Vissen op zee

Af en toe moet je eens iets nieuws proberen in Haïti, en vissen op zee is zo een van die dingen waar je niet zo direct aan denkt. Maar toen het mij aangeboden werd, was ik direct verkocht.

Het begon allemaal heel vroeg in de ochtend. Om vijf uur in de morgen de wagen in en op weg naar Cote d’Arcadins, naar het vissersdorpje Pere Payen, daar lag een stevige houten bootje op ons te wachten. De boot op zich is ongeveer 4 meter lang en 1,5 meter breed. Het eerste opvallende was dat de boot waarmee ik scheep zou gaan pikzwart was. Nu waren alle boten pas geverfd, maar in vrolijkere kleuren; de onze was zwart als de nacht. Gezien het vissers- en zeemilieu vol onheilstekens en bijgeloof zit, kon dit geen goed voorteken zijn, maar uiteindelijk bleek zwart een goedkopere kleur te zijn. De andere vissers vonden het wel helemaal geen goed idee. Nu worden de boten maar één keer per jaar geverf en wel omdat het nu het seizoen is dat de tonijnentrek langs Haïti passeert en dan moet de boot zo vlot mogelijk door het water glijden om het aasvisje dat achter te boot wordt meegesleept een zo groot mogelijke snelheid te geven zodat de tonijn het ineens binnenhapt.

Vislijnen, een bundel van een viertal houten palen en canvasdoek (dit wordt later het zeil), een pot rijst, bonen, wat olie en een kookpot gaan mee aan boord. Samen met twee vissers kies ik het ruime sop. Een stralende zonsopkomst, gladde zeen geen zuchtje wind, en dan begint het zware werk. De twee vissers beginnen te roeien en te roeien en zullen daarmee doorgaan tot na het middaguur (na wat rekenwerk zouden we zo ongeveer 18 kilometer ver geraakt zijn). Ondertussen sprokkelden we langs de kustlijn wat hout en in een ijzeren kuip waarin een dikke laag keitjes liggen wordt een houtvuurtje aangemaakt en de pot met water aan de kook gebracht. Nu moet ik er wel bij zeggen dat een van de vissers over de kookpot staat terwijl hij roeit en dus gedurende de volgende 3 uur genadeloos bestookt wordt door de zon, zijn benen de volle hitte krijgen van het vuur en de rook in zijn aangezicht krijgt. Het merendeel van de tijd roeit hij dan ook met de ogen dicht. Terwijl we varen, kopen we van een andere vissersboot een korfje aasvisjes. Die worden op heel handige wijzen aan de drie vislijnen vastgemaakt en achter de boot aangesleept. Nauwelijks 10 minuten nadat de lijnen waren uitgegooid, hadden we al beet. Geen tonijn, maar een dikke barracuda van 70 cm lang. De zwarte kleur had dus geen invloed op ons vissersgeluk. Tegen de middag zaten we al dicht tegen het eiland van Gonâve aan en boven “het kanaal”, dat is een diepe geul die op sommige plaatsen tot meer dan 600 meter diep gaat. En daar zit dan ook de grote vis, met een beetje geluk sla je daar zelfs een zwaardvis aan de haak. Ondertussen hebben we gegeten en steekt de wind op. De mast wordt rechtgezet in een gat in het dek en op zijn plaats gehouden met enkele houten spiezen en twee touwen. Twee lange bamboestokken worden met enkele lussen en knopen vastgemaakt aan de hoofdmast en dienen als dwarsliggers om het zeil open te houden en. De wind zet het zeil bol en ineens gaat het stukken vlugger vooruit. Nu kan je achter de boot ook zien dat de aasvisjes af en toe boven het water uitkomen.

Gedurende de hele trip werd ook uitgekeken naar stukken drijvend zeewier, want met deze drijvende eilandjes reizen kleine visjes mee, en hierop komen dan ook grotere vissen af die dan kunnen worden gevangen door de vissers. Maar vandaag weinig drijvend groen te zien. Nu de wind al het werk doet, wordt het heel stil op de boot. En met een volle maag duurt het niet lang voordat iedereen zit te dompelen. Weinig gevaar om ergens tegenaan te varen want enkel in de verte is net het zeil te zien van een andere vissersboot. Na een goede siësta wordt het roer omgegooid en zetten we koers naar wal. Samen met de ondergaande zon komen we terug aan op het strand met één enkele vis. De vissers zien er nochtans niet ontevreden uit want vaak komen ze gewoon zonder vis thuis.

Al bij al een fantastische ervaring, maar visser zijn is zeker niet het gemakkelijkste beroep in Haïti, want op dagen waarop ze wel vis vangen, moeten ze die ’s avonds nog naar de markt brengen en trachten te verkopen.

Een toegift: twee weken later was ik terug aan het strand voor een dagje snorkelen en zonnebaden toen twee toeristen een visserssloep met buitenboordmotor huurden (een donatie voor de lokale vissersgroep van Food for the Poor). Na één uur reeds kwamen ze terug met 2 dikke, vette tonijnen. Hun boot was wel fel geel geverfd…

Gerrit Matton
1 december 2009

Meer artikels uit deze rubriek