Verkiezingen in mineur


Foto: AP/RE

De opkomst bij de verkiezingen voor een gedeeltelijke vernieuwing van de senaat op 19 april was bedroevend laag. De verkiezingen gingen ook gepaard met vele onregelmatigheden. Daarnaast kwamen enkele gevallen van corruptie aan het licht. Haïti kreunt ook onder de gevolgen van de internationale crisis. Er dreigden 30 000 Haïtianen uit de Verenigde Staten gezet te worden omdat ze er illegaal verbleven. Ook de relaties met de Dominicaanse Republiek raakten nog meer verzuurd na een ophefmakend incident.

Lage opkomst

Het is normaal dat er bij gedeeltelijke verkiezingen minder mensen naar de stembus gaan, maar de opkomst bij de verkiezingen voor 12 nieuwe senatoren was wel heel erg laag. Sommige bronnen hebben het over een opkomst van niet meer dan vijf procent. Pater Jan Hanssens (Scheut), die als waarnemer van Rechtvaardigheid en Vrede naar een kiesbureau in Port-au-Prince trok, zei dat het aantal uitgebrachte stemmen er minder dan één procent van de ingeschreven kiesgerechtigden bedroeg. Volgens hem zijn de politieke partijen er niet in geslaagd het volk te bereiken. Een andere oorzaak van de lage opkomst ziet hij in de verschillende vormen van geweld waardoor het verkiezingsproces verstoord werd. Naast fysiek geweld in Verrettes en in de Plateau Central was er ook verbaal geweld en in Port-au-Prince vooral psychologisch en ideologisch geweld.


Foto: AP/RE

Ook het feit dat Fanmi Lavalas, de partij die de aanhangers van Aristide groepeert, uitgesloten werd van deelname aan de verkiezingen verklaart mee de desinteresse voor de verkiezingen. Fanmi Lavalas riep trouwens met de slogan ‘portes fermées’ op tot een boycot van de verkiezingen. De partij benadrukte het vreedzame karakter van deze oproep. Toch werden in verschillende wijken van Port-au-Prince pamfletten gevonden met bedreigingen gericht tegen degenen die toch zouden gaan stemmen.

Incidenten

Het verkiezingsproces ging gepaard met heel wat onregelmatigheden. Vóór de verkiezingen werd de onafhankelijkheid van de CEP (Conseil Electoral Provisoire, Voorlopige Kiesraad) die de verkiezingen organiseerde, in twijfel getrokken. Daarnaast zou de regering de verkiezingen teveel naar haar hand zetten. Zo zouden alle kandidaten van de regeringspartij L’Espoir ter gelegenheid van carnaval een miljoen gourdes gekregen hebben van de minister van Binnenlandse Zaken. De oppositie noemde het hele verkiezingsproces één complete chaos. In de aanloop naar de verkiezingen probeerde men het gemeentelijke kiesbureau van Les Cayes en ook het gebouw waarin het verkiezingsbureau van het zuidelijke departement gevestigd was in brand te steken. Victor Benoît, de voorzitter van de partij La Fusion, klaagde erover dat militanten van zijn partij geïntimideerd en bedreigd werden door aanhangers van L’Espoir en andere groeperingen die dicht bij de macht staan. De partij L’Espoir, die een indrukwekkende campagne met affiches voerde, werd ervan beschuldigd fondsen van een bedenkelijke herkomst te gebruiken. L’Espoir sprak dit tegen en zei dat ze veel steun kreeg van de privé-sector. In het centraal departement beschuldigden rivaliserende kandidaten elkaar van ernstige vergrijpen. Een vrouwelijke senator, lid van La Fussion, verklaarde dat een kandidaat van Ucadde, een partij die aanleunt bij president Préval, een plan gesmeed had om haar te vermoorden. Ze zei ook dat vrouwen van haar partij lastig werden gevallen en dat de autoriteiten hiervan op de hoogte waren, maar niets deden. In februari al werd de vicevoorzitter van de CEP ervan beschuldigd misbruik te maken van zijn positie om de partij Ucadde te bevoordelen. In de Artibonite werd een kandidaat van L’Espoir ervan beschuldigd de auto van een kandidaat van een andere partij in brand te hebben gestoken. Als represaille ging zijn eigen wagen in de vlammen op.

Tijdens de verkiezingsdag zelf waren er tal van incidenten. De oppositie beschuldigde de aanhangers van president Préval ervan verantwoordelijk te zijn voor ernstige onregelmatigheden. Zo trof de politie ’s ochtends in de Plateau Central een auto aan met stembussen gevuld met stembiljetten. De auto werd bestuurd door een lid van L’Espoir. Er lagen ook een pistool en een geweer in de wagen. Toen dit nieuws bekend werd, trokken duizenden betogers, zwaaiend met borden met de afbeelding van de kandidaat van La Fusion, naar het hotel Wozo Plaza, dat eigendom is van de minister van Landbouw. Deze werd ervan beschuldigd openlijk de kandidaat van L’Espoir te steunen.

Het minimumloon

Op 1 mei betoogden honderden vakbondsmensen en boeren voor een hoger minimumloon. De Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat stemden daarop in met een verhoging van het minimum dagloon van 70 gourdes naar 200 gourdes (ongeveer 5 dollar). Verschillende ondernemingen dreigden ermee massaal werknemers te ontslaan omdat ze het nieuwe dagloon te hoog vinden.

In het hele land waren er onregelmatigheden. Mensen zouden in een dorp in het Noorden twee keer gestemd hebben of zonder verkiezingskaart. In Ouanaminthe sloot de politie het stembureau nadat een kandidaat zich van de stembussen meester wilde maken. Elders werden verkiezingen afgelast of werden stembureaus voortijdig gesloten. In de hoofdstad Port-au-Prince bleef het tijdens de verkiezingsdag relatief rustig. Ook in de Plateau Central waren er diverse onregelmatigheden, onder meer in Mirebalais en Lascahobas.

Balans

De voorzitter van de CEP weigerde het aantal uitgebrachte stemmen bekend te maken. Een senator van het Noordwesten riep president Préval op om zich bij het volk te verontschuldigen voor het mislukken van de verkiezingen. Hij vindt dat de senaat degenen die in deze ‘maskerade’ gekozen zijn niet als senator moet erkennen. Ook andere senatoren besloten de 12 senatoren die op 19 april verkozen werden, niet te erkennen. Normaal gezien zou de tweede ronde van de senaatsverkiezingen op 7 juni moeten plaatsvinden.

Corruptie

Op 19 maart werd de directeur van het Nationaal Kantoor van de Ouderdomsverzekering, Sandro Joseph, aangehouden. Een onderzoek van de commissie corruptiebestrijding toonde aan dat hij in 2007 maar liefst 46 miljoen gourdes heeft uitgegeven voor carnaval. Hij verdeelde dit onder privé-personen, ondernemingen, muziekgroepen, organisaties en persgroepen. Ook 2 ministeries, 2 burgemeesters, 49 afgevaardigden en 5 senatoren kregen geld. Sandro Joseph zou dit gedaan hebben met de toestemming van de toezichthoudende minister, Gérald Germain. De genoemde commissie eiste dat al deze mensen vervolgd zouden worden. Een Haïtiaanse mensenrechtenorganisatie verklaarde: “Het is tijd om in het kader van de strijd tegen de corruptie een voorbeeld te stellen aan de verspillers van openbare fondsen.” Zij riep het gerecht op alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de zaken die zijn ontdekt te onderzoeken. Ze vindt het onaanvaardbaar en weerzinwekkend dat geld van verzekerden zonder scrupules door ambtenaren is gestolen. De 54 parlementsleden die in het onderzoek worden genoemd, menen dat ze niets verkeerd deden door ‘subsidies’ voor carnaval aan te nemen. De Kamer van Volksvertegenwoordigers vroeg unaniem dat de minister van Financiën naar de Kamer zou komen. Ze vroegen dat hij aan de directeur van de commissie corruptiebestrijding het verschil duidelijk zou maken tussen ‘corruptie’ en ‘subsidie’. Toen een van de afgevaardigden een cheque van 100 000 gourdes teruggaf, werd dit door zijn collega’s niet gewaardeerd. Twee senatoren zeiden dat ze het hun aangeboden geld geweigerd hadden.


Foto: Reuters/St Felix Evens

Uitzetting uit de VS

De Amerikaanse immigratiedienst bepaalde op 16 februari dat 30.000 illegale Haïtianen uit het land gezet moeten worden. De Haitiaanse consulaten hielden ermee op hen de nodige uitreisdocumenten te bezorgen. “Wij geven die niet zolang wij van onze regering geen nieuwe instructies hebben gekregen”, verklaarde de consul-generaal van Miami. Na de verwoestende orkanen had president Préval bij toenmalig president Bush aangedrongen op een tijdelijke opschorting van de uitzetting van duizenden illegale Haïtianen. Hij vroeg Bush hen een tijdelijke status te geven.

In april betoogden in West Palm Beach een paar duizend Haïtianen tegen de voorgenomen uitzettingen. Ze eisten dat het Statuut Tijdelijke Bescherming (TPS) ook op hen zou toepasselijk zou zijn. Het TPS is bedoeld voor vluchtelingen die niet naar hun land kunnen terugkeren vanwege gewapende conflicten, natuurrampen of andere bijzondere en tijdelijke omstandigheden. Het statuut werd nooit verleend aan Haïtianen, maar wel aan inwoners van Honduras, El Salvador en Nicaragua. De betogers beschouwen dit als discriminatie. Ook in New York betoogden Haïtianen tegen dit oneerlijke beleid.

Dominicaanse republiek

In de Dominicaanse Republiek neemt het geweld tegen Haïtianen alsmaar toe. Haiti was in shock toen bekend raakte dat op 2 mei in de Dominicaanse hoofdstad Santo Domingo op klaarlichte dag een twintigjarige Haïtiaan op straat werd onthoofd. Omstanders maakten er met hun mobiele telefoons opnames van. De moordenaar werd op 8 mei aangehouden. Hij beweert dat de Haïtiaan zijn broer met een machete heeft gedood. Haïti heeft via haar ambassadeur in Santo Domingo officieel geprotesteerd. De Haïtiaanse autoriteiten hebben een onderzoek en vervolging van de dader en zijn medeplichtigen geëist. Verschillende mensenrechtenorganisaties hielden op 8 mei een sit-in protest voor de Dominicaanse ambassade in Petionville.

Alcee Hastings, de afgevaardigde van Florida, vroeg in een brief aan president Obama om onmiddellijke toepassing van het Statuut Tijdelijke Bescherming voor Haïtianen die illegaal in de VS verblijven omdat Haïti nog niet hersteld is van de verwoestende natuurrampen, het geweld en de politieke instabiliteit die ernstige bedreigingen vormen voor de mensen die op het punt staan gerepatrieerd te worden.

Drie weken later zei Hillary Clinton tijdens een bezoek aan Haïti dat haar regering de mogelijkheid bestudeert het statuut Tijdelijke Bescherming toe te passen op Haïtianen die illegaal in de VS verblijven en voor de aanstelling van Obama in de VS aangekomen zijn.

De internationale gemeenschap

Op een conferentie van de donorlanden van Haïti, die plaatsvond in Washington, werd 350 miljoen dollar vrijgemaakt voor Haïti.


Clinton en VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon (foto: AFP/Thony Belizaire)

Bill Clinton, voormalig president van de VS, werd door de Verenigde Naties aangesteld als speciale gezant voor Haïti. Zijn taak bestaat erin om aandacht te vragen voor de problemen waarmee Haïti worstelt en fondsen bij elkaar te brengen.

De wereldwijde economische crisis laat zich ook in Haïti voelen. Vanuit de Haitiaanse diaspora wordt 14% minder geld opgestuurd, dat nochtans belangrijk is voor het overleven van talrijke families.

Bart Van Malderen
1 juni 2009