Verkiezingen, minimumloon en andere kwesties


Demonstratie (foto: Joan De Bruyckere)

De tweede ronde van de verkiezingen voor twaalf nieuwe senatoren werd gehouden. De resultaten ervan werden gecontesteerd, maar uiteindelijk liet president René Préval ze publiceren in het staatsblad.

Eindeloos werd er gediscussieerd en gemanifesteerd over de verhoging van het minimumloon tot tweehonderd gourdes per dag.

En in de Dominicaanse Republiek zijn de Haïtianen nog steeds het slachtoffer van racisme en geweld.

Op 21 juni 2009 had de tweede ronde van de gedeeltelijke verkiezingen voor de senaat plaats. In negen van de tien departementen werd er gekozen. In het departement van de Plateau Central, waar de eerste ronde van de verkiezingen uit veiligheidsoverwegingen werd geannuleerd, waren er geen verkiezingen.

Zoals bij de eerste ronde kwamen er ook bij de tweede ronde maar zeer weinig kiezers opdagen. De verkiezingen verliepen over het algemeen rustig. Toch vielen er op de verkiezingsdag twee doden en raakten er drie mensen gewond. Er werden ook een aantal mensen gearresteerd.
De overwinnaar van de verkiezingen was de regeringspartij L’Espoir (Lespwa in het Creools). Deze partij won zes van de elf zetels. De twaalfde senaatzetel blijft nog vacant, aangezien er geen verkiezingen plaatsvonden in de Plateau Central. De Voorlopige Kiesraad (Conseil Electoral Provisoire, CEP), die de verkiezingen organiseert, stelt voor om een aantal kandidaten van de Plateau Central niet meer te laten deelnemen aan de verkiezingen om zo geweld te voorkomen. Wanneer er dan wel verkiezingen zullen zijn in de Plateau Central werd niet bekendgemaakt.
In een open brief beschuldigde de vice-president van de Voorlopige Kiesraad (CEP) de president van de CEP ervan de resultaten van de verkiezingen te hebben gemanipuleerd in het voordeel van Lespwa. President Préval vond het niet nodig om de dubieuze praktijken in verband met de verkiezingsresultaten te laten onderzoeken door een onafhankelijke commissie en liet op 24 juli 2009 de fel betwiste resultaten van de gedeeltelijke senaatverkiezingen publiceren in het staatsblad.

Waarschijnlijk handelde Préval onder tijdsdruk. De inzet van de senaatverkiezingen is onder meer de amendering van de grondwet van 29 maart 1987. Hiervoor deed een presidentiële commissie een aantal voorstellen op 10 juli 2009. Het parlement moet zich ten laatste begin september uitspreken over deze amendering. Daarna wordt het huidige parlement normaal gezien ontbonden en in november moeten er in principe nieuwe verkiezingen worden gehouden.


Foto: Gerrit Matton

Bij deze verkiezingen moet één derde van de senaat vernieuwd worden (tien van de dertig zetels), de volledige kamer van volksvertegenwoordigers (99 zetels), de gemeenteraden (140) en ook de administratieve raden van de verschillende gemeentelijke secties (570).

Als het huidige parlement de voorgestelde amendering van de grondwet goedkeurt, kan het nieuwe parlement de grondwet wijzigen. Maar zover is het nog niet. Midden augustus waren de elf verkozen senatoren van de gedeeltelijke senaatverkiezingen nog niet gevalideerd door de andere senatoren. Het vereiste quorum werd niet bereikt omdat de senatoren van de oppositiepartijen OPL en Fusion weg bleven van de zitting. De afwezige senatoren drukten daarmee hun ongenoegen uit over de resultaten van de gedeeltelijke senaatverkiezingen.

Het minimumloon

Al enkele maanden wordt er gediscussieerd over de verhoging van het minimumloon. Het minimale dagloon zou verhoogd worden van zeventig naar tweehonderd gourdes. Momenteel hebben ongeveer veertig gourdes de waarde van één Amerikaanse dollar. Het nieuwe dagloon komt dus overeen met ongeveer vijf dollar.

In juni kwamen de studenten van de staatsuniversiteit van Haïti op straat om de publicatie van de wet over de verhoging van het minimumloon te eisen. De privésector verzette zich tegen de verhoging van het minimumloon. Er werd dan gezegd dat de bedrijven die in onderaanneming werken maar honderd gourdes per dag zouden betalen. Daarnaast werd gesproken over een geleidelijke verhoging van het minimumloon van 125 tot 250 gourdes in 2010 en een nieuwe verhoging in 2011.

President Préval formuleerde bezwaren tegen het verhogen van het minimumloon. Hij stelde voor dat vanaf 1 oktober 2009 het minimumloon zou worden opgetrokken tot tweehonderd gourdes in de industriële en commerciële bedrijven met uitzondering van de bedrijven die werken in onderaanneming. Deze zouden een minimumloon van 125 gourdes moeten betalen. Préval riep de betrokken sectoren op om te discussiëren zodat er rekening gehouden wordt met de belangen van de verschillende partijen. De president zei verder dat hij het spijtig vond dat de wet in verband met het minimumloon niet van toepassing is op de mensen die aan de staat werken en in de toeristische of landbouwsector bedrijvig zijn.
Tegenstanders van Préval verweten hem dat hij een mediacampagne voerde tegen de verhoging van het minimumloon. De wet daarover werd al begin 2009 goedgekeurd door het parlement, maar Préval weigerde ze te ondertekenen. Camille Chalmers van PAPDA merkte op dat men in het verleden bij elke loonsverhoging zei dat er massaal mensen afgedankt zouden worden, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was.

Begin augustus betoogden werknemers van het industriepark in Port-au-Prince. Ze wilden druk zetten op de parlementsleden die zich moeten uitspreken over de bezwaren die president Préval formuleerde tegen de wet over de verhoging van het minimumloon. Tot op heden is er nog altijd geen verhoging van het minimumloon.

De Dominicaanse Republiek

De laatste tijd lopen de spanningen tussen Haïti en de Dominicaanse Republiek weer op. Nadat op 2 mei 2009 op klaarlichte dag een Haïtiaan werd onthoofd, verwondden Dominicanen op 11 mei 2009 drie Haïtianen. Ze sneden hun elk een oor af.

De spanning nam ook toe aan de Haïtiaans-Dominicaanse grens met de blokkade in Malpasse van containers geladen met goederen uit de Dominicaanse Republiek bestemd voor Haïti. De vakbond van Haïtiaanse en Dominicaanse transporteurs eiste een deel van de winst van de handel. Al sinds drie jaar gaat de winst van de handel exclusief naar de Dominicaanse eigenaars van de containers.

Tijdens een bijeenkomst van de gemengde Haïtiaans-Dominicaanse commissie vroeg de Haïtiaanse eerste minister, Michèle Duvivier Pierre-Louis, dat er een einde zou komen aan het geweld en de misbruiken tegenover Haïtianen in de Dominicaanse Republiek. Michèle Pierre-Louis sprak over de steeds terugkerende agressie, de moorden, de pesterijen, de willekeurige repatriëringen en de incidenten bij de grensovergangen waarvan Haïtianen het slachtoffer zijn. Ze verklaarde dat het nu lang genoeg geduurd had. De Dominicanen reageerden geërgerd op de uitlatingen van de Haïtiaanse premier.

Water

De verbetering van de beschikbaarheid van drinkwater is een belangrijke bekommernis voor de Haïtiaanse regering. UNICEF schat dat in Haïti één persoon op twee geen toegang heeft tot drinkbaar water. Er is ook een groot verschil tussen het stad en het platteland. In de steden heeft 57% van de mensen toegang tot gezuiverd drinkwater. Op het platteland is dat maar 14%. Het ministerie dat verantwoordelijk is voor het drinkwater staat voor grote uitdagingen. Het wordt daarbij gesteund door verschillende internationale partners zoals de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, de Wereldbank en de Europese Unie. De problematiek van het drinkwater hangt samen met de zorg voor het milieu en de verschillende initiatieven voor herbebossing.

De Haïtianen kregen nog een slag in het gezicht van de Dominicanen. In het kader van een hervorming van de grondwet keurde het Dominicaanse parlement op 26 mei 2009 het artikel 16 goed dat gaat over het recht op de Dominicaanse nationaliteit. Vanaf de volgende stemming over de grondwet “zijn Dominicaan, degenen die geboren worden op het grondgebied, met uitzondering van hen die zoon of dochter zijn van buitenlanders die deel uitmaken van een diplomatiek of consulair gezantschap of van buitenlanders die in transit zijn of die illegaal op het Dominicaanse grondgebied verblijven.”

Een andere paragraaf van artikel 16 luidt als volgt: “Wordt beschouwd als in transit, elke vreemdeling die als dusdanig wordt bepaald door de Dominicaanse wetten.”

Intussen werd in het kader van het presidentiële project in verband met de hervorming van de grondwet alinea d van artikel 16 geschrapt waarin staat: “zijn Dominicaan, degenen die op het grondgebied geboren worden en buitenlandse vaders hebben, indien de wet van hun land van oorsprong hen geen enkele nationaliteit geeft.”

Waarnemers vinden dat dit artikel, goedgekeurd door het Dominicaanse parlement, direct gericht is tegen de afstammelingen van Haïtianen zonder papieren. Een groot aantal van hen wordt gerekruteerd door Dominicaanse bemiddelaars om te werken voor Dominicaanse ondernemers. Zij werken meestal in erbarmelijke omstandigheden.

Verschillende Haïtiaanse journalisten drukten hun solidariteit uit met de Dominicaanse journalist José Luis Soto die geïntimideerd en bedreigd werd omdat hij de Italiaanse cineast Adriano Zecca geïnterviewd had over zijn documentaire “Le Sucre en enfer”, die de schrijnende omstandigheden toont waarin Haïtiaanse en Dominicaanse suikerrietkappers moeten werken. De voorzitter van de suikerindustrie verklaarde dat het interview deel uitmaakt van een nationale en internationale campagne die erop gericht is om de Dominicaanse Republiek in het buitenland voor te stellen als een land waar de meest elementaire mensenrechten geschonden worden.


Clinton op tweedaags bezoek, hier in een ziekenhuis in Gonaïves (foto: Marco Dormino)

De internationale gemeenschap

Meer dan de helft van het geld van de begroting van Haïti is afkomstig uit het buitenland. Haïti is daarmee wel erg afhankelijk van het buitenland. President Préval wil dat de Haïtiaanse staat zelf meer inkomsten krijgt. Hij stelde daarom voor de nationale elektriciteitsmaatschappij te privatiseren. Dit lokte heftige reacties uit.

In juli werden meer dan een miljard dollar schulden van Haïti kwijtgescholden door de internationale financiële organisaties.
Begin juli bracht voormalig Amerikaans president Bill Clinton een bezoek aan Haïti. Hij werd enkele maanden geleden door de Verenigde Naties aangesteld als speciaal gezant voor Haïti. Clinton praatte met de autoriteiten over de voorbereiding op het aankomende cycloonseizoen, over het creëren van werkgelegenheid en over een verbetering van de toegang tot sociale voorzieningen. Daarnaast had hij het ook over een plan om de Haïtiaanse regering beter te doen functioneren en over een betere samenwerking tussen de Verenigde Naties, de Haïtiaanse overheid en de donoren van Haïti.

De OAS, de Organisatie van Amerikaanse Staten, pleitte ook voor een betere samenwerking en coördinatie tussen de verschillende donoren van Haïti. De organisatie sprak over een ‘Inter-Amerikaans plan voor Haïti”.

Haïti geniet nog altijd van het voordeel dat aangeboden werd door de Verenigde Staten in het kader van de wet Hope II. Deze wet bepaalt dat een uitgebreid gamma van producten die in Haïti gefabriceerd worden taksvrij mogen worden ingevoerd in de Verenigde Staten.

Bart Van Malderen
1 september 2009

Meer artikels uit deze Lambi