daarop bevonden zich vooral soldaten van Duitse en Nederlandse herkomst, maar ook een honderdtal Vlamingen. Ze vertrokken uit Vlissingen onder het bevel van vice-admiraal Hartsinck.

De Republiek verlangt vrijheid en gelijkheid van alle mensen; zonder onderscheid van kleur; alleen koningen zijn uit op slaven.

De Engelsen mengen zich

Ondertussen waren er ook tussen Engeland en Spanje afspraken gemaakt: Spanje kreeg de vrije hand in het Noorden, terwijl Engeland het Zuiden en de kustgebieden mocht bezetten. In september 1793 landde er vanuit Jamaica een Brits expeditiecorps. De Franse linies stortten spoedig ineen. De Engelsen veroverden Leugane, Saint-Marc, Verrettes, Bombarde, Petite Rivière. De Spanjaarden – zeg maar: hun speerpunt Toussaint – veroverden Plaisance, Terre Neuve, Limbé, Gonaives en Marmelade. De Fransen werden teruggedreven naar de noordelijke havenstadjes en Saint-Domingue leek voor Frankrijk definitief verloren. In Port-de-Paix werd Laveaux belegerd door een combinatie van Engelsen, slaven en Spanjaarden. Toussaint werd de weldoener van Santo Domingo genoemd. Voor hem werden Te Deums opgedragen en hij werd gedecoreerd met de hoge orde van koningin Isabella.

De ommezwaai

In mei 1794 nam Toussaint echter plotseling een bocht van 180 graden. Hij besloot zich tot de Fransen te wenden. Waarschijnlijk begon hij te beseffen dat er met de Spanjaarden en Engelsen toch niet samengewerkt kon worden voor een totale bevrijding van de slaven. In de overwonnen gebieden restaureerden zij immers de oude slaventoestanden. Sonthonax had dan tenminste nog zijn declaratie uitgevaardigd. Per brief had Toussaint contact met Laveaux. Deze had de eerste berichten uit Frankrijk bevestigd. De Conventie had inderdaad officieel de slavernij opgeheven! Zes zwarten en mulatten waren toegetreden tot de Conventie. Er was nu dus maar één plaats waar Toussaint thuis hoorde: naast en bij de Fransen. Frankrijk leidde in Europa de revolutie voor alle havelozen. Onder dezelfde leuzen zou Toussaint nu op Saint-Domingue slavenrevolte én Franse Revolutie met elkaar kunnen verbinden tot één alles omverwerpende vloedgolf.


Dessalines en zijn generaals in Gonaives roepen de vrije zwarte Republiek Haïti uit.

Hij opende een heftige strijd tegen zijn vorige bondgenoten en begon voor Frankrijk gebieden te heroveren. Sonthonax bleef consequent: in zijn ogen waren de slaven het volmaakte deel van de mensheid waarop de revolutie kon verder bouwen. Maar Frankrijk riep hem terug en Laveaux werd interim-gouverneur. Deze liet toen aan Parijs weten dat hij over een geheel nieuw geheim wapen beschikte: Toussaint en zijn vijfduizend sterke strijders. Er moesten revolutionaire uniformen opgestuurd worden, voor Toussaint zelfs een generaalstenue.

De strijd tegen de Engelsen

In het najaar van 1794 concentreerde Toussaint zich op een reeks offensieven tegen de Engelsen. In het Noorden had hij de handen vrij gekregen omdat Spanje zich na het verdrag van Bazel uit Santo Domingo ging terugtrekken. Nu werd hij werkelijk dé held van de slavenopstand. In de gebieden waarover hij gezag kreeg, pakte hij de situatie erg pragmatisch aan. De slavernij werd weliswaar plechtig opgeheven, maar de blanken werden niet volledig onteigend. Zij konden voor één derde bezitter van hun eigen plantage blijven. Er was nu een eerlijker arbeidssysteem, maar dat betekende nog niet dat er niet hard meer moest worden gewerkt. Op langdurig lanterfanten zette hij de doodstraf. De Engelsen van hun kant kregen het hoe langer hoe moeilijker. In het begin van de campagne konden ze nog enigszins militair weerstand bieden, maar vanaf eind 1795 vielen ze meer en meer ten prooi aan de gele koorts en malaria. Versterkingen die vanuit andere Engelse gebieden werden overgebracht, ondergingen hetzelfde lot. Uiteindelijk zouden ze zich in maart 1798 beginnen terug te trekken. Toen men alles voor de evacuatie aan het regelen was, behandelde de Engelse generaal Thomas Maitland Toussaint duidelijk als de de facto leider van het eiland.

Burgeroorlog

De Franse commissaris Roume rapporteerde in februari 1799 aan Parijs dat 90% van de bevolking achter Toussaint stond. Een probleem was de overige 10%, die stond achter de mulattengeneraal Rigaud, die vooral in het Zuiden opereerde. Diezelfde maand hield Toussaint in de oude kathedraal van Port-au-Prince een toespraak tot de kleurlingen:

“Gens de couleur”, waarschuwde hij van op de preekstoel, “Waar zijn jullie op uit? Al sinds het begin van de revolutie hebben jullie de zwarten bedrogen. Iedereen weet dat jullie het meesterschap over de kolonie willen, de blanken willen uitroeien en de zwarten als slaven willen behouden. Mulatten, ik kijk tot op de bodem van jullie ziel. Jullie staan klaar om tegen mij op te staan.” Inderdaad, in de dorpen en stadjes kwamen zwarten en mulatten tegenover elkaar te staan en worstelden zolang tot de een de andere de keel kon oversnijden. Men verscheurde zelfs de lijken ‘opdat de grassen sneller zouden kunnen groeien van hun bloed’. Duizenden bejaarden, vrouwen, kinderen werden gedood. De beide kampen moesten in wreedheid niet voor elkaar onderdoen.


De vrijheidsstrijder wordt gearresteerd.

Roume, die opdracht kreeg van het Directoire het bloedbad te stoppen, stelde op 3 juli 1799 Rigaud buiten de wet, maar het zou nog tot 1 augustus 1800 duren vooraleer Toussaint zijn triomfantelijke intocht in de zuidelijke stad Les Cayes kon houden. De overwonnen mulatten werden nadien echter nog op de meest afschuwelijke wijze verder afgeslacht.

De verovering van Santo Domingo

Het hele eiland moest nu, zonder dat de band met Frankrijk officieel behoefde te worden verbroken, een ijzersterke vesting worden van vrijgevochten slaven. Toussaint besloot dus de verdere toepassing van het verdrag van Bazel te versnellen en tegen Frans advies in Santo Domingo al vroeger binnen te vallen. Het werd een militaire wandeling voor de mannen die als slaven nog zes jaar geleden in dienst van de Spanjaarden hadden gestaan. Na een paar kleine schermutselingen kon Toussaint reeds in januari 1801 zijn plechtige intrede in Santo Domingo houden, de ongeveer 15.000 slaven kregen onmiddellijk de vrijheid. Hij had nu één groot Saint-Domingue opgericht en reeds in het voorjaar gaf hij aan alle gemeenten in het land de gelegenheid petities in te dienen voor een op stapel staande grondwet.

Alle mensen zullen op dit eiland leven, geloven en sterven als vrije Fransen.

De dood van Toussaint

Na zijn aankomst in Frankrijk werd Toussaint opgesloten in het Fort de Joux, te Pontarlier in de Franse Jura. Het nagenoeg oninneembare fort bevond zich op een rotsachtige heuvel van 500 meter hoogte. Ontsnappen was bijna onmogelijk.

Men kan nu nog steeds de cel bezoeken waarin Toussaint heeft verbleven en op 7 april 1803 is gestorven, ziek en verstijfd van de barre koude. Hij werd begraven in de kapel van het fort na een mis met de priester als enige aanwezige.

Later werd tijdens verbouwingswerken het kapelletje afgebroken. De restanten uit de graven die men vond, werden verwerkt in een nieuwe vestingmuur. Voor Toussaint werd een herdenkingskruis opgericht op het grasveld even buiten de muur. Haïtianen leggen er nu nog steeds bloemen neer.

Om de gebeurtenissen van 200 jaar geleden te herdenken, werd in juni van dit jaar een buste van Toussaint vanuit het presidentieel paleis te Port-au-Prince overgebracht naar de cel in het fort. Het gebouw wordt als site toegevoegd aan de ‘Route de l’Esclavage’, een UNESCO-project.

Een grondwet

Op 9 mei kwam er al een ontwerp en op 7 juli 1801 werd dat ontwerp de nieuwe constitutie. Toussaint wou voor ééns en altijd de slavernij van het eiland bannen: “Alle mensen zullen op dit eiland leven, geloven en sterven als vrije Fransen.” Hijzelf kreeg de absolute uitvoerende macht en hij mocht zelf zijn opvolger benoemen ‘gedurende de ganse duur van zijn glorieuze leven’. Belangrijk was de arbeidswetgeving. Na de gebeurtenissen van de afgelopen jaren was het land immers één grote ruïne, er moest dringend weer een natie opgebouwd worden. Het was duidelijk dat daartoe de verwoeste plantages hersteld dienden te worden. Maar hoe kon hij dit doen zonder terug de slavernij in te voeren? De oplossing voor dit dilemma was de fermage. De staat werd eigenaar van de meeste plantages en liet ze beheren door officieren. De ex-slaven werden nu als arbeiders voor onbepaalde tijd verbonden aan een plantage. Via een systeem van schaalwetten ging een derde van de opbrengst naar de arbeiders, een derde naar de beheerder of eigenaar en een derde naar de staat. Om landloperij tegen te gaan, werd een arbeidskaart ingevoerd die tevens kon dienen als persoonsbewijs. Toussaint huldigde een harde arbeidsethos en verwachtte dit ook van zijn soldaten aan wie hij in feite de hele top van de samenleving had toevertrouwd. Hij creëerde inderdaad een soldatenstaat, maar de economie kwam langzaam terug op gang.

Napoleon en de invasie

Voor de eerste consul van Frankrijk, Napoleon Bonaparte, was de toestand op Saint-Domingue echter al lang een doorn in het oog. De annexatie van Santo Domingo en de door Toussaint eigenmachtig uitgevaardigde constitutie waren er teveel aan. Bovendien hadden ex-planters hem ervan overtuigd dat alleen de herinvoering van de slavernij het economisch herstel zou kunnen bewerkstelligen. Hij besloot eind 1801 een expeditieleger te sturen om orde op zaken te stellen. Als aanvoerder voor dat leger koos hij niemand minder dan zijn eigen schoonbroer: Victor-Emmanuel Leclerc. De opdracht was kort en bondig het herstel van het ancien régime. Op een zestigtal schepen met ongeveer 6000 zeelui en 21.000 soldaten werd er vanuit verschillende havens vertrokken. De soldaten waren goed getraind en stonden onder het bevel van bekwame officieren. Toussaint moet evenwel van tevoren van hun komst geweten hebben, want toen de eerste landingen plaats vonden, stond hij hen al van op de heuvels van Samana op te wachten. Zijn verdediging zou simpel maar onmeedogend zijn. Hij gaf zijn luitenanten bevel om de steden en de plantages in brand te steken, de blanken te vermoorden, en af te wachten tot het klimaat de Fransen grotendeels zou uitroeien om dan de laatste overlevenden letterlijk af te slachten.

Koupé tèt! Boulé kay!

Christophe was de eerste om Toussaints bevelen uit te voeren. Op 4 februari 1802 werd Cap Français ’s nachts in brand gestoken. De stad was spoedig een zee van vlammen. Toen de Franse grenadiers de volgende ochtend aan land kwamen, stonden er nog slechts 59 huizen overeind van de meer dan 2000. Christophe en zijn slavenleger hadden zich ondertussen in de bergen teruggetrokken. Port-de-Paix onderging hetzelfde lot, maar Port-au-Prince bleef van de vlammen gespaard omdat de verdediger besloten had de Fransen te bevechten zonder de stad op te offeren. Op 9 februari waren de Fransen weliswaar overal geland, maar ze beseften al direct dat hun verdere opdracht niet gemakkelijk zou zijn. Leclerc schreef in een rapport: “Toussaint en zijn generaals geven mij de indruk de kolonie te willen platbranden. Alvorens zich over te geven, willen zij zich blijkbaar onder ruïnes begraven.” Hij had gelijk. Op hetzelfde ogenblik schreef Toussaint immers aan Dessalines: “Onze enige middelen zijn destructie en vuur. Vernietig alles en brand alles plat. Blokkeer de wegen, vergiftig de bronnen met lijken en dode paarden. Laat niets blanks overeind!” Dessalines had echter niet veel aansporing nodig, zijn oorlogskreet luidde al: Koupé tèt! Boulé kay! (Snij hun hoofd af! Brand de huizen plat!)

Eerst kwam de Franse opmars

Leclerc was echter een bekwaam generaal. Hij besefte dat er geen tijd te verliezen was en door snel door te stoten, konden de Fransen toch een aantal belangrijke militaire overwinningen behalen. Eind april zagen Toussaint en Christophe zich dan ook verplicht om met Leclerc te gaan onderhandelen. Er werd overeengekomen dat men Toussaint ongemoeid zou laten en dat hij zich op zijn plantage zou mogen terugtrekken en dat Christophe zich met zijn manschappen in Franse dienst zou stellen. Leclerc wilde echter definitief van Toussaint verlost worden. Daarom liet hij hem op 7 juni met een list gevangen nemen en op een schip naar Frankrijk zetten. Tot de kapitein zou Toussaint gezegd hebben: “In mij hebben ze alleen de stam van de zwarte vrijheid neergehaald. De wortels kunnen niet uitgeroeid worden. Ze zijn talrijk en diep.” Hij zou zijn geboorteland nooit terug zien.


Herdenkingskruis voor Toussaint te Pontalier.

Daarna kwam de gele koorts

Op 7 mei, de dag van Toussaints overgave, had Leclerc aan Napoleon de militaire situatie van de Franse troepen nog als ‘briljant’ omschreven. Maar hij had er ook aan toegevoegd dat het sterftecijfer door de gele koorts verschrikkelijk aan het worden was. De Fransen verloren toen tot 50 man per dag aan de ziekte. Daarom wou hij zo snel mogelijk de bevolking ontwapenen. Er was nu wel vrede, maar er bevonden zich toch nog altijd 140.000 musketten in handen van de zwarten. De ex-slaven wilden die echter niet zo maar zonder slag of stoot afgeven, ze vreesden immers anders weerloos te zijn tegen een teruginvoering van de slavernij. Er kwamen al snel nieuwe revoltes van, en tegelijkertijd bleef het sterftecijfer door de gele koorts stijgen tot wel 100 Fransen per dag. Bovendien arriveerden er maar geen versterkingen uit Frankrijk. Leclerc werd eigenlijk in de steek gelaten. Eind oktober kreeg hij dan zelf gele koorts. Hij stierf op Allerheiligen 1802 en werd onmiddellijk opgevolgd door generaal Rochambeau.

Franse wreedheden

In het voorjaar van 1803 beschikte Rochambeau over 11.000 manschappen. Er waren slechts 4000 zieken, het hoogtepunt van de gele koorts was nu voorbij en de overlevenden waren immuun geworden. Napoleon had 15.000 reservisten beloofd tegen de zomer, en nog eens 15.000 voor een beslissende campagne in de herfst. De Fransen begingen nu alvast de ene wreedheid op de andere. Het draaide uit op een ware verdelgingsoorlog, die er echter de oorzaak van werd dat voor de eerste en tevens laatste keer in de geschiedenis van het land de zwarten en mulatten gingen vechten voor éénzelfde zaak. De wrede Franse bezetter moest en zou voor altijd het land uit. Iedereen schaarde zich achter Dessalines, die zich de ware opvolger van Toussaint toonde. Rochambeau kon dankzij de versterkingen, die eindelijk uit Frankrijk arriveerden, nog een aantal keren vertwijfeld in het offensief gaan, maar zijn ondergang stond vast. De genadeslag kwam er in juli 1803. De Engelsen hadden de oorlog tegen Frankrijk heropend en sloten de Caribische havens af. Rochambeau zat nu als een rat in de val en moest zich een paar maand later overgeven.

Dessalines en het onafhankelijke Haïti

Op 1 januari 1804 riepen Dessalines en zijn generaals in Gonaives, Toussaints oude hoofdkwartier, de vrije zwarte Republiek Haïti uit. Haïti, land van bergen, was het eerste land in de wereldgeschiedenis dat gegrondvest werd op de triomf van een slavenopstand. Zijn inderhaast geformuleerde eerste grondwet bood geen mogelijkheid voor blanken nog langer op Haïti te wonen. Alleen voor priesters, artsen en een aantal andere speciale beroepen werd een uitzondering gemaakt. In 1825 zou Frankrijk officieel afstand doen van Haïti tegen betaling van 150 miljoen goudfranken. Daarvan heeft Haïti één vijfde betaald.

Paul De Wolf
1 december 2002