Van Libanon naar Haïti en terug

Op 16 augustus 2020 legde Luis Abinader de eed af als nieuw verkozen president van de Dominicaanse Republiek. Zijn grootvader José S. Abinader emigreerde vanuit Libanon naar de Dominicaanse Republiek in 1898. De echtgenote van de nieuwe president, Raquel Arbaje Soni, is ook van Libanese afkomst. Tijdens zijn campagne werd Abinader gesteund door Rudy Giuliani, bekend politicus in de Verenigde Staten, republikein en oud-burgemeester van New York. Twee dagen voor de eedaflegging steunde de Dominicaanse Republiek als enig land in de VN-veiligheidsraad een Amerikaanse resolutie om een wapenembargo tegen Iran voor onbepaalde tijd uit te breiden.

Ook in Haïti merken we de opgang van Libanese immigranten met de steun van de VS. Dit wordt treffend geïllustreerd in de roman van Georgia Makhlouf, Port-au-Prince Aller-retour, verschenen in 2019.

Port-au-Prince aller-retour

Op de cover van het boek staat Vincent Maklouf afgebeeld, grootvader van de schrijfster, die in 1893 vanuit Libanon naar Haïti migreerde. Libanon maakte toen deel uit van het Ottomaanse Rijk. De inwoners en vooral de christenen onder hen, hadden het moeilijk onder de Turkse overheersing. Jongemannen moesten dienstplicht vervullen in het Turkse leger. In 1860 hadden de christenen een belangrijk conflict met de Druzen, een andere bevolkingsgroep, waarbij doden vielen.  

De familie geeft Vincent alle mogelijke hulp om naar Amerika te migreren. In Beiroet bekomt hij met de nodige moeite een paspoort, een geboorteakte en een uittreksel van de burgerlijke stand. Op aanraden van een maronitische priester kiest hij voor Fort-de-France, Martinique: hij spreekt immers een weinig Frans, maar helemaal geen Engels. De reis gaat via Marseille en Bordeaux. De oversteek van de Atlantische oceaan maakt hij op de Santa Maria, in derde klasse. Op de boot maakt hij kennis met een andere Libanees, Amin, die hem overtuigt af te stappen in Port-au-Prince, Haïti. Eenmaal ter plaatse verandert hij zijn naam van “Mansour Makhlouf” in “Vincent Maklouf”.

In Haïti ontmoet hij Louisa, de liefde van zijn leven. Zij kent haar ouders niet en is opgegroeid in de familie Coicou. Louisa steunt Vincent bij het openen van een textielwinkel en in zijn opgang tot rijk zakenman en schenkt hem een zoon. De Libanezen worden in Haïti beschouwd als Syriërs. Ze hebben het niet makkelijk om zich te laten aanvaarden zowel door de Haïtianen als door de buitenlanders. De nieuwkomers worden door de Duitse en in mindere mate door de Franse zakenlieden gezien als concurrenten. Vincent slaagt er in 1898 in om onder president Tiresias Augustin Simon Sam de Haïtiaanse nationaliteit te verwerven.

Geregeld onderneemt de Haïtiaanse regering pogingen om het de Syriërs moeilijk te maken. Er circuleert zelfs een dagblad “l’Anti-Syrien”. In juni 1904 wordt er zelfs een anti-Syrische wet uitgevaardigd. De Syriërs zoeken en vinden steun bij de Verenigde Staten.

In 1907 wordt Vincent onder druk van zijn familie in Libanon gekoppeld aan zijn bruid Edma Mourad. Hij keert met haar en haar broer Joseph terug naar Port-au-Prince. Later volgen nog twee neven, Kamal en Fatek. Zelfs zijn broer Gebran duikt op, na een verblijf in Brazilië. Vincent en Edma vestigen zich in een huis in de Rue du Centre in Port-au-Prince en krijgen vijf kinderen. In de Rue du Centre bevindt zich ook de bekende school Saint-Louis de Gonzague, bestuurd door Franse Broeders.

In 1908 pleegt generaal Antenor Firmin een mislukte staatsgreep tegen president Nord Alexis. Onder de samenzweerders bevindt zich de dichter en dramaturg Massillon Coicou. Is er een band tussen deze man en Louisa? De schrijfster laat het in elk geval vermoeden. Op zondag 5 juli, terwijl men in de parochies zoals in Petionville het feest van de patroonheilige Sint-Pieter viert, ontploft er een wapenarsenaal en verwoest een brand een deel van de binnenstad rond het paleis. Antoine Simon volgt Nord Alexis op.

Het zijn woelige tijden. In 1911 voert Cincinnatus Leconte, afstammeling van de onafhankelijkheidsstrijder Jean-Jacques Dessalines, een rebellie van de Cacos aan tegen Antoine Simon en jaagt deze op de vlucht. De nieuwe president houdt niet van de Syriërs. Bij plunderingen in de stad gaat een magazijn van Vincent in de vlammen op. Een onderzoekscommissie wil Vincent de Haïtiaanse nationaliteit afnemen en hem verplichten zijn handelsactiviteiten te staken. Gelukkig voor hem kan hij de burgerlijke rechtbank overtuigen van de correctheid van zijn papieren. Enkele maanden later wordt hij opnieuw onder druk gezet en in de gevangenis opgesloten. Hij wordt ervan beschuldigd een gevaar te zijn voor de staatsveiligheid. Vincent heeft handelscontacten in Engeland. Met de hulp van het Engelse consulaat laat de vrederechter hem na meer dan een maand vrij. De Syriërs organiseren zich en leggen contacten met de Amerikaanse kringen in de hoofdstad.

In de nacht van 8 augustus 1912 staat het paleis in brand. De munitiekamer ontploft en president Cincinnatus Leconte en verschillende leden van zijn familie overleven de aanslag niet. De Syriërs worden ervan beschuldigd een complot tegen de president te hebben gesmeed.  De Cacos worden opnieuw opstandig. In 1915 bezetten Amerikaanse mariniers het land.

Op het einde van de eerste wereldoorlog verliest het Ottomaanse Rijk een uitgestrekt territorium. In 1920 worden Libanon en Syrië Franse mandaatgebieden. Nu Libanon bevrijd is van de Turken, besluit Vincent met zijn gezin naar Libanon terug te keren. Hij is verscheurd omdat hij Louisa en zoon Theo moet achterlaten en zoveel dat hij in Haïti heeft opgebouwd. Hij is zelfs stichtend lid van de Handelskamer van Haïti. Zijn echtgenote Edma is opgetogen. Voor de oudste kinderen, en vooral voor zoon Anis, die vloeiend Creools spreken, maar geen Arabisch, is de reis naar Libanon een tegenvaller. De handelszaken Maklouf worden overgelaten aan de neven Kamal en Fatek. In Libanon moeten Vincent en zijn gezin van nul herbeginnen.

Op dit ogenblik behoren enkele families van Libanese herkomst tot de elite van Haïti. Dit betekent niet dat alle migranten een succesverhaal hebben geschreven, zoals in de roman tot uiting uit. Amin en Joseph bezwijken door een zwakke gezondheid. Anderen, zoals Gebran en Fatek maken hun gemeenschap te schande door hun slechte gedrag.

De figuur van Vincent komt overwegend positief over. De moderne lezer heeft er wel moeite mee dat hij zijn geliefde Louisa opgeeft voor een gearrangeerd huwelijk. (In feite behoudt hij een relatie met Louisa als minnares). De schrijfster laat in het midden of Vincent wel of niet betrokken is bij complotten tegen de een of andere president. Op een bepaald moment wordt Vincent gestraft voor zijn overmoed: hij kan niet goed sturen en raakt zwaargewond bij een ritje met zijn nieuwe auto.

Edma heeft alles over voor haar gezin, maar gaat soms te ver. Wanneer zij op de hoogte wordt gebracht van de verhouding van haar echtgenoot met Louisa, doet zij via een huisbediende beroep op voodoo-krachten om Louisa te dwarsbomen.

Schrijfster Georgia Makhlouf, foto Marie- France Zajac – Own work, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=53596534

De meest integere figuur blijkt Anis, niet toevallig de vader van de schrijfster. Anis is een uitstekend student en sportman. Hij beschouwt zichzelf als een echte Haïtiaan en is bedroefd om de soms opduikende vijandschap jegens de Syriërs. Hij leek op weg naar een priesterroeping, maar beslist om geneeskunde te studeren en chirurg te worden,  na het auto-ongeval van zijn vader.

Zie ook https://en.wikipedia.org/wiki/Georgia_Makhlouf