Dragen opgelegde verkiezingen wel bij tot een ware democratie?

Marc Maesschalck over de zin en onzin van verkiezingen op Haïti

De Franstalige Belg Marc Maesschalk heeft samen met de Haïtiaan Jean-Claude Jean een ophefmakend boek geschreven dat een vlijmscherpe analyse bevat van de machtsuitoefening in Haïti door Lavalas, de politieke stroming die Jean-Bertrand Aristide in 1990 aan de macht bracht. De kritiek die de jongste jaren vooral vanuit intellectuele hoek op Lavalas en Aristide is gespuid, wordt hier tot een coherente analyse gesmeed. Een gesprek over de zin en onzin van verkiezingen in 1990 en vandaag.

Maesschalck heeft van 1987 tot 1990 in Haïti gewerkt, deels in een stichting voor politieke analyse, het ‘Institut Karl Levêque’. Als waarnemer volgde hij de verkiezingen van december 1990, die gewonnen werden door de Lavalasbeweging, die Aristide aan de macht bracht. Toen al maakte Maesschalck een kritische analyse van het verkiezingsgebeuren.

Sindsdien is hij herhaaldelijk naar Haïti teruggekeerd, ook om zijn schoonfamilie te bezoeken. Marc is namelijk gehuwd met een Haïtiaanse.

Toen we Maesschalck in september 1999 mochten verwelkomen voor een gesprek tijdens de door het Vlaams Haïti Overleg georganiseerde animatienamiddag in Strombeek-Bever verklapte hij ons dat de regering-Préval 200 exemplaren van zijn boek had besteld. Blijkbaar was het de bedoeling er op het hoogste politieke niveau een brede discussie over te houden.

De centrale stelling van Maesschalcks boek is dat Lavalas, als politieke ‘erfgenaam’ van het brede volksverzet van eind jaren tachtig, heeft gefaald. Nu, tien jaar later, is de gemiddelde Haïtiaan er niet beter aan toe dan onder de Duvaliers. Echte inspraak is er niet. Aristide en zijn opvolger Préval zijn er niet in geslaagd structuren op te zetten om het volk dichter bij echte democratie te brengen.

Intussen monopoliseren zij het politieke veld en dulden geen tegenstand. In de praktijk wordt uitgevoerd wat het IMF, de Wereldbank en co willen: naadloze inpassing van Haïti in de nieuwe neoliberale wereldorde. Volgens Maesschalck waren de kaarten al geschud toen Aristide in 1990 de verkiezingen won.

Maesschalck: “Als Aristide zich kandidaat stelt, zijn we al in een periode van sterke onderdrukking van het volksverzet. Aristide is tegen de zin van de bewegingen waar hij het dichtst bij stond, zoals Veye Yo, kandidaat geworden. Er zijn dan al heel wat spanningen en twijfels. Door de snelheid waarmee het verkiezingsproces zich in 1990 heeft afgespeeld, heeft het volk niet de tijd gekregen zich te mobiliseren rond prioritaire politieke doelstellingen die het tot een hoofdrolspeler zouden maken.

Aristide is in 1990 in België voor een congres van het theologische tijdschrift Concilium. Voor een aantal journalisten beweert hij met stelligheid dat hij geen kandidaat is voor het presidentschap. Nog geen maand later is hij kandidaat. Hij zet kandidaat Victor Benoit van het FNCD opzij en start met als begin van een programma de brochure “La chance qui passe”, een tekst die hoofdzakelijk door de in Montreal werkende Haïtiaanse professor geologie Georges Anglade is geschreven.

Een aantal volksorganisaties, zoals de kerkelijke basisgemeenschappen en groepen jongeren van Sint-Jan-Bosco, voelen zich door Aristide aangesproken en zien zich als het ware rechtstreeks betrokken bij de onderhandelingen over de nieuwe macht. De sporen daarvan zijn zichtbaar in de regering die Aristide op de been brengt. Die bestaat uit krachten en personen die onmogelijk kunnen samenwerken. De vraag rijst: was dit een regering om te verdelen en te heersen, of om echt te besturen?”

Niet deelnemen aan de verkiezingen zou de weg vrijmaken voor Marc Bazin, de kandidaat van de VS

"Iedereen weet dat de mensen in en rond Lavalas zich sneller en meer hebben verrijkt dan de meeste Duvalieristen."

De vraag waarvoor de mensen gesteld werden, luidde: Aristide of Bazin? Maar als dat niet de keuze was geweest die werd opgelegd door Aristide zelf, was er de keuze geweest tussen Aristide en Benoit. Die had het grote voordeel als kandidaat te zijn naar voor geschoven door een coalitie waar mee het volk zich in overeenstemming achtte wat de politieke inhoud betreft, maar daarom niet met de persoon. Met Aristide was er geen akkoord meer met een programma of een coalitie, maar met een priester, een profeet…

Toch is er tijdens die eerste regering Aristide op korte tijd veel veranderd. Het beste bewijs is misschien wel dat er zeven maanden na de installatie van Aristide een militaire staatsgreep is gepleegd om aan die veranderingen een eind te maken…

Vergeet niet dat in januari 1991, na enkele maanden Aristide, al een mislukte poging tot staatsgreep was geweest, die reeds duidelijk maakte dat de regering-Lavalas zou worden geëlimineerd. Onafhankelijk van de resultaten van Lavalas was er toen al een radicale oppositie.

Anderzijds had Lavalas een beperkte manoeuvreerruimte. Denk maar aan de zeer ambigue houding van Aristide ten aanzien van het liberale economische programma bij zijn terugkeer in 1994-1995. Voor een zogenaamd volkse regering gaat Renaud Bernaudin in augustus 1991 in Parijs onderhandelen met het IMF en de Wereldbank, maar het volk weet niet eens waarover.

De eerste begroting van de eerste democratische Haïtiaanse regering wordt geblokkeerd. Waarom? Zolang er geen akkoord met het IMF en de Wereldbank ondertekend is, zal er geen begroting zijn. Ziedaar een regering die alle mogelijkheden had om een volk te mobiliseren, die ongelooflijk veel vertrouwen genoot, maar het volk komt er niet aan te pas.

Eén anekdote: Nicaragua heeft in de zomer van 1991 aangeboden om de Haïtiaanse regering te helpen bij de onderhandelingen met het IMF en de Wereldbank. Dat is om te beginnen niet bekendgemaakt, en voorts is het voorstel ook niet aanvaard! Waarover is Haïti toen gaan onderhandelen? Negentig kleine projecten, die later de “negentig kleine projecten van de president” zullen worden genoemd!

Toch zegt iedereen dat Aristide met zijn partij de parlements- én de presidentsverkiezingen zal winnen omdat hij nog altijd het vertrouwen van het volk geniet; het zijn vooral de intellectuelen die zich nu van hem afkeren…

Ik denk niet dat dààr de scheidingslijn ligt. De bevolking is ontgoocheld over een verkiezingsproces dat niets oplevert. De verkiezingen van 1995 zijn de laatste die min of meer op echte verkiezingen leken, zij het met een lage opkomst. Verkiezingen zijn nu weer een zaak van grote campagnes door kapitaalkrachtige groepen die b.v. stemmen kunnen kopen.

Ja, de kans is groot dat Aristide terug aan de macht komt, maar dan niet gedragen door een volk dat 100% in hem gelooft. Ik denk dat ook het volk begint te twijfelen: iedereen weet dat de mensen in en rond Lavalas zich sneller en meer hebben verrijkt dan de meeste Duvalieristen. In twee jaar hebben ze verzameld waar de anderen 15 of 20 jaar voor nodig hebben gehad. Dat geeft te denken.

Laten we die verkiezingen dan maar vergeten, dat democratisch ritueel opgelegd door de internationale gemeenschap…

De politieke analyse van de verkiezingsprocessen in Midden-Amerika en de Cariben maakt van Haïti geen uitzondering. De zogenaamde normalisatie, zoals in El Salvador, heeft snel geleid tot een volledige apathie van de bevolking bij verkiezingen, omdat het begrepen heeft dat er niet snel positieve sociale gevolgen zullen komen. Het houden van verkiezingen is een nieuwe controlestrategie op internationaal niveau. Ik hoef wel geen tekening te maken bij wat er in Oost-Timor is gebeurd? Maar draagt het opleggen van verkiezingsprocessen in extreme crisissituaties echt bij tot het installeren van een ware democratie?

René Smeets
1 maart 2000