Waarom liep het Aristide-spoor dood?

In 1991 moest president Aristide voor de eerste keer uit Haïti vertrekken (zie hiervoor onze historische dossiers De Aristide-factor, delen 3 en 4 ). In 2004, op het moment dat tweehonderd jaar onafhankelijkheid gevierd werd, herhaalde de geschiedenis zich. Kon ‘Titid’ in 1994 nog terugkeren, dan blijkt er dit keer van een gelijkaardig scenario geen sprake meer te zijn, al zijn er in Haïti nog steeds kleine pro-Aristide manifestaties. Veel geïnteresseerden vragen zich nog altijd af waarom deze voor het Haïtiaanse volk zo belangrijke periode is fout gelopen. Voor definitieve antwoorden zitten we wellicht nog te dicht op de feiten, maar we kunnen wel proberen enige grote lijnen te schetsen.

Grote verwachtingen

Na de democratische verkiezing van Jean-Bertrand Aristide tot president in december 1990 waren de verwachtingen in elk geval hooggespannen. Eindelijk was het zo ver, er was een historisch keerpunt: de kandidaat van het volk, een echte profeet, zou het land in goede banen gaan leiden. Toch moet gezegd dat er al tijdens zijn kandidatuurstelling kritische geluiden te horen waren. Zo legden medewerkers van het Institut Culturel Karl Lévêque, toch geen reactionairen, toen reeds de vinger op een aantal zere plekken. Ze wezen erop dat Aristide misschien wel eens de gijzelaar van de liberale burgerij zou kunnen worden. Leden van deze ‘société civile’, die zelf geen politiek discours hadden maar wel de belangrijke structuren bezet hielden, stapten mee in de populistische beweging van Aristide enkel en alleen omdat zij het oude duvalierisme beu waren en men in de Verenigde Staten nu eenmaal besloten had om nog eens verkiezingen toe te laten.

Weinig structuur

Bundelde LAVALAS aldus alle krachten voor meer rechtvaardigheid en tegen het duvalierisme, een eigenlijk regeerprogramma was er niet. Kon de bevolking zich maar al te goed projectief identificeren met de ‘leader’ Aristide, er was weinig of geen collectieve uitoefening van verantwoordelijkheid. Bestaande basisbewegingen werden in die periode zelfs een stukje weggedrukt. Binnen deze context dan koos het Haïtiaanse volk massaal voor de razend populaire Aristide en niet voor Marc Bazin, de kandidaat van de Bush-administratie. Op die manier bereikte het zonder gewelddadige revolutie iets waar Cubanen en Sandinisten jaren voor hadden moeten vechten.

Jean-Bertrand Aristide, doctor in de letteren en de wijsbegeerte

Jean-Bertrand Aristide heeft Haïti in 2004 verlaten om na enige omzwervingen uiteindelijk in Zuid-Afrika te belanden. Of hij vandaar ooit nog zal terugkeren naar Haïti, is zeer de vraag. De meeste commentatoren achten het niet wenselijk. Zijn aanwezigheid zou nog tot te veel politieke onrust aanleiding geven. De grote meerderheid van de politieke klasse en de intellectuelen elite heeft hem afgeschreven. Toch geniet hij nog steeds veel krediet bij aanzienlijke delen van de armste bevolkingsgroepen. Met name in de sloppenwijken zoals Cité Soleil is Aristide naar verluidt nog steeds zeer populair. Geregeld worden er nog manifestaties georganiseerd om zijn terugkeer te eisen. Maar als hij ooit al terugkeert, is het zeer de vraag of hij zich dan nog op de politieke scène zal begeven.

Wat Aristide intussen zoal doet? Hij doceert aan de de faculteit letteren en wijsbegeerte van de universiteit van Pretoria in Zuid-Afrika. In 2007 heeft hij daar een doctoraat behaald. En tussendoor werkt hij wel eens mee aan een boek. Zo schreef hij in 2008 een ruime inleiding tot een verzameling tijdsdocumenten van en over Toussaint L’Ouverture, dé nationale held van Haïti die het land ruim tweehonderd jaar geleden naar de onafhankelijkheid leidde (zie de boekenrubriek op blz. 15).

Het populistische regime van president Aristide zou helaas vrij snel zijn krediet kwijtspelen omdat er niet echt kon geregeerd worden. De bedoelingen waren goed, maar het soort ‘directe democratie’ waar de president voor stond, bleek in de praktijk soms gebrekkig te functioneren. Een priester-profeet aan het hoofd van het land had immers zo zijn nadelen. In plaats van concrete beslissingen te nemen, beperkte hij zich dikwijls tot spreken en preken, en verhinderde door zijn rol de uitbouw van een constructieve democratische kritiek. Zijn militanten waren bovendien onvoldoende gekwalificeerd om een staat te beheren. Met louter enthousiasme en moed redden ook zij het niet. Aan de top van het staatsapparaat waren de grote duvalieristen weliswaar door betrouwbare lavalassiens vervangen, maar in de praktijk moesten dikwijls kleine duvalieristen het systeem draaiende houden. Daardoor kreeg de ‘oude’ burgerij nog steeds een veel te grote manoeuvreerruimte, wat al vrij spoedig zijn gevolgen zou krijgen in de staatsgreep van 1991. Het Haïtiaanse volk behield gelukkig nog wel een hele tijd zijn capaciteit tot weerstand, anders was er wellicht in 1994 niet eens van een terugkeer tot de grondwettelijkheid sprake geweest.

Aristide was niet meer dezelfde

Aristide zelf was echter veranderd. De Verenigde Staten hadden hem weliswaar teruggebracht, maar onder hun eigen voorwaarden. Van in het begin was Washington trouwens al niet erg Aristide-gezind geweest, hij kwam uit de basisbeweging en was hen veel te links. Tekenend hiervoor was dat de weinige vluchtelingen uit Haïti tijdens Aristide’s eerste ambtstermijn, net zoals van oudsher de anti-Castro gezinde Cubanen, eensklaps en voor de enige keer in de geschiedenis vlot politiek asiel hadden gekregen.

Nu konden ze dus in Amerika van de situatie profiteren om hem eindelijk hun wil op te leggen. Typerend voor de graad van onderworpenheid aan de VS waarin Aristide toen werd geduwd, was wel de uiterst vernederende uitspraak over hem van Robert Malval, de door de VS aan hem opgedrongen eerste minister, die tijdens een interview met Newsweek verklaarde: “Ik kan jullie garanderen dat we bij een terugkeer van Aristide niet dezelfde chaos gaan krijgen als die we gekend hebben in 1991. Toen stond president Aristide onder niemands toezicht. Nu moet hij elke dag opstaan en bij zichzelf overwegen ‘wat gaat mijn vriend Clinton zeggen als ik dit doe of dat zeg?’”

Het neoliberale programma van ‘vriend’ Clinton

Inderdaad, Aristide kreeg van Clinton het neoliberale programma opgelegd dat de VS al tijdens de presidentsverkiezingen van 1990 via Marc Bazin, de door hen gesteunde kandidaat, hadden willen doordrukken. Aristide en het Haïtiaanse volk hadden die plannen toen jammer genoeg doorkruist door te winnen met 67,5% van de stemmen, terwijl Bazin helaas slechts een magere 14% had behaald. Het harde programma hield in dat men in het ‘nieuwe en democratische’ Haïti vooral moest focussen op de privésector. In de praktijk betekende dit natuurlijk dat vooral de plaatselijke rijke elite en enkele Amerikaanse organisaties er beter zouden van worden. Het Haïtiaanse volk, de arme boeren, de bewoners van de sloppenwijken, behoorden niet echt tot de doelgroep, maar zij hadden natuurlijk de onvergeeflijke zonde begaan een eigen president te hebben gekozen.

Vertegenwoordigers van de Wereldbank verklaarden in die periode overigens nogal cynisch dat de armen niet al te veel hinder van de nieuwe politiek zouden ondervinden omdat zij in Haïti toch al volledig buiten het economische systeem stonden! De Verenigde Staten waren er dus weer eens in geslaagd een klein land uit de regio voorwaarden op te leggen die ze zelf nooit van anderen zouden aanvaard hebben. Dubbelzinnig gedrag dus, van een natie die sinds haar eigen onafhankelijkheid in 1776 de woorden vrijheid en democratie hoog in het vaandel voert, maar de echte betekenis ervan telkens weer vergeet als het haar beter uitkomt.

Gevolgen

De gevolgen bleven natuurlijk niet uit. Tijdens de korte periode die hem van zijn ambtsperiode nog restte, werden de meeste plannen van Aristide door de VS telkens ondermijnd of afgezwakt. Krachtens de grondwet mocht hij bovendien geen kandidaat zijn voor een onmiddellijke tweede termijn. Zo kwam het dat de interesse van het volk en dus ook de opkomst voor de presidentsverkiezingen van 1995 eerder mager was. Het brede élan van 1990 leek al wat verdwenen. Winnaar werd René Préval die men algemeen als een soort overgangsfiguur en doublure van Aristide beschouwde. Ondertussen was er ook binnen de Lavalas-beweging in 1996 een soort schisma ontstaan tussen de reeds in 1992 opgerichte OPL (Organisation Politique Lavalas) en het nieuwe Lafanmi Lavalas (nu als het ware de partij van Aristide himself).

Voor de tweede keer president

Toch werd Aristide in 2000 voor de tweede keer tot president verkozen, al riep de wijze van tellen, die door de Conseil Electoral Provisoire (CEP) was bedacht om Lafanmi Lavalas aan een monsterzege te helpen, veel wantrouwen op. Het zou geen rustige regeerperiode worden. Aristide probeerde te investeren in sociale programma’s, wilde de minimumlonen optrekken en trachtte te weerstaan aan privatiseringsplannen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Aan Frankrijk vroeg hij zelfs, niet geheel ten onrechte, de teruggave van de zware herstelbetalingen die dat land na 1804 aan Haïti had opgelegd. De oppositie bleef zich echter roeren en was langzaam maar zeker, in een soort losse coalitie, bezig het land totaal te destabiliseren. Wellicht beging Aristide toen de fout zijn falende regering te willen overeind houden met knokploegen uit de armste wijken. Een weinig democratische methode. Hij begon dan ook meer en meer prestige te verliezen en moest in februari 2004 het land verlaten. Haïti was eens te meer in grote chaos.

Wat nu?

In die woelige periode werden hem vele misdaden toegeschreven. Sommige wellicht terecht, andere niet. De getuigenissen zijn immers niet éénduidig. Maar eerlijk gezegd, zou de geschiedenis anders verlopen zijn mocht Aristide een 100% heilige zijn geweest? We denken van niet, de elite zou zich uiteindelijk toch nog altijd tegen hem gekeerd hebben omdat hij hen nu eenmaal niet langer van nut was. In gans dit verhaal mag overigens de verpletterende rol van de internationale gemeenschap, en voornamelijk van de VS, niet onderschat worden. Hopelijk voert Amerika’s nieuwe president Obama naar Haïti toe een eerlijker beleid.

Paul De Wolf
1 maart 2009

Voor verdere lectuur over ruwweg de periode tot 1995 verwijzen we graag naar het boek van Jean-Claude JEAN en Marc MAESSCHALCK, Transition politique en Haïti : Radiographie du pouvoir Lavalas, Paris, l’Harmattan, Collection, Sociétés Africaines et Diaspora, 1999. ISBN : 2-7384-7163-3. Over de relatie Haiti-VS vind je veel bij Noam CHOMSKY, in gedrukte vorm, maar ook overal op het internet, bv. op http://www.chomsky.info/books.htm.