Radicale Verlichting en haar Haïtiaanse erfenis

Ongeveer anderhalf jaar geleden schreef Koen Bogaert, docent aan de vakgroep Conflict & Ontwikkelingsstudies van de Universiteit Gent, een niet oninteressant artikel in De Wereld Morgen over het bijzondere belang van de Haïtiaanse Revolutie (1791-1804).

Wij zullen proberen van deze tekst een soort samenvatting te geven, hier en daar aangevuld met eigen bevindingen. Bewust artikel bood ons immers de kans om nog eens onder te duiken in die voor Saint-Domingue-Haïti bewogen periode.

De Verlichting

Koen Bogaert stelt zich o.a. de vraag wat de Verlichting, en dan vooral de Franse radicale filosofische strekking tijdens de achttiende eeuw met figuren als Diderot, d’Alembert, Raynal en de Condorcet met de Haïtiaanse revolutie te maken had.

Abbé Raynal

Als we vertrekken vanuit het hedendaagse discours over verlichting, en spreken over democratie, vrijheid en universele mensenrechten, dan hebben we het eigenlijk over één heel specifieke intellectuele stroming binnen de veel bredere verlichting: namelijk die van de radicale verlichting. Heel veel zaken die we dus vandaag als normaal ervaren, hebben we te danken aan hogergenoemde radicale verlichtingsdenkers. Die radicale verlichtingsdenkers waren in hun geschriften sterker tegen slavernij en racisme dan hun meer gematigde collega’s.

Die zogenaamde gematigde verlichtingsdenkers waren dus vaak geen echte democraten en geen aanhangers van de universele mensenrechten. We spreken dan wel over de Voltaires, Montesquieus en Rousseaus van deze wereld, namen die, vreemd genoeg, toch nog vaak genoemd worden als men het over de ‘Verlichting’ heeft! Voltaire bijvoorbeeld verdedigde natuurlijk niet de slavernij an sich, en in zijn Candide en andere werken maakte hij vaak slavenhouders belachelijk. Maar toen een vooraanstaande Franse eigenaar van een slavenschip hem aanbood om zijn schip naar hem te noemen, aanvaardde hij dat met genoegen. Er waren dus denkers die de tegenstelling tussen vrijheid voor blanken en lijfeigenschap voor zwarten niet echt zagen.

Terwijl deze Verlichtingsfilosofen het hadden over de inheemse volkeren als ‘nobele wilden’, was de concrete slavenarbeid in de kolonies toch vaak niet hun eerste probleem. Zo bracht Montesquieu weliswaar slavernij in de Verlichtingsdiscussies en zette daarmee de toon. Maar terwijl hij slavendienst veroordeelde op filosofische gronden, rechtvaardigde hij het lot van de Zwarten op pragmatische gronden, klimatologische en openlijk racistische. “De Zwarten hadden platte neuzen, ze waren nu eenmaal zwart van kop tot teen, ze hadden geen gezond verstand… Zwakke geesten waren het hier in Europa die het lot van de Afrikanen veel te veel overdreven”.

“De mens wordt vrij geboren, maar hij is overal geketend”, schrijft Jean-Jacques Rousseau. Deze patroonheilige van de Franse Revolutie heeft het dan vaak over allerhande vormen van slavernij in de Oudheid, maar ‘vergeet’ blijkbaar de miljoenen toen levende slaven van Europese en vooral van Franse eigenaars.

Het moet gezegd dat de ‘filosofische situatie’ in het Britse Rijk ongeveer dezelfde was. Denkers als David Hume, John Locke en Thomas Hobbes vonden de afschaffing van slavenarbeid in de praktijk echt niet kunnen omwille van mercantiele en koloniale redenen. De kolonies hadden immers welvaart gebracht voor de Engelsen. Niet voor niets kon C.L.R. James, de Trinidadaanse auteur van de ‘The Black Jacobins’ (1938), een baanbrekend boek over de Revolutie in Saint-Domingue, in een BBC-interview uit 1970 verklaren dat “What white man says, is not what white man does!”

Toussaint Louverture

Er waren gelukkig uitzonderingen, zoals in Frankrijk de ‘Amis des Noirs’, die telkens weer de excessen van slavenarbeid aan de kaak stelden, en er was de priester Abbé Raynal die in zijn werk voorspelde dat er een zwarte Spartacus zou opstaan om in het Caraïbisch gebied orde op zaken te stellen. Zijn boek werd veel gelezen, en niet alleen in Europa, ook Toussaint Louverture had het gelezen en voelde er zich door geïnspireerd.

En in Engeland had je ondertussen het ontstaan van een abolitionistische beweging met figuren als Wilberforce, Clarkson en vele anderen. In feite was dat het begin van de eerste grote mensenrechtencampagne in de westerse wereld. In de eerste helft van de zeventiende eeuw was er natuurlijk al het protest geweest van de priester De Las Casas die in het toenmalige Spaanse Rijk had opgeroepen tot de volledige afschaffing van slavenarbeid.

De Revolutie

Alhoewel het afschaffen van slavernij in al zijn vormen de enige logische consequentie van het ideaal van universele vrijheid was, zou die er niet zomaar komen door de revolutionaire theorieën van de Franse filosofen. Het waren de slaven zelf die hun lot in handen namen. Ze werden als het ware de subjecten van hun eigen handelen, en waren niet langer de objecten van anderen zoals het beschreven stond in de Code Noir: de zwarte slaaf als bezit en als ding.

Le CODE NOIR

In augustus 1791 brak op de Franse kolonie Saint-Domingue een revolutie uit. Na een bloedige slavenopstand die twaalf jaar duurde werd het eiland dan in 1804 onafhankelijk van Frankrijk onder de oude naam Haïti. Het begon allemaal met een reeks van geheime vergaderingen in de bergen in het noorden van het eiland. Het eigenlijke startpunt zou dan volgens de vroegere Haïtiaanse geschiedkundigen een beroemde voodooceremonie geweest zijn, die zogenaamd plaats vond in het Bois Cayman en waarbij Boukman de leiding zou hebben genomen. Daaraan wordt echter door de huidige historici sterk getwijfeld. Men bekijkt die zogenaamde ceremonie nu meer als een soort ‘stichtingsmythe’. Uit modern linguïstisch onderzoek, waaraan trouwens vroeger gepubliceerd taalkundig werk van twee van onze landgenoten kon bijdragen, blijken liederen die het zouden hebben gehad over “dood aan de blanken en weg met hun bezittingen” eigenlijk altijd al slecht begrepen waren. Ze waren niet in het Fon (taal van het Afrikaanse voodoogebied, min of meer Benin en omgeving), maar in het Kikongo, een Bantugebied in Centraal Afrika, waar ze initiatieliederen waren met een totaal andere betekenis. Daarom, samen met nog andere concrete aanwijzingen gaat men er nu dus van uit dat een soort gemeenschappelijke voodoobeleving nog niet aan de orde was bij het begin van de opstand, maar wel min of meer tot stand kwam naarmate de revolutie vorderde.

De slaven begonnen dus al snel, amper twee jaar na de Franse Revolutie (1789) te revolteren. Ze werden geïnspireerd door de ideeën van “vrijheid, gelijkheid en broederschap”, die hen vanuit moederland Frankrijk kwamen aangewaaid. Die Franse Revolutie was nu de trigger geworden voor gevoelens van wrok en verlangens naar vrijheid die er altijd al waren geweest. Onder leiding van de charismatische figuur Toussaint Louverture, die wel eens de ‘Black Napoleon’ werd genoemd, werden achtereenvolgens Franse soldaten, nadien Britse legers en dan weer een Franse expeditiemacht verslagen in een soort afschuwelijke guerrillastrijd. Er speelde echter nog iets mee in het voordeel van de opstandelingen, en dat was de aanwezigheid van de levensgevaarlijke Gele Koorts. Dit element werd vroeger vaak wat onderbelicht, maar de laatste tijd (lente 2020, de tijd van de Coronabesmettingen!) wordt er dikwijls verwezen naar historische studies van bijvoorbeeld Walter Scheidel, Frank Snowden, Jared Diamond en anderen, die aantonen dat epidemieën die gepaard gaan met heel wat ellende en massaal veel doden, de loop van de geschiedenis ernstig kunnen wijzigen. Zo luidde de gele koorts zowel het einde in van de slavernij op Haïti als van de Franse koloniale ambities in Noord-Amerika. Je kan de onafhankelijkheid van Haïti, door de slavenopstand daar, niet volledig begrijpen zonder de rol van de gele koorts te vatten. Die droeg ertoe bij dat van 1793 tot 1798 eerst een Britse expeditie van 90 000 man werd verslagen, en later de troepen van Napoleon, bijna 80 000 man sterk, die de opstand probeerden neer te slaan om de slavernij en de Franse heerschappij in het gebied terug te herstellen.

De slaven, die grotendeels uit Afrika waren overgebracht, hadden groepsimmuniteit tegen gele koorts. Ze leefden in het binnenland, van waaruit ze hun guerrilla voerden. Noch de Britten eerst, noch de Fransen later (januari 1802-december 1803), hadden uiteraard die immuniteit. Ze gebruikten de havensteden als uitvalbasis voor expedities naar het binnenland, waar helaas de gele koorts huisde. De leiders van de Haïtiaanse opstand waren zich goed bewust van de rol van gele koorts en probeerden blanke troepen in de zomermaanden steeds naar hun gebieden te lokken. Ze wisten uit ervaring (de daadwerkelijke oorzaak van de aandoening was toen nog niet gekend) dat deze werkwijze de Europeanen zou decimeren. Wat inderdaad geschiedde, want er was toen nog geen werkzame ondersteunende behandeling, laat staan een vorm van vaccinatie. In de briefwisseling van een Franse generaal met Parijs kon je dan ook lezen dat hij “met 40 000 troepen was gekomen, maar dat 80% gestorven was aan de gele koorts en de overige 20% ziek of herstellende was. Op die manier kon hij niet verder gaan met de strijd!” Ziekte was tijdens de opstand natuurlijk niet de enige factor, maar ze speelde ontegensprekelijk een belangrijke rol in het welslagen van de revolte.

Door de revolutie werd Haïti wel degelijk de tweede onafhankelijke postkoloniale staat van het Amerikaanse continent en de eerste zwarte republiek ter wereld. De gebeurtenissen waren als een scholgolf door Europa en de Atlantische koloniale wereld geraasd. De Duitse filosoof Hegel bijvoorbeeld had ze in de krant ook gevolgd en ontwierp vervolgens in zijn hoofdwerk, de Phänomenologie des Geistes, zijn bekende meester-slaaf dialectiek. In 1805 kwam er op het eiland dan een nieuwe grondwet die uniek was voor die tijd. Slavernij werd expliciet verboden, evenals discriminatie op basis van huidskleur. Alle Haïtianen, dus los van hun huidskleur, werden als zwart beschouwd. Bij de Europese mogendheden ontstond beroering: men vreesde voor besmettingsgevaar in andere kolonies en er kwam een algemene boycot tegen Haïti.

Betekenis en Belang

De Haïtiaanse socioloog-antropoloog Michel-Rolph Trouillot noemt de Haïtiaanse Revolutie de radicaalste politieke revolutie van die tijd. Haïti was het eerste Amerikaanse land om gelijke burgerrechten te geven aan al zijn bewoners. Hun revolutie was verder gegaan dan het punt waarop de Franse Revolutie het had laten afweten. Haïti was de lakmoesproef geweest waarbij filosofisch-revolutionaire theorieën daadwerkelijk tot realiteit werden gebracht. Inderdaad, van de drie revoluties die op het einde van de 18de eeuw plaats vonden, namelijk de Franse, de Amerikaanse en de Haïtiaanse, was deze laatste zonder twijfel de radicaalste en de meest inspirerende van de drie. Hun voorbeeld was wellicht de belangrijkste inspiratiebron voor latere bevrijdingsbewegingen in Afrika en Latijns-Amerika. Zo gaf Haïti ook daadwerkelijk steun aan Simon Bolivar bij zijn strijd tegen Spanje en in de eerste jaren van de negentiende eeuw ondersteunde het de strijd van opstandelingen tegen de slavernij op Cuba.

Eigenaardig genoeg verdwijnt het Haïtiaanse verhaal na een tijd uit de latere (vooral Westerse) geschiedkundige studieboeken. De beroemde historicus Eric Hobsbawm bijvoorbeeld negeert in zijn bekende werk The Age of Revolution nagenoeg volledig Haïti. Ook het duo Francois Furet en Mona Ozouf vonden in hun 1100 pagina’s dikke Critical Dictionary of the French Revolution geen plaats voor een zoekwoord Toussaint Louverture. En bij het artikel over slavernij spreken ze alleen over de Amerikaanse Revolutie. En zo kan je nog ettelijke boekwerken en artikels aanhalen. Haïti bestaat blijkbaar niet meer.

Het zijn de Amerikaanse, en meer nog de Franse Revolutie, die algemeen beschouwd worden/werden als de cruciale momenten waarop de intellectuele tradities binnen de Verlichting vertaald worden in een nieuwe politieke realiteit. Maar in werkelijkheid is het vooral de strijd van de Haïtianen die de idealen van gelijkheid, vrijheid en de realisering van universele rechten van de mens zijn meest radicale en progressieve betekenis zou geven. De Haïtiaanse revolutie was het echte orgelpunt van de Radicale Verlichting, die, zoals hoger vermeld, een specifieke traditie binnen het brede spectrum van Verlichtingsdenkers was. Het zogenaamde ‘vergeten’ van Haïti getuigt van een selectieve blindheid, alsof alleen witte mensen de geschiedenis echt kunnen vooruithelpen. Maar als je overtuigd bent van je eigen westerse superioriteit, dan zie je soms niet het ganse plaatje. Dit fenomeen lijkt een beetje op wat heel wat 18de -eeuwse filosofen ook was overkomen. Die beseften namelijk niet altijd dat er naast hun theorieën ook echte zwarten bestonden die als slaven een afschuwelijk en kort leven hadden te ondergaan.

Een keerpunt? Haïti als bron van inspiratie

Maar is de Haïtiaanse revolutie dan niet mislukt? Haïti is nu toch een van de armste landen ter wereld? Frankrijk had het land in 1835 zware herstelbetalingen opgelegd, er moesten 150 miljoen goudfranken betaald worden voor de geleden schade. De start van het nieuwe land werd hierdoor zeker niet gemakkelijker gemaakt. Er kwamen dictators, imperialistische inmenging, en zelfs een bezetting door de Verenigde Staten van 1915 tot 1934. Ondertussen is er voortdurend politieke onrust, er is geweld, en grote miserie voor de bevolking, Maar anderzijds zijn revoluties niet direct ‘volledig’ voltooid, Ze hebben vaak een bredere, moeilijk te bepalen impact, die soms pas jaren later plaatsvindt.

Buste van Toussaint in Bordeaux aan de Garonne

En zo kunnen we ook nu weer inspiratie putten uit de Haïtiaanse Revolutie. We leven thans misschien in een tijd waarbij spijtig genoeg toch veel solidariteit en engagement uit de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw uit onze Westerse maatschappij verdwenen lijkt. Denk maar aan de vele toenmalige landencomités, de maatschappijkritische bewegingen, de materialistische Bijbellezing enz. Vandaag beleven we blijkbaar dezelfde contradicties als uit de tijd van de Verlichte filosofen. Onze normen en waarden botsen nu weer met bepaalde zogenaamd belangrijke geopolitieke en internationale handelsbelangen. Daardoor leven we in een wereld waar de rijken alleen maar rijker worden, ten koste van de overgrote meerderheid van de wereldbevolking. Maar in heel wat landen zelf laat een deel van de burgers zich niet langer onderdrukken en ontstaan er terug radicale revolutionaire bewegingen.

Die waren in de 20ste eeuw ook al aanwezig bij figuren als Frantz Fanon, Angela Davis, Nelson Mandela en vele anderen, en bij de talloze antikoloniale bewegingen. Vandaag binden overal ter wereld ‘indigenous movements’, landloze boerenbewegingen, arbeidersbewegingen, antiracismebewegingen, vrouwenbewegingen, en vele andere sociale bewegingen de strijd aan. Deze strijd voor meer gelijkheid vertrekt vanuit de onderdrukten zelf!

Tot besluit

Modeste Testas

Ik zou hier twee interessante evoluties willen vermelden. De eerste is het feit dat Frankrijk stilaan zijn koloniale geschiedenis iets minder verdringt dan vroeger. Zo wordt er nu eindelijk in de handboeken geschiedenis eindelijk ook aandacht besteed aan de Haïtiaanse Revolutie. Vroeger wisten de meeste Fransen nauwelijks dat Haïti hun eigen voormalige kolonie Saint-Domingue was. En in Bordeaux, waaruit in de 18de eeuw ook heel wat slavenschepen vertrokken, werden twee mooie standbeelden geplaatst om de herinnering aan de treurige periode van de slavernij levendig te houden. Het ene beeld is een buste van Toussaint Louverture, het andere een levensgroot beeld van Modeste Testas, een van de weinige Haïtiaanse slavinnen van wie de levensloop gekend is.

En in Zuid-Afrika is er nog ten tijde van de apartheid een bepaald soort bevrijdingstheologie ontstaan, de Black Theology. Ze doet aan de Haïtiaanse Revolutie denken, maar is geheel geweldloos. Zwarte theologen confronteren hun blanke onderdrukkers met de manier waarop deze laatsten de bijbel meestal in hun voordeel gebruiken. Al het kwaad dat de blanke christenen hun niet-blanke naasten hebben aangedaan wordt bloot gelegd. Deze zwarte theologen kennen slechts één verlangen: te leven van Gods genade en niet langer van de genade der blanken. Het beeld van de ‘blanke’ God moet verdwijnen, want God is zwart. Waar hebben we ook weer gehoord dat iedereen zwart was?