Open brief aan President Martelly

Betreft: Dossier van de ex-dictator Jean-Claude Duvalier

Open brief aan de President van de Republiek, de heer Michel Joseph MARTELLY

Port-au-Prince, 23 Januari 2012

Meneer Michel Joseph MARTELLY
President van de Republiek Haïti
Nationaal Paleis

Betreft: Dossier van de ex-dictator Jean-Claude Duvalier

Meneer de President,

Wij, ondertekenaars van deze open brief, zijn van oordeel dat het hoogst belangrijk is dat, in naam van de waarheid en de rechtvaardigheid, de natie geïnformeerd wordt over de gevolgen van het op gang brengen van de publieke actie tegen de ex-dictator Jean-Claude Duvalier, na 25 jaar teruggekeerd naar het land dat hij verwoest heeft, na door een volksopstand gedwongen te zijn geweest naar Frankrijk te vluchten.

Slechts enkele dagen na deze terugkeer werden er meerdere klachten neergelegd door slachtoffers van het dictatoriale regime. Het parket van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Port-au-Prince heeft zich gehaast om ze te overhandigen aan het Kabinet van de onderzoeksrechter, zonder te proberen, zoals de wet dit voorschrijft, om voorafgaande enquêtes uit te voeren, en de daders, de mededaders en de handlangers van alle opgesomde verwerpelijke daden te identificeren. De onderzoeksrechter van zijn kant heeft alleen de klachten aanhoord.

Wij willen eraan herinneren dat de Staat de verantwoordelijkheid heeft om alle maatregelen te nemen om de feiten vast te stellen betreffende de misdaden begaan onder de verantwoordelijkheid van de ex-President-voor-het-leven Jean-Claude Duvalier, die zichzelf had uitgeroepen tot opperste en daadwerkelijke chef van het Haïtiaanse Leger en de Vrijwilligers voor de Nationale Veiligheid (alias Tontons Macoutes) en die als alleenheerser optrad. Daarom is het noodzakelijk om het bewijs te leveren van de sterke en absolute wil om, vooreerst aan de onderzoeksrechter de menselijke en materiële middelen te geven om een grondig onderzoek uit te voeren, en , daarna beroep te doen op de expertise aangeboden aan de Haïtiaanse regering en justitie door organismes met gezag, namelijk de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten.
Wij herinneren eraan dat de misdaden tegen de mensheid zich definiëren, zowel door hun aantal en hun systematische natuur, als door hun brutaliteit en de onmenselijkheid van hun uitvoering. De misdaden begaan onder het regime van Jean-Claude Duvalier beantwoorden goed aan deze definitie, in overeenstemming met de praktijk van het Internationale Recht, waaraan Haïti onderworpen is. In tegenstelling tot wat de medestanders van de ex-dictator beweren, zijn deze systematische en ernstige overtredingen onaantastbaar en hebben de Haïtiaanse rechtbanken de bevoegdheid om erover te oordelen.

Een jaar later stellen wij met ongerustheid en verontwaardiging vast, dat Jean-Claude Duvalier niet in het minst werd verontrust, terwijl hij toch het voorwerp is van vervolgingen door de Staat en van klachten neergelegd door de slachtoffers. De mededaders en handlangers van deze misdaden werden ook helemaal niet verontrust. Het dossier heeft geen bevredigende vorderingen gemaakt ten aanzien van de noodzaak om het recht te laten wedervaren.

Wij komen op de meest formele wijze in opstand tegen deze neiging om de dictatuur te banaliseren, en tegen deze minachting van de legitieme rechtvaardigheidseisen van de bevolking die geleden heeft en in stilte doorgaat te lijden, tegenover de arrogantie en de bedreigingen van hen voor wie de wet slechts een hersenschim is. Wie heeft er bevolen om aan Jean-Claude Duvalier de goederen terug te geven die hij verworven heeft ten koste van het bloed van de Haïtianen en de Haïtiaansen? Hoe kunnen we aanvaarden dat hem een pensioen wordt betaald alsof hij een goede president geweest was die het land eerlijk en rechtschapen had gediend?

Meneer de President, onze staatsinstellingen mogen niet verder Pontius Pilatus spelen. De rol van de Uitvoerende Macht en het Parlement bestaat er juist in erover te waken dat de aangepaste middelen ter beschikking worden gesteld aan de justitie zodat zij haar fundamentele missie goed kan vervullen: Dat de waarheid aan het licht kome. De verzoening van de natie met zichzelf, zolang verwacht en gewenst, verloopt noodzakelijkerwijze ook via de waarheid over deze periode van onze geschiedenis die de maatschappij zo blijvend heeft gekenmerkt.

Wij, zonen en dochters van Haïti, protesteren tegen deze herhaalde beledigingen ondergaan door de directe en indirecte slachtoffers van het regime van de Duvaliers. Na de provocatie van “het peterschap over de School van Recht en Economische Wetenschappen van Gonaïves”, is het onduldbaar Jean-Claude Duvalier in Titanyen aan de zijde van de President van de Republiek te zien.
Meneer de President, deze aanwezigheid van Jean-Claude Duvalier in Titanyen kan gelijkgesteld worden met een daad van heiligschennis en medeplichtigheid. Het is een onnoembare belediging aan de Natie en een smaad die wij niet kunnen aanvaarden. Kan men vergeten dat, evenals Fort Dimanche, Titanyen het graf vormt van duizenden Haïtianen en Haïtiaansen, gefolterd door de dienaren van vader en zoon Duvalier, ontmenselijkt en wier lijken voor de honden geworpen werden?

Meneer de President, tijdens uw verkiezingscampagne en in het programma van de regering die u samen met de Eerste Minister, de heer Gary Conille, leidt, hebt u beloofd u te wijden aan de instelling van een rechtsstaat in ons gekwetset land. De straffeloosheid en de rechtsstaat kunnen in geen geval gelijktijdig bestaan. Er kan geen verzoening zijn zonder rechtvaardigheid. Om de gedane beloftes te respecteren, is het nodig, in overeenstemming met uw grondwettelijke voorrechten, de burgers te bewegen vastberaden de rug toe te keren aan de oude praktijken en voorrang te verlenen aan de toepassing van de wet, zonder vooringenomenheid, zonder enige uitzondering.

Jean-Claude Duvalier moet veroordeeld worden voor de misdaden tegen de menselijkheid waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt en voor de schandalige – zo erkend door een Zwitserse rechtbank -fondsenverduisteringen. Het is de lang verwachte boodschap, zonder dubbelzinnigheid, van de wil om een einde te stellen aan de straffeloosheid, conditio sine qua non voor de nationale heroprichting/heropbouw.

Aanvaard, Meneer de President, onze vaderlandslievende groeten.

Ondertekenende organisaties en personaliteiten
1. Collectif contre l’impunité (Structuur die de aankla(a)g(st)ers van de organisaties voor mensenrechten omvat)
2. Centre Œcuménique des Drois Humains (CEDH)
3. Centre Pétion Bolivar
4. Centre de Recherches et de formation économique et sociale pour le Développement (CRESFED)
5. Commission Episcopale Justice et Paix (JILAP)
6. Groupe d’Appui aux Rapatriés et Réfugiés (GARR)
7. Groupe de Recherche en Education Alternative (GRIEAL)
8. KAY FANM
9. Mouvement des Femmes Haitiennes pour l’Education et le Développement (MOUFHED)
10. Plateforme des Organisations haitiennes des droits humains (POHDH)
11. Réseau National de Défense des Droits Humains (RNDDH)
12. Alix AMBROISE
13. Jean Max CALVIN
14. Carlo CANTAVE
15. Bernac CELESTIN
16. Eddy CHAPOTEAU
17. Paul A. CORBANESE
18. Dr. Georges JEAN-CHARLES
19. Julien JUMELLE
20. Patrick LEMOINE
21. Michèle MONTAS
22. Raoul PECK
23. Dr. Elder F. THEBAUD

Voor authentificatie:
Sylvie W. BAJEUX, Directrice van CEDH
Pierre ESPERANCE, Uitvoerend Directeur van RNDDH

De ondertekenaars staan vermeld in de brief, vertaling Guy Cleymans
7 april 2012

Meer artikels uit deze rubriek