Adoptie zou eigenlijk niet mogen bestaan. In een ideale wereld zou ieder kind bij zijn eigen ouders opgroeien. Maar helaas lukt dat niet altijd. Voor een weeskind is adoptie de enige uitweg, dat zal geen redelijk mens betwisten. Maar in Haïti gaat het maar heel zelden over weeskinderen.
Van minstens negentig procent van de honderden adoptiekinderen die het land jaarlijks verlaten, is de moeder of vader nog in leven. Alles samen zou het jaarlijks om meer dan duizend kinderen gaan. Zelf had ik daar altijd een nogal principieel standpunt over ingenomen: als een moeder niet voor haar kind kan zorgen, moeten we die moeder helpen om voor haar kind in te staan in plaats van het kind bij haar weg te halen en als adoptiekind naar het buitenland te versassen. Het internationale adoptieverhaal is eigenlijk heel economisch gekleurd. Arme mensen staan hun kinderen af en rijke mensen adopteren ze. Dat is de keiharde realiteit en ergens schuilt daar iets fundamenteel onrechtvaardigs in.
Zolang er geen bereidheid is om fundamenteel iets te doen aan de armoede waarin de mensen in de sloppenwijken leven, is het een weldaad dat er zoiets als inter-nationale adoptie bestaat.
Sinds 1 september 2009 werk ik in Haiti in een “roots”-programma. Bedoeling is om vanaf 2010 oudere Haïtiaanse adoptiekinderen en hun familie de kans te geven om met Haïti kennis te maken. Velen wensen ook hun biologische familie te leren kennen, en dat kan, als we erin slagen ze op te sporen. De stiching (fondation) die het rootsprogramma uitbouwt, heeft tot nu toe een kindertehuis gerund. Die activiteit wordt stopgezet. De kinderen die in de laatste twaalf jaar uit het kindertehuis vertrokken zijn als adoptiekind, komen voor het grootste deel uit de sloppenwijken van Port-au-Prince, vooral uit Cité Soleil. In de afgelopen twee maanden heb ik met vele tientallen van de ouders uit de Cité gesprekken gehad. Velen komen jaarlijks langs om te horen of er geen foto’s van hun kind zijn toegekomen en nu er een ‘nieuwe blanke’ is, zijn ze allemaal wel wat nieuwsgierig.
En die vele gesprekken hebben mijn principieel standpunt aan het wankelen gebracht. Ik ben gaan inzien dat het voor vele kinderen inderdaad een weldaad is dat ze via adoptie een kans krijgen op een menswaardig leven. Gisteren nog zat hier een moeder van zeven kinderen. Geen van haar kinderen is ouder dan vijf jaar geworden, allemaal gestorven omdat ze hen niet de nodige zorgen kon geven. Behalve de twee die ze heeft afgestaan voor adoptie.
Of de vader, een paar dagen geleden, die me vertelde dat hij elke dag zijn ronde maakt langs de winkels van Port-au-Prince om lege dozen op te halen, om die dan te verkopen in de ‘stations’, dat zijn de los- en laadplaatsen in de stad waar de bussen en vrachtwagens uit het binnenland toekomen. Die man zei me trots dat hij op ‘goede’ dagen toch wel 50 Haïtiaanse gourdes (het equivalent van 1 euro) verdiende.
Bij een rootsreis zijn er drie partijen in het spel, en ze zullen alle drie water in hun wijn moeten doen.
Of nog: de moeder die me vertelde dat ze al een hele tijd geen dak meer boven haar hoofd heeft. Ze bedelt overdag rond de kathedraal en slaapt ’s nachts in één van de portieken ervan, samen met het enige kind dat bij haar is: een twaalfjarige dochter. Welk leven gaat dat kind tegemoet? En welk leven leidt haar broertje dat als adoptiekind naar Nederland is vertrokken? Daar moet je geen tekening bijmaken, toch?
En zo zijn er duizenden en duizenden kinderen uit verschillende derdewereldlanden die jaarlijks verhuizen naar Canada, de Verenigde Staten, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk enz. Wanneer ze ouder worden, stellen ze allemaal vroeg of laat vragen aan hun ouders. Vragen als : “Mama, alle witte mama’s hebben witte kindjes, en alle zwarte mama’s hebben zwarte kindjes, waarom heb jij dan een zwart kindje?” En ze krijgen antwoorden. En dan groeit er heel dikwijls een behoefte om meer te weten. Wie is die mama, die mij heeft afgestaan? En waarom heeft ze dat gedaan? Heb ik misschien nog broertjes en zusjes in een ver land? Sommige kinderen die al iets ouder waren toen ze geadopteerd werden, hebben zelfs nog vage herinneringen. Veel van die kinderen willen vroeg of laat op ‘rootsreis’, ze willen meer weten over hun wortels. En dat kan een heel boeiende en rijke ervaring zijn, die hen sterkt in hun persoonlijkheidsontwikkeling.
Bij zo’n rootsreis zijn er drie partijen:
Op een heel eigen manier, slaat het hele adoptie- en rootsverhaal een brug tussen de wereld van de allerarmsten en die van de rijken van deze wereld.
Een rootsreis biedt dus weinig garanties, maar op zich is het natuurlijk een boeiend gegeven dat een kind na al die jaren terugkomt om zijn/haar geboorteland te leren kennen en, indien mogelijk, kennis te maken met de familie waaruit het ooit vertrokken is. Dat wil niet zeggen dat alle adoptiekinderen de behoefte hebben om op rootsreis te gaan. Als ze zich goed voelen zonder te gaan graven naar hun wortels, dan is dat hun volste recht. Een rootsreis moet een vrije keuze blijven.
In Haïti start de Fondation Pou Timoun Yo, waar ik nu drie maanden werk, vanaf 2010 een heus rootscentrum. We bieden drie dingen aan:
Een adoptiekind dat naar zijn/haar roots gaat graven, ontdekt een wereld die voor vele andere kinderen in het Westen niet bestaat: de rauwe werkelijkheid van de allerarmsten op onze planeet. Die mensen beschikken over een enorme overlevingskracht. Dat is zeker een confronterend gegeven, maar tegelijk kan het ook heel boeiend zijn.
Wie er na het lezen van dit artikel meer over wil weten, kan mailen naar dirk.vermeyen@yahoo.com.