Black Spartacus – Het zeer bewogen leven van Toussaint Louverture

Een ongelooflijk toeval. Nadat we het in de vorige nieuwsbrief al hadden over de radicale Haïtiaanse revolutie, is er zeer recent (juli 2020) een belangwekkend boek verschenen over de meest significante figuur van die revolutie, Toussaint Louverture. De auteur is Sudhir Hazareesingh, professor geschiedenis aan Balliol College van de universiteit van Oxford. Hazareesingh is eigenlijk afkomstig van Mauritius, wat in de jaren 1700 nog Île de France heette, en zijn belangstelling voor het Caraïbisch gebied werd gewekt op het moment dat hij grote gelijkenissen zag tussen de geschiedenis en het Creools van bijvoorbeeld Haïti en dat van Mauritius.

Het thans gepubliceerde boek is natuurlijk niet de eerste biografie over Toussaint, talloze werden er gedurende de laatste tweehonderd jaar uitgebracht, maar na dat van CLR James’ klassieke “The Black Jacobins” uit 1938, is het huidige wellicht nog belangwekkender en tevens een mooie aanvulling bij dat van James. Hazareesingh suggereerde overigens zelf in een interview dat eventuele geïnteresseerden met tot nog toe weinig voorkennis van de Haïtiaanse geschiedenis en van de Franse revolutie in het algemeen, beter eerst James zouden lezen vooraleer ze zijn eigen boek ter hand namen.

De eerste biografen van Toussaint, zoals Thomas Madiou en Beaubrun Ardouin, schreven reeds kort na diens dood in 1803 zijn levensverhaal, maar dat bleef schematisch. Tevens verweten ze hem een soort tiran te zijn geweest die de idealen van de revolutie eigenlijk zou hebben verraden. Het is pas vanaf het midden van de negentiende eeuw dat de Franse abolitionist Victor Schoelcher een meer genuanceerd en sympathieker portret van Toussaint schetste. Tijdens de periode 1920 tot 1933 verscheen dan in Haïti zelf het driedelige “Histoire de Toussaint Louverture” van de hand van Horace Pauléus Sannon, waarin de auteur recht doet aan Toussaint en hem beschrijft als de echte stichter van Haïti’s onafhankelijkheid.

Al deze biografieën hadden uiteraard hun verdienste, maar ze spraken mekaar vaak tegen, discussies heen en weer gingen vaak over de persoon van Toussaint als niet altijd consequent zijnde, en was hij nu zus geweest, of misschien eerder zo. Men begreep hem eigenlijk niet ten volle, hij bleef controversieel. Ook over heel wat gebeurtenissen en data was er onenigheid. De laatste 30 jaar is er echter een grotere belangstelling ontstaan om naast de gekende Franse en Amerikaanse revoluties eindelijk ook eens die van Haïti/Saint Domingue, zonder twijfel de meest radicale en meest omvattende, beter te begrijpen.

En zo ligt thans het boek van prof. Hazareesingh voor ons. De auteur heeft getracht om in zijn studie de “echte” Toussaint terug te vinden. Hij heeft daarom geprobeerd om zo veel mogelijk terug te keren naar het oorspronkelijke bronnenmateriaal, om als het ware de wereld van toen door Toussaints eigen ogen te kunnen zien, en daardoor ook diens karakter beter te leren kennen. Zo bleek Toussaint alleszins geen eenvoudige zwartwit figuur te zijn geweest. Hij hoorde thuis in de ingewikkelde context van slavernij, en de koloniale politiek in het achttiende-eeuwse Saint-Domingue. Hij absorbeerde heel wat invloeden, en was daarbij zeker niet inconsequent, hij was eerder een man van én…én…, en niet van of…of…. Eigenlijk zou men van een hybride persoonlijkheid kunnen spreken, of hem de dag van vandaag postmodern noemen. Dat patroon in zijn leven werd echter voorheen nauwelijks herkend. Zo was hij zowel een vroom katholiek, als een aanhanger van een beetje voodoo.

Het boek van Raynal en Diderot

Hij was op de hoogte van de Franse Verlichtingsfilosofie en had bijvoorbeeld “Histoire philosophique des Deux Indes “gelezen van Abbé Raynal en Denis Diderot, waarin de slavernij werd afgewezen en voorspeld stond ‘dat er afschuwelijke gebeurtenissen zouden plaatsvinden als de planters hun slaven nietzouden emanciperen. Het was wachten op een Zwarte Spartacus die de strijd van de slaven zelf, zou leiden’.

In dit verband staat er in het nieuwe boek een sprekende anekdote. Er is namelijk een verslag bewaard van een plantage-eigenaar, een zekere Leclerc. Een tijd na het uitbreken van de slavenrevolte in augustus 1791 keerde deze terug naar zijn domein te Limbé. Het was deskundig in brand gestoken en praktisch compleet vernield, behalve een bepaald gebouw, waarover iemand hem ter plaatse vertelde dat het gebruikt was geweest door een lokale leider van de opstand. Toen Leclerc er binnenging, zag hij tot zijn niet geringe verwondering dat zijn beste meubelen er met zorg bewaard stonden, en dat het enige niet verbrande boek uit zijn collectie er openlag, het was het hierboven vernoemde werk van Raynal en Diderot, exact op de pagina die het lot van de planters had voorspeld.

Standbeeld van Toussaint in Benin

Over de jeugd van Toussaint, tijdens de jaren die voorafgingen aan de hierboven vermelde gebeurtenissen, weten we eigenlijk echt niet heel veel. Vermoedelijk werd hij geboren rond 1740. Hij was een slavenkind op de niet al te extreem meedogenloze plantage Bréda, in de buurt van Haut-du-Cap, in het noorden van Saint-Domingue. Hij stamde van een hogergeplaatste Allada-familie (Benin) en sprak vandaar dus naast Creools en Frans ook wat Ewe-Fon.

Hij was klein, ziekelijk en mager, en daarom was zijn bijnaam “fatras bâton”, magere stok. Maar hij was zeer verstandig en kon geweldig goed met paarden om. Zo werd hij koetsier en kreeg hij snel extra verantwoordelijkheden op de plantage. Op latere leeftijd, in 1776, kon hij zijn vrijheid krijgen en zo bezat hij dan zelf 1 slaaf en huurde hij verder van een schoonzoon een koffieplantage met 13 slaven.

Later, na de opstand van 1791, werd fatras bâton dan Toussaint Louverture, de voormalige slaaf had zich ontpopt tot vrijheidsstrijder. Over zijn nieuwe achternaam werd nadien ook vaak gediscussieerd. Had hij misschien een spleet tussen zijn tanden, of had het te maken met het feit dat hij bressen sloeg in de troepen van zijn tegenstanders? Sudhir Hazareesingh vraagt zich af of het eventueel iets kon te maken hebben met Legba, de belangrijke voodoo-godheid die de barrières wegneemt en aldus opening creëert. Tien jaar lang stond Louverture aan het hoofd van zijn medestrijders, zowel mannen als vrouwen, en de verscheidene in Saint-Domingue arriverende Franse commissarissen stuurde hij telkens op sluwe wijze van het kastje naar de muur. In die ganse periode sliep hij meestal niet meer dan 4 uur per nacht, hij kwam en ging alsof hij overal tegelijk was, dacht tien stappen verder dan zijn tegenstanders, en stond vaak zelf vooraan bij een aanval. We moeten hierbij ook vermelden dat hij bij heel wat gebeurtenissen contacten bleef onderhouden met blanken, zowel met Europese, als met plantagebezitters op Saint-Domingue zelf, en dikwijls zijn medestrijders waarschuwde om geen onnodig geweld te gebruiken.  Uiteindelijk streefde hij immers naar een multiraciale maatschappij waarin alle mensen vrije broeders konden zijn. Deze slogan had ook weerklonken tijdens de Franse Revolutie, maar hij werd door de Parijse revolutionairen helaas niet toegepast op hun kolonies. Voor grondgebied buiten het moederland Frankrijk bleven blijkbaar andere wetten gelden. 

Toussaint wou eigenlijk autonomie binnen het grote Franse territorium. Hij was niet per se uit op volledige onafhankelijkheid. Verdere gebeurtenissen op het einde van zijn leven hebben dit echter onmogelijk gemaakt. Nadat Louverture in 1801 een eigen aangepaste grondwet had uitgevaardigd, die o.a. stipuleerde dat “iedereen hier geboren, leeft en sterft als vrij en Frans”, vond Napoleon dat het stilaan welletjes was geweest met die Toussaint, uiteraard vooral omdat de Franse “consul voor het leven” de slavernij op Saint-Domingue terug wilde invoeren.

Toussaints Grondwet van 1801

Daarom stuurde hij een groot expeditiekorps. De aanvoerder van de Fransen, generaal Leclerc, slaagde erin om Toussaint te laten gevangennemen en naar het Fort de Joux in de Franse Jura te laten deporteren. Toussaint verbleef daar in een ellendige koude cel. Hij verloor snel gewicht, had veel hoofdpijn en kreeg een chronische hoest. Op 7 april 1803 overleed hij, uiteraard verzwakt door zijn talloze ontberingen en getroffen door een zware longontsteking. Ondertussen hadden zijn generaals, vooral Jean-Jacques Dessalines, de strijd tegen het invasieleger op de meest bloedige wijze verdergezet en de Fransen voor goed uit Saint-Domingue kunnen verdrijven.

Toussaints cel te Pontarlier, Chateau de Joux

De Parel der Antillen werd aldus in 1804 Haïti, de eerste onafhankelijke zwarte republiek ter wereld. Later zou Napoleon nog spijt krijgen over zijn invasie in Saint-Domingue en verklaren dat hij beter met Toussaint onderhandeld had. 

De korte levensschets hierboven is uiteraard in grote lijnen reeds min of meer bekend bij de meeste Haïtigeinteresseerden. Maar waaruit bestaat nu dat ‘nieuwe bronnenmateriaal’ van Sudhir Hazareesingh, waarmee de auteur probeerde te kijken door de ogen en te spreken via de stem van Toussaint zelve, er was 200 jaar geleden toch nog geen opnameapparatuur? Inderdaad, meersporenbandopnemers bestonden nog bijlange niet. Maar Toussaint zelf heeft wel een ontzettend lang papieren ‘spoor’ nagelaten. Onderdelen daarvan bevinden zich bijna overal ter wereld, maar op de eerste plaats in Franse, en daarna Engelse, Spaanse en Amerikaanse archieven. Op Haïti zelf is er jammer genoeg weinig bewaard. Hazareesingh heeft nu de kolossale arbeid op zich genomen om al dat materiaal, zo’n 1600 originelen, te gaan bestuderen, iets wat voorheen door veel van zijn voorgangers hoogstens voor een klein gedeelte al was gebeurd. Het werd snel duidelijk dat Toussaint toch wel een echte veelschrijver was. Op een bepaald ogenblik dicteerde hij aan wel vijf secretarissen tot honderd geschriften per dag! Het gaat dan om verslagen, plannen, opdrachten, toespraken, en soms doodgewone brieven……Hij dreef het soms zo ver dat hij af en toe zelfs met een nieuwe brief een soort leesbevestiging liet sturen, want hij wou zeker zijn dat de originele zending wel was aangekomen bij de bestemmeling.

Uit al die documenten blijkt thans dat Toussaint niet zozeer een in zichzelf geïnteresseerde pragmaticus was, zoals vroeger wel al eens werd beweerd, maar eerder een omzichtige, idealistische politicus, een politiek filosoof, met bovendien ook nog eens een scherp militair inzicht. Volgens Hazareesingh kan men hem terecht beschouwen als de stichter van een nieuw volk en als de eerste zwarte superheld van de Moderne Tijd. Het is dan ook niet te verwonderen dat Toussaint Louverture in de twee eeuwen na zijn dood een soort baken werd voor allerhande latere radicale bevrijdingsbewegingen, bijvoorbeeld in Cuba, Jamaica, Venezuela…enz. Zo had hij bekende politieke volgelingen als Frederick Douglass, Marcus Garvey en Fidel Castro. Hij heeft zelfs invloed op de huidige Black Lives Matter beweging en op heel wat kunstvormen. Hij werd het onderwerp van toneelstukken, poëzie (o.a. een beroemd sonnet van William Wordsworth), schilderijen en ook van muziek: van Samuel Coleridge-Taylor, over Carlos Santana, tot de in Haïti geboren rapper Wyclef Jean (The Fugees).

Terecht mogen we dus melden dat Sudhir Hazareesingh met zijn ‘Black Spartacus” geen oude wijn in nieuw zakken schenkt. Hij laat wel degelijk nieuw licht schijnen op de figuur van Toussaint. Het boek is daarenboven ook nog eens prima gestructureerd. Vooraan staan er naast een overzichtelijke chronologie ook een verklarende woordenlijst en een drietal historische landkaartjes. Achteraan vinden we niet minder dan 42 pagina’s noten verzameld, maar op een intelligente manier die het mogelijk maakt de talloze nummers uit de tekst onmiddellijk, zonder overdreven te moeten zoeken, terug te vinden. Tenslotte eindigt het boek met een uitgebreide index van eigennamen, plaatsen en gebeurtenissen. We vinden het een absolute aanrader, met slechts twee kleine bedenkingen. Over sommige documenten zou een strenge historische kritiek misschien kunnen struikelen. Is een kopie, weliswaar 200 jaar geleden gemaakt van een verloren gegane originele brief, een wetenschappelijk volwaardige bron? En, hoe moeten we de teksten inschatten die Toussaints zoon Isaac over zijn vader heeft geschreven. Dreigt hier dan eventueel niet een heel klein beetje de hagiografie of beschrijving van een heiligenleven?

Ondertussen kan je op YouTube al interviews met Sudhir Hazareesingh bekijken. Je vindt op internet ook al talrijke besprekingen van zijn boek, helaas voor sommigen, zijn ze meestal in het Engels. Interessant is ook dat er sinds kort veel historisch filmmateriaal over Haïti te zien valt. Vaak zelfs over vroeger door ons gebrachte dossiers, zoals de Amerikaanse bezetting, de Duvaliers, Aristide enz. Wie zoekt, die vindt …ongetwijfeld.