Voedselproductie zwaar onder druk door droogte. Ja, maar…

Jean Marie Boisson
Jean Marie Boisson (foto door Georges H. Rouzier / Challenges)

Haïtiaanse boerenfamilies krijgen het steeds moeilijker om van hun werk te leven en het land te voeden, zelfs om zichzelf te voeden. De redenen zijn veelvuldig, de oorzaken verspreid. Maar als het Wereldvoedselprogramma onthult dat in Haïti 3,6 miljoen mensen honger lijden, is dat een pijnlijke score voor een vooral op landbouw gericht land. De twee voorbije jaren waren slechte boerenjaren vooral ingevolge de droogte veroorzaakt door El Niño. Door verzwakking van dit fenomeen is het eerste landbouwseizoen van 2016 veel beter verlopen. Is daarmee het tij nu gekeerd? We gaan dieper in op een aantal aspecten.

El Niño is het gevolg van schommelingen in het klimaat boven de Stille Oceaan en oefent daarmee in onregelmatige cycli een sterke invloed uit op klimaatkenmerken wereldwijd. Dit laat zich voelen in droogtes en overstromingen of ook nog in zware stormen. In 2014 en 2015 vielen de oogsten in Haïti zwaar tegen door droogte. In 2015 ging het om verliezen van meer dan 50% over het ganse land, getoetst aan het vijfjaarlijks gemiddelde. Sommige regio’s van het land werden extreem getroffen en kenden tot 70% oogstverlies. Boerenfamilies moeten dan hun reserves aanspreken om te overleven en hun primaire behoeften te lenigen. Velen hebben dan moeite om voor het volgende seizoen aan voldoende zaaigoed te geraken. Zo wordt een goed boerenjaar toch weer een matig oogstjaar, want minder land werd bewerkt en ingezaaid. In de regio’s die het zwaarst getroffen werden door droogte wordt de daling van de productie op 20 tot 30% geraamd. Klimaatmatig gezien zijn meerdere goede opeenvolgende jaren nodig om na tegenvallende oogsten terug het normaal niveau te herstellen. Eind 2015 en begin 2016 bracht doffe ellende voor ruim 3 miljoen mensen.

Klimaatwijziging geen geschenk

Naast El Niño zijn er de klimaatveranderingen als gevolg van de opwarming van de aarde, waarbij de Caraïben en dus Haïti in een zeer gevoelig gebied liggen. Voor Haïti dreigen extreme weersomstandigheden zoals heviger orkanen, overstromingen en droogtes. In aanloop naar de 21ste conferentie van de Verenigde Naties over Klimaatverandering (COP21/CM11) werd een studie uitgevoerd waaruit bleek dat Haïti, indien het niets zou ondernemen tegen de klimaatverandering , tegen 2025 een gecumuleerde schade zou oplopen van 3 miljard US$ . Terwijl maatregelen om zich aan een veranderend klimaat aan te passen ‘slechts’ 261 miljoen US$ zouden kosten, nog geen 10% dus van de verwachte schade. Maatregelen treffen tegen de gevolgen van klimaatverandering hebben de bedoeling veerkracht te ontwikkelen om die gevolgen zo beperkt mogelijk te houden. Een waaier van technische aspecten komt daarbij in het vizier die vooral raken aan infrastructuur (dijken, wegen, gebouwen, …), landbouw en voedselzekerheid (aangepaste landbouwsystemen zoals agroforesterie waarbij teelten en bomen gecombineerd worden, het telen van meer droogteresistente variëteiten, zorgen voor beheersmaatregelen in stroomgebieden – erosie verminderen en regenwaterinsijpeling verhogen, veiliger stockeermogelijkheden voor reserves… ), energie en bosbeheer (alternatieve energievormen gebaseerd op zon en wind, herbebossing om meer CO2 op te slaan, kooktoestellen met beter rendement, , …. ). Maar deze technische aanpassingen moeten gevoed worden vanuit een beleidskader waar politici en hun administraties werk moeten van maken. En …laat het nu net deze opsomming zijn en dat beleidskader waar het al decennialang aan ontbreekt in Haïti en die het fundament vormen van toenemende armoede, uitzichtloze migratie naar de steden en stijgende voeselimport om in de voedingsbehoeften van de bevolking te voorzien. Er was al een inhaalbeweging naar armoedebestrijding en ecologisch herstel noodzakelijk en door de klimaatverandering is het aangewezen die vooropgestelde inspanningen te vermenigvuldigen.

De juiste beslissingen op het juiste moment

Pierre Marie Boisson, een gerenommeerd en in Haïti zeer actief economist, beschrijft het huidige landbouwmodel als een ongunstige historische erfenis. Daarbij verwijst hij naar de vlucht van de slaven naar de bergen na de onafhankelijkheid en het beoefenen van een familiale landbouw gericht op overleving. Daardoor was er een eerder sociologische dan fysieke vernietiging van de plantagelandbouw. Landbouw was de laatste 40 jaar helaas ook niet de motor van verandering in de Haïtiaanse economie door een boel met mekaar interfererende oorzaken. Een greep hieruit : te grote versnippering van de bedrijfsoppervlakten (59% kleiner dan 1 ha in 1971), de topografie en de enorme erosie, concurrentie van voedingsteelten met bomen en dus ontbossing, onzekerheid over grondgebruik, gebrek aan reserves o.v.v. spaargelden, gebrek aan openbare en private investeringen en kredietenverlening, technologische achterstand, rurale verpaupering door gebrek aan omkadering. Het excessief heffen van taksen op de uitvoer van koffie verstikte ook deze teelt. De bevolkingsaangroei met jaarlijks ongeveer 1,4% speelt evenzeer een niet te onderschatten rol. De opgedrongen vrijhandel vanaf ’86 en echt doorgedrukt in 1994 was een zoveelste hindernis tegen ontwikkeling van de kleine familiale bedrijven. Vandaag is 85% van het rijstverbruik in Haïti geïmporteerde rijst, terwijl een enorm potentieel in de Artibonite ondermaats benut blijft en niet alleen voor lokale rijst, maar ook voor werkgelegenheid zou kunnen instaan.

Rijst is ook het topimport product met 297,935 ton in 2009 voor een totaal bedrag van bijna 175 miljoen US$. Het totaal overheidsbudget 2015-2016 voor Haïti is bijna 1 700 miljoen Euro.

Bergrijst
Bergrijst Grosse Roche -10.2010- RhP

Voor de handelsbalans van een land als Haïti is die voedselimport nefast. Haïti exporteert slechts voor één miljard Amerikaanse dollars aan goederen en importeert voor meer dan vier miljard. Die voedselimport draagt bij in de voedselzekerheid van de mensen maar belemmert evenzeer een betere ontwikkeling van de eigen productie. Voedselzekerheid is er immers wanneer alle personen op elk moment, economisch, sociaal en fysiek toegang hebben tot voldoende, veilige en voedzame voeding die aan hun voedingsbehoeften en hun voedingsvoorkeuren tegemoet komt en hen toelaat om een actief en gezond leven te leiden. Deze ideale formule van voedselzekerheid is vast niet iedereen in Haïti gegund. In deze formule of definitie staat echter ook niet waar het voedsel vandaan moet komen, als het maar ter beschikking is en bereikbaar. Men hecht dus geen belang aan het stimuleren van de lokale productie.

Over voedselzekerheid en onzekerheid

Het CNSA (Coordination Nationale de la Sécurité Alimentaire) rapporteert zeer geregeld rond de voedselzekerheid. Het niveau van voedselonzekerheid is ingedeeld op een schaal van vijf en loopt van normaal naar catastrofaal over stress, crisis en urgentie. Eind 2015 begin 2016 was bijna gans Haïti geel gekleurd, wat staat voor stress, behoudens een ruim aantal zones die rood kleurden, in crisis dus. Op dit moment is, dank zij een beter regenseizoen, een groot deel van Haïti geel ingekleurd, en zelfs een deel is ook al groen gekleurd, wat een normale situatie betekent. De prognoses zijn dat het groen zich verder zal uitbreiden naar het einde van 2016, maar dat toch nog een belangrijk deel onder stress blijft. CNSA houdt ook de prijzen bij van voedingsmiddelen over het hele land. Zo stellen we vast dat de prijs van de voedselkorf hoog blijft, na een gemiddelde toename van 15.5% tussen april-juni 2015 en april-juni 2016, ondanks de nu wat betere perspectieven inzake productie. Een vaststelling is dat vooral de lokale producten zoals maïs en bonen over het jaar sterk schommelen naargelang de seizoenen en de voorraden. De geïmporteerde rijst blijkt dan weer stabieler te zijn het jaar door.

Er zijn een aantal inspanningen en initiatieven van de overheid om de precaire voedselsituatie te verlichten zoals bijvoorbeeld het subsidiëren van schoolkantines. Er bestaat een programma in samenwerking met het Wereldvoedselprogramma en andere donors. Een belangrijke evolutie ten goede de laatste jaren is dat scholen locale producten kunnen aankopen voor die kantinemaaltijden. Dit zijn belangrijke wendingen, zo krijgen de familiale bedrijfjes afzetmogelijkheden. Want zoals Pierre Marie Boisson stelt, heb je in het algemeen binnen een arme economie steeds een eerste luik van een tiental jaar nodig gericht op groei binnen de landbouw. Boisson gelooft dat de sectoren die het makkelijkst werkgelegenheid kunnen scheppen om de situatie van de mensen te verbeteren landbouw, veelteelt, visteelt en toerisme zijn. Dit zijn activiteiten die veel kapitaal en veel inspanningen vragen en dus werkgelegenheid verzekeren. Haïti heeft volgens hem ook een enorm potentieel voor textielindustrie en hij zou al deze activiteiten ook prioritair ontwikkelen. Maar dan moet er natuurlijk snel ook een kundige regering komen die werk maakt van een doordachte en gestructureerde aanpak van deze grote uitdagingen. Boisson verwittigt ook: nog nooit heeft een land zich ontwikkeld met de externe humanitaire hulp. Men ontwikkelt via het aantrekken van rendabele investeringen.

Wereldwijde familiale solidariteit

Dat de diaspora belangrijk is voor Haïti is bekend, maar Boisson benoemt de diaspora als de motor van de Haïtiaanse economie, die het verbruik, de formele en de informele handel voedt. De handel betekent bij de 30% van het bruto nationaal product en veel meer in termen van tewerkstelling. De diaspora transfereert ongeveer 2,1 miljard US dollar per jaar naar Haïti en volgens onderzoek voedt het daarmee de helft van de Haïtiaanse families aan 100 %. Het wil zeggen dat die helft goederen koopt en dat de bemiddeling van deze goederen ook tamelijk veel banen schept. Als Haïti uit vreemde landen transferten ontvangt die elk jaar met 10 % stijgen, dan wordt dat een nogal belangrijke motor in het scheppen van banen. Zelfs al moet het gezegd dat deze banen een beperkte toegevoegde waarde geven, weinig productief zijn en een zwak inkomen betekenen.

Hoog tijd dus dat de motor die landbouw zou kunnen zijn, ook wordt aangezet. Het betekent vooral ook de boerenfamilies vormen, begeleiden en sensibiliseren zodat ze hun familiale bedrijfjes kunnen intensifiëren en ontwikkelen tot productieve bedrijfjes met respect voor de fragiele ecologische omgeving waarin ze zich bevinden. Een aantal NGO’s en ook de FAO, met Europees geld trouwens, werken in het Noordoosten met de aanpak ‘veld – landbouwschool’, waarbij het op het veld, heel praktisch dus, de boeren vormt en begeleidt in organisatie en naar een toenemende productie leidt in de kleinschalige familiale landbouw en met herstel van het ecologisch potentieel. Als de komende regering ook werk maakt van de randfactoren, die de kleine familiale landbouwbedrijfjes ontwikkelen dan komt de lang bedroomde en verdroomde veel besproken ‘chanjman’ er toch ooit.

Rhoddy Petit
8 september 2016

Meer artikels uit deze rubriek