Twee Haïtiaanse acteurs spelen "Bruits" in België


Foto: Véronique Vercheval (http://www.chargedurhinoceros.org)

Theater, het is niet meteen de eerste cultuurvorm die met Haïti geassocieerd wordt. Bekender zijn voor ons de schrijvers, de schilders, de filmmakers, de muzikanten of de beeldhouwers. Verwonderlijk toch hoe rijk en divers het culturele patrimonium van het armste land van het noordelijke halfrond wel is.

‘Bruits’ of ‘geluiden’ speelde van 22 maart tot 12 mei ll. vooral in het ‘Théâtre Le Public’ in Sint Joost ten Node, maar ook in Néthen, Saint-Ghislain, Antwerpen, Thuin, Aarlen, La Louvière, Welkenraedt, Doornik, Waterloo….. Twee Haïtiaanse acteurs, Daniel Marcelin en Albert Moléon, muzikaal begeleid door de Mexicaan Osvaldo Hernandez, vertolkten er een naar de Haïtaanse leefwereld hertaald stuk van de Duitse schrijver Karl Valentin. Hij was de voorloper van het ‘absurd theater’ eind jaren dertig in München. Aanleiding dus voor een gesprek met Albert en Daniel.


Foto: Véronique Vercheval (http://www.chargedurhinoceros.org)

Vertel ons over de theaterwereld in Haïti. Welke stukken worden opgevoerd? Gaat het vooral om klassiekers of gaat het eerder om geëngageerd theater? Zijn er veel gezelschappen? Is theater er populair?

Daniel: Er wordt in Haïti heel veel toneel gespeeld in de wijken, in de parochies, in de scholen, in verenigingen bijv. in het kader van de strijd tegen AIDS, en vooral door jongeren. Meer dan 500 groepen had het Théâtre National geregistreerd alleen al in groot Port-au-Prince. In die zin zijn er ontelbaar veel gezelschappen, allemaal amateursgroepen, spelers zonder toneelopleiding. Theater is dus populair, zeker in steden, maar ook op het platteland wordt er toneel gespeeld. Boerengroepen die een sociaal drama opvoeren als middel om problemen aan te kaarten, zoals geweld in het gezin, AIDS, drinkwaterproblematiek…. Theater zit echt wel in de cultuur en in het bloed van de Haïtianen, we maken graag plezier en hebben geen moeite met communiceren.

Bestaat er een Haïtiaanse toneelschool?

Daniel: Een formele, van staatswege erkende en betoelaagde theateropleiding bestaat in Haïti niet. Het ‘Théâtre National’, waar ik gedurende de laatste overgangsregering directeur was, heeft als opdracht het vulgariseren van theater en theatervorming organiseren. Er zijn eenwel geen middelen, daarom spreken wij van ‘théâtre dépouillé’ of uitgekleed theater. Zo gaf ik in verschillende steden theaterseminaries rond het thema ‘droom’. Een droom is niet plaatsgebonden en kan je dus overal doen en toch de code van het theater doorgeven. Ik verplaatste me daarvoor met het openbaar vervoer, het vraagt wel geloof om iets te doen. Naar Petit Goave bijvoorbeeld betekent dat reizen met taptap en brommer en dus uren onderweg. Tijdens de eerste dag vorming daar waren er 20 jongeren, de tweede dag al meer dan 100!

Albert: We moeten het ook over het “Le Petit Conservatoire” hebben dat sinds 8 jaar is opgericht door Daniel en dat je een theaterschool van vrijwilligers kan noemen. De oud- leerlingen zijn er pedagoog, Het begon als een soort laboratorium waar we uitwisselden, over onszelf konden spreken van mens tot mens. Ervaren acteurs geven er hun ‘métier’door.


Foto: Véronique Vercheval (http://www.chargedurhinoceros.org)

Hoe staat het met de theaterinfrastructuur in Haïti?

Daniel: Infrastructuur hebben we heel weinig. Er zijn twee oude cinemazalen waar regelmatig een stuk wordt opgevoerd, maar er zijn vooral voorstellingen in parochiezalen, auditoria van lycea, zalen van scholen. Er is een groot openluchttheater aan de Portaille Léogane met 2000 plaatsen, maar die heel weinig gebruikt wordt voor theater. In die zone is er ’s avonds een probleem met de veiligheid. Maar ook de uitrusting is niet in orde. Van de 200 projectoren die de overheid ooit van de Japanse overheid kreeg zijn er 2 die nog werken. De projectoren zijn er wel maar er zijn geen lampen.

Een paar jaar terug waren er ook één of meerdere voorstellingen van een gezelschap, in het kader van een uitwisseling met de Waalse of Brusselse gemeenschap. Hoe verloopt die samenwerking en wat betekent ze voor het theater in Haïti?

Daniel: Het ging om het stuk ‘Service Violence Série’ van het gezelschap ‘Nous’. Aanleiding was het theaterfestival ‘Quatre Chemins’ van Port-au-Prince, het enige in Haïti trouwens en dat sinds 2003 jaarlijks terugkeert. Hun stuk gooide er hoge ogen als vernieuwend en origineel. Zij werden voor een aantal voorstellingen uitgenodigd naar België. Financieel ondersteunt het CGRI (Commissariat Général aux Relations Internationales) van de Franstalige gemeenschap in Belgie – Wallonië en Brussel – het festival.

‘Charge du Rhinocéros’ speelt een heel belangrijke rol. Dit is een netwerk van artistieke samenwerking tussen artiesten en jonge gezelschappen uit België, Afrika, Haïti… Maar eigenlijk ligt aan de basis van het festival ‘Quatre Chemins’ het bezoek van een Belgisch gezelschap aan Haïti. Olivier Blin, bezieler van ‘Charge du Rhinoceros’ was daarbij en eigenlijk was het creëren van het festival een antwoord op zijn vraag: ‘Wat kunnen wij doen voor het theater in Haïti?’ Het festival is een groot feest met voorstellingen en ontmoeting van groepen en artiesten, maar ook van toneelvorming en projecten. Het legt ook de basis voor uitwisselingen en zo liepen al vier Haïtiaanse acteurs van ‘La Petite Academie’ gedurende anderhalve maand stage in Luik. Ook wij zijn hier dankzij dit netwerk. Met een Belgische regisseur en een Mexicaanse muzikant hebben we een interpretatie gemaakt van Karl Valentin in een Haïtaanse context. Gedurende drie weken monteerden we het stuk. ‘Bruits’ is een coproductie van het Théâtre National d’Haïti, het Festival Quatre Chemins, CGRI en Charge du Rhinocéros. Deze uitwisselingen en ondersteuning betekenen dus heel wat voor het Haïtiaans theater, ze geven echt kansen aan artiesten en gezelschappen om te groeien in hun vak en buiten de grenzen te treden.

Jullie zeggen dat er geen erkende toneelvorming is in Haïti. Maar misschien moeten jullie dan eens vertellen hoe jullie in het theater stapten en wat dat in jullie leven betekent?

Daniel: Ik speelde al rollen als heel kleine jongen. Als jonge knaap was ik lid van het gezelschap ‘Amants de la Litérature d’Haïti’. Het gezelschap stopte terwijl ik in het Nationaal Pedagogisch Instituut in opleiding was. Theater bleef mijn droom en met een beurs kreeg ik de kans op een echte toneelopleiding in Frankrijk. Terug in Haïti, organiseerde ik theaterateliers, later vormde ik die om tot het ‘Le Petit Conservatoire’ maar het blijft volgens dezelfde principes werken: oud-cursisten begeleiden de nieuwkomers. Het gebeurt allemaal in enkele ruimtes die we voor 10.000 gourdes per maand huren van een lyceum. Gelukkig zijn er enkele sponsors, waaronder Frank Etienne, waarmee we die wel heel minimale, eigenlijk verkommerde infrastructuur, kunnen betalen. De opleidingen zelf zijn helemaal gratis. Zelf heb ik de ganse opleiding gratis gekregen en dus geef ik het ook allemaal gratis door. Voor de kost werk ik bij Radio Métropole.


Foto: Véronique Vercheval (http://www.chargedurhinoceros.org)

En jij, Albert?

Albert: Voor mij begon alles in ‘Le Petit Conservatoire’ bij Daniel. Ik volgde de opleiding Genie Civil in de jaren ‘95 – ’96. Ik ondervond dat als ik bij gelegenheden zoals feestjes eens plezierig wou zijn, iedereen dat ook wel echt leuk vond. Ik was wel nieuwsgierig hoe ik hierin verder kon gaan, en toen begon ik bij Daniel en doorliep ik gedurende 4 jaar allerlei ateliers. Via ‘Le Petit Conservatoire’ volgde ik ook veel korte vormingen met Belgische en Franse regisseurs. Zo was ik na mijn eerste deelname aan het festival in 2003 één van de acteurs die op stage mochten naar Luik. Met ‘Bruits’ ben ik dus voor de tweede keer in België. Het geeft me een grote voldoening om me verder te kunnen ontwikkelen. Het is leuk om met je eigen lichaam, een beperkte vorming en dito middelen, toch iets te kunnen betekenen voor anderen. In Haïti doe ik voorstellingen met iemand die al vijfentwintig jaar metier heeft.

Hebben de heren nog een boodschap voor Lambi?

Daniel: Ik vind een tijdschrift als Lambi heel belangrijk, die naam hebben jullie ook wel goed gekozen en ik wens jullie nog heel veel adem om op de lambi te blijven blazen.

Albert: Ik droom ervan dat er nog veel kan veranderen. Wat goed is, moet blijven en verbeteren. Ik wens ook dat Lambi altijd maar beter wordt.

Rhoddy Petit
1 juni 2007