Wat is voodoo?

Haïti Voodooland

Vele opvattingen…

Voodoo is geen eenvoudige zaak. Zowel in het Westen als in Haïti zelf doen de meest uiteenlopende opvattingen de ronde. Voodoo is omhangen met een waas van geheimzinnigheid. Hij wordt onder één noemer gebracht met allerlei occulte stromingen en vaak tot magie en tovenarij beperkt. Boeken als Seabrook’s The Magic Island1 hebben tot dit negatieve beeld bijgedragen. In Haïti heeft de Katholieke Kerk zich dikwijls verzet tegen deze ‘magische’ wereld en er is menige campagne ‘anti-superstitieuse’ geweest. Maar de voodoo bleek niet uit te roeien. Rond de jaren dertig ontstond bij een aantal Haïtiaanse intellectuelen zelfs een tegenbeweging. Zij legden voortdurend de nadruk op de originaliteit en de waarde van de Haïtiaanse cultuur, waartoe de voodoo toch wezenlijk behoort. Een grote inspirator was Jean Price-Mars met zijn boek Ainsi parla l’Oncle. Hierin heeft hij het over de geschiedenis, de folklore en de godsdienst van zijn volk2. Na François Duvalier3 ontstond er spijtig genoeg een splitsing in deze négritude-beweging. Wat eens streven naar authenticiteit en originaliteit was, werd gedeeltelijk omgebogen tot manipulatiemiddel voor politieke doeleinden. Zo noemde men Papa Doc wel eens, en niet geheel ten onrechte, de ‘Voodoo-Tyrant’.

Oorsprong van de Voodoo, de geesten

Eerst door de Spanjaarden, later door de Fransen werden Afrikanen naar Haïti gevoerd om daar als slaven te werken op de plantages van blanke meesters. Zij kwamen niet steeds uit dezelfde streken in Afrika en hadden dus oorspronkelijk niet steeds dezelfde godsdienst. In Haïti is de religie uit het oude koninkrijk Dahomey (het huidige Benin) evenwel de kern geweest waarrond de verschillende religieuze praktijken zich organiseerden en tot een samenhangend geheel kwamen. In welke jaren die structuur zich heeft gevormd is moeilijk te zeggen maar reeds in 1797 beschrijft Moreau de Saint-Mery een volledig georganiseerde ceremonie.

De term Voodoo stond in Afrika niet zozeer voor het geheel van geloofsinhouden en praktijken dat er later in Haïti onder verstaan werd. In Dahomey kwam het woord voor, maar de betekenis was enger: de ‘geesten’. De inwoners van Dahomey bezaten een theologisch systeem met een opperwezen Mawu, schepper van hemel en aarde. Het was een ‘verre God’, onderscheiden van de god-achtige wezens ofte geesten voodoo waardoor Mawu tot de mensen sprak. Deze geesten zijn dus tussenschakels tussen God en de mensen. Zij manifesteren zich zowel in de natuurfenomenen als in de mensen zelf. Ook nu staat het voor de Haïtiaan vast dat God bestaat als schepper en heer van het universum: Granmèt of Bondié. Het gaat hier ook om een ‘verre god ‘ die zich niet kan bezig houden met de mensenwereld en die deze taak heeft toevertrouwd aan de geesten of loa’s. De Haïtianen maken dan ook een duidelijk onderscheid tussen ziekten die van God komen en dus ‘natuurlijk’ zijn, en ziekten die door de geesten worden veroorzaakt.

Voor de eerste categorie bestaat geen remedie. Voor de tweede wel: de loa’s zijn met de mensen begaan en hun taak is hen te genezen. Zij kunnen ervoor zorgen dat een bepaalde persoon het beter maakt door hun bijstand. Nochtans kan men op de geesten ook beroep doen om zijn naaste kwaad te berokkenen: de geesten kunnen zich bijvoorbeeld laten verleiden door geld. Ze zijn dus zowel kwaad als goed, hebben dezelfde bekwaamheden èn gebreken als de mensen. Men kan ze op verschillende wijzen onderverdelen maar meestal vindt men ze in twee grote groepen terug: rada en petro, waarop ook de twee grote soorten rituelen teruggaan. Zoals veel van de Afrikaanse taal verdween, zo verdween ook veel van het oorspronkelijke ritueel. Katholieke riten en geloofsinhoud werden door de slaven gereïnterpreteerd in termen van hun Afrikaanse religieuze cultuur. Het rada-ritueel wordt nu algemeen aanzien als het meest essentiële in de Voodoo want het is meegebracht uit Afrika, terwijl petro een slechts later geadopteerd ritueel zou zijn4.

Vanuit hun angst en onzekerheid zijn de mensen langs de ene kant geneigd in deze loa’s te geloven om hun bescherming af te smeken. Ziekte, faillissement, tegenslag, het verlangen om toch ooit nog eens rijk te worden…..het zijn allemaal omstandigheden die de Haïtiaan er kunnen toe brengen zich heel speciaal aan een bepaalde loa te wijden. Via de loa’s voelt hij zich langs de andere kant echter ook opgenomen in een veel breder geheel: zijn land, de natuur en de voorvaderen. Als een Haïtiaan op de buiten geboren wordt voelt hij zich verbonden met de boom waar zijn navelstreng begraven werd. Een Haïtiaan laat ook niet graag zijn vaderland belachelijk maken. Met de voorvaderen onderhoudt hij trouwens drukke betrekkingen: hij maakt voor hen zelfs maaltijden klaar. De druppels water of koffie die hij verspreidt alvorens zelf te drinken zijn allemaal tekenen van zijn dialoog met de overledenen. Het verblijf van de loa’s en van sommige overledenen die het loa-statuut bereikt hebben, wordt meestal onder het water gesitueerd, maar ook elke viersprong van wegen (carrefour) heeft zijn loa. Andere plaatsen die trouwens ten zeerste geëerbiedigd moeten worden zijn de loko (de heilige boom) en de roch-posision. Dit laatste is een grote steen waaraan men magische krachten toekent. De loko kan men hieraan herkennen dat de grond onder de schaduw van de boom steeds zeer netjes gehouden wordt. Rond de stam van de boom worden stenen opgestapeld, waarop men kaarsen doet branden en waaronder men, na een ceremonie, de spijzen zal bergen die voor de geesten bestemd zijn. Het is absoluut verboden aan deze boom een paard of een ander dier vast te binden.

Priesters en hun heiligdommen

Er bestaat geen gemeenschappelijk vastgelegd geloof: er zijn trouwens weinig of geen geschreven teksten in gebruik. De Voodoo is verspreid over afzonderlijke en zelfstandige cultusgroepen (een soort ‘parochies’!) die een eigen heiligdom hebben, een eigen beschermgeest, een eigen liturgie met eigen stijl en tradities.

Reeds van voor de geboorte wordt men aan een loa toegewijd. Een vrouw consulteert een houngan (een priester) van zodra ze zich bewust is van haar zwangerschap, ze offert voor een veilige bevalling en eventueel vraagt ze zelfs een tovermiddel op zich te beschermen tegen het kwade oog.

Na de geboorte worden alle familie-loa’s aanroepen. Op de vooravond van Kerstmis worden de kinderen naar het heiligdom (houmfort) gebracht om er toegewijd te worden zowel aan de ‘Gran Enfant Jésus’, als aan hun beschermloa. Om zich later zelf onder de bescherming van zijn loa te plaatsen kan men zich in een heiligdom laten initiëren. Deze inwijding of kanzo is een zware proef die men moet doorstaan. Ze duurt verscheidene dagen en de reeds geïnitieerde leden van het gezelschap leveren een grote bijdrage in het ritueel. Als nieuw-geïnitieerde of hounsi-kanzo wordt men dan na ongeveer een week als volwaardig lid aan het heiligdom verbonden. Sommigen zullen later ook priester worden. Zulk een priester noemt men houngan voor een man, en mambo in het geval van een vrouw. Houngan komt van ‘houn’: het voorname woord om de geest te noemen, en van ‘gan’ , de hoofdman, de meester. Hij/Zij wordt dus erkend als diegene die door de geesten verkozen werd om de cultus van de voorvaderen te leiden en om er als tussenpersoon en als tolk te fungeren.

Een bokor is iemand die naast de macht van de houngan/mambo ook het vermogen heeft van de toverkunst. Hij bedient zich hierbij van ‘twee handen’. Met de rechterhand doet hij goed, en met de linkerhand sticht hij het kwaad of tracht hij het te verhinderen. Op de bokor kan men een beroep doen om een tegenstander of een rivaal uit te schakelen. Het slachtoffer begint dan tegenslag te ondervinden, wordt ziek of sterft zelfs. Men plaatst die twee nogal eens tegenover mekaar: religie is het domein van de houngan, magie is de specialiteit van de bokor. In de praktijk zijn de beide domeinen echter sterk verweven. Een houngan moet soms als bokor optreden om ziekte of tegenslag bij een client te weren. Zo probeert men ook vaak geesten in die twee domeinen op te splitsen; rada=goed=religie staat dan tegenover petro of congo=slecht=magie. Maar ook dat is niet altijd mogelijk want sommige geesten zijn nu eens rada en dan weer petro.

In feite vervullen de priesters of priesteressen verscheidene functies: naast priester zijn ze ook een beetje arts en zelfs psychiater. Zij bieden de leden van de gemeenschap een context waarbinnen zij met hun problemen en moeilijkheden in het reine kunnen komen. Dat die context vreselijk belangrijk is merken we als hij wegvalt. Toen een Amerikaanse etno-botanicus op zoek was naar de fameuze vergiften die door de bokors gebruikt zouden worden, ontdekte hij dat die eigenlijk niet het belangrijkste waren. De Haïtianen leerden hem: “Een echte houngan heeft geen poeder nodig. Die kan met één oogopslag en één woord een gans leger betoveren.” Met andere woorden: het was bijna steeds de gemeenschap die, bij monde van de priesters besliste of er tegen iemand maatregelen genomen moesten worden. Woorden en symbolen maakten iemand ziek en deden hem sterven, en niet zozeer het poeder of enig ander attribuut. Die waren maar van zeer bijkomstig belang.

In de medische praktijk op Haïti wordt al lang aangenomen dat veel mentaal zieken genezing vinden (symptomen zien verdwijnen) via ceremonies van de voodoo5. Sommige psychiaters streven trouwens een grotere samenwerking na met houngans en mambo’s. Hetzelfde geldt trouwens voor veel ontwikkelingsprojecten. Samenwerking met plaatselijke genezers biedt meer kans op succes !

Als een Haïtiaan ziek wordt kan hij op zijn houngan een beroep doen. Die ziet soms in een droom of een visioen de aard van het probleem maar moet meestal door geduldig navragen en luisteren naar zijn patiënt proberen te weten te komen of de ziekte een ‘intern’ probleem is van verstoorde relaties met de loa’s (de geesten) , of eerder te maken heeft met betovering door iemand anders: zijn patiënt is dan het slachtoffer van een expédition des morts. Er moet in elk geval een naam aan de ziekte gegeven worden in termen die voor de patiënt volledig begrijpbaar zijn. In het eerste geval moeten ceremonies (feesten) ter ere van de loa’s de relaties verbeteren. Zo’n ceremonie bestaat overigens uit ontelbare gebeden, het aanroepen van de beschermloa’s, het schenken van gaven en het offeren van dieren…. In het tweede geval moet de houngan ook echt therapeutisch optreden. Het gebruik daarbij van infusies en baden met plantenoplossingen is typisch. De actieve bestanddelen moeten vaak via de huid opgenomen worden. Daarnaast wordt soms van defensieve magie gebruik gemaakt. De werking van magie berust in het algemeen op twee grote principes: die van de ‘gelijkenis’ en die van de ‘besmetting’ (contact).Tot de eerste categorie behoort het ‘paket’, een enigszins antropomorf uitziend voorwerp, tot de tweede de ‘wanga’, een geladen voorwerp, het kan gelijk wat zijn, dat louter door contact het beoogde effect kan bewerkstelligen.Het is niet één van de minste eigenschappen van zo’n wanga dat het alleen maar schadelijk is bij de persoon voor wie het bestemd is. Uit het voorgaande mag al enigszins blijken dat het ‘paket’ tot het domein van de witte magie behoort en de ‘wanga’ tot dat van de zwarte. Soms kan het nodig zijn, als men het begin van een kwaal vermoedt, om zijn ti bon ange bij de houngan in veiligheid te brengen. Deze bewaart hem dan voor de patiënt in een fles: dit gebeuren is eigenlijk een soort reduplicatie en daardoor versterking van het oorspronkelijke initiatieritueel.

Ik heb in het bovenstaande gepoogd om wat theoretisch onderscheid aan te brengen. In de meeste praktijkgevallen echter wordt de houngan bij een behandeling op vier domeinen tegelijk actief: hij betreedt het religieuze domein, treedt op als psychotherapeut, schuwt de magische krachten niet en gebruikt ook zijn kennis van medicinale planten en hun toepassingen.

De zogenaamde ‘gekken’ zijn veel beter geïntegreerd in de maatschappij, vooral op het platteland.Er is veel meer onderlinge opvang. Psychopathologie komt trouwens op het platteland relatief weinig voor en er is praktisch geen suïcide. In de steden (ontheemding !) is de situatie iets anders. Psychiatrische ziekenhuizen zijn zeldzaam. Er zijn er slechts twee, allebei in Port-au-Prince. Een ervan is een echt ziekenhuis met beperkte capaciteit, het andere is meer een asiel voor chronische psychotici, waar trouwens alle slag van verlaten mensen, met een strikt minimum aan zorgen, aan hun lot overgelaten worden.

Veel wanen hebben een typische voodoo-inhoud. Nochtans worden die niet altijd als echt ‘ziekelijk’ beschouwd. Ze hebben immers te maken met een verstoorde relatie met de geesten. En moeten dus binnen de voodoo behandeld worden. Men heeft zich in Haïti dus nog niet gewaagd aan een psychiatrisatie van de voodoo.(al is de voodoo dikwijls bestudeerd door artsen !) Integendeel, men zal nu niet te gauw de voodoo als een systeem van pure waandenkbeelden afdoen. Dit staat in tegenstelling tot oudere opvattingen, die voodoo als een neurose beschouwden6. De bezetenheid, die praktisch bij elke ceremonie voorkomt, wordt nu door veel waarnemers als een herstructurerend moment gezien. Hij ontaardt niet in een acute psychotische verwardheid, maar verhoogt de integratie van het individu; en kan dus niet als een louter ‘grande hysterie’ gecatalogiseerd worden7.

Een aantal wanen te wijten aan malaria , venerische ziekten enz. zijn uiteraard voor Westerse inbreng toegankelijk.

In het dagelijks leven heeft de Haïtiaan het niet gemakkelijk. Uiterste armoede, de drukkende politieke toestand…het geeft allemaal angst en stress. (Ook hij kent hoofdpijn en rugpijn !) Maar hij zal het niet medicaliseren. Hij kan het trouwens niet, want er zijn nauwelijks artsen en medicijnen op het platteland, en in de stad zijn die er alleen voor de rijken. Maar hij wordt meer gesteund door de gemeenschap en de voodoo geeft hem dikwijls de energie om verder te strijden. Als je hem vraagt: Kijan nou jé ? Antwoordt hij :M’pa pi mal of M’ap luté[8]. De voodoo geeft hem structuur. En dit maakt hem in al zijn miserie soms sterker dan ons westerlingen die het in deze postmoderne tijden moeten stellen met een crisis in ons waardensysteem. We zijn heel wat zingeving kwijtgespeeld. Daarom hebben wij nu specialisten zoals psychiaters nodig om die te herwinnen.

Ceremonies en tempels

Er zijn in de voodoo vele soorten ceremonies naargelang de noodwendigheden van de leden van de gemeenschap. Ze worden meestal gehouden in de tempel van de geesten, de houmfort . In het algemeen is er niet veel verschil tussen zulk houmfort en een gewone ‘behuizing9‘. Er moet wel een open ruimte zijn die groot genoeg is om de ceremonies te laten plaats vinden. Binnen in de houmfort vindt men een tafel (het altaar) met vreemde ornamenten bekleed: wit vaatwerk met bloemen versierd, het vaatwerk van de loa’s. Verder treft men er minstens vier trommen aan, een magneet, zwarte, gladde stenen: een soort oude Indiaanse bijlen, een oude sabel of zwaard en een groot mes met witte hecht. Typische attributen voor de houngan zelf zijn de asson, een soort rammelaar bestaande uit een kalebas met zaadkorrels, en de ogan, een kleine ijzeren bel. Op een rek zien we talrijke flessen, waarin verschillende soorten van bladeren en wortels te trekken staan. Aan de muren hangen wimpels waarop soms kabalistische tekens of opschriften in de Dahomese taal voorkomen. Er wordt een soort ‘kerkelijk jaar’ gevolgd en vele feesten lopen parallel met katholieke heiligendagen. Afrikaanse geesten worden trouwens soms afgebeeld als christelijke heiligen: de slangengeest Damballah bv. wordt aldus vereenzelvigd met Sint-Patrick, Ogou-ferraille,de smid en krijgsman, wordt uitgebeeld door Sint-Jacob, Erzulie, de godin van de liefde wordt door O.-L.-Vrouw weergegeven. Men merkt het: Christelijke en Afrikaanse elementen staan er naast elkaar. Deze dualiteit heeft wellicht betekenis: zij drukt de verscheurdheid van de Haïtiaan uit en zijn poging die te overbruggen. Zo is de voodoo een dramatiseren, een wederopvoeren van de realiteit die aan de Haïtiaan verschijnt in termen van zwart en blank, katholiek en niet-katholiek, westers en inlands. Zo beginnen veel Voodooceremoniën met katholieke gebeden, naast de niet zo katholieke groet aan de vier windstreken. Het initiatieritueel begint vaak met een bezoek aan de kerk. Men eist ook van de kandidaat dat hij katholiek gedoopt is. De katholieke sacramenten worden in de voodoo vaak gereïnterpreteerd in Afrikaanse termen: hun functie is de levenskracht te doen groeien, de zieken te genezen, en de kracht van de beschermgeest te versterken. Op het einde van de initiatieritus zal men trouwens zelf ook een soort katholiek doopsel toedienen. Een pére-savanne, die de rol op zich neemt van officieus vertegenwoordiger van de katholieke kerk leest Latijnse en Franse gebeden, en besprenkelt daarna elke novice met een takje, gedrenkt in een glas. De Voodoo-aanhanger zal zich nooit ‘niet-katholiek’ achten maar ervaart wel een sterke oppositie in het feit dat hij zijn deelname aan de voodoo voor de katholieke priester verborgen moet houden.

Typisch voor alle ceremoniën is het gebruik van zang, dans en muziek. Men laat zich opzwepen door het ritme van de trommels en op een bepaald moment geraakt één (of meerdere) van de deelnemers in trance. Bij zulke bezetenheid leent de geest het lichaam van een man of vrouw om zich aan zijn adepten te manifesteren, om hun vreugden te delen, om zijn wensen en verlangens bekend te maken, of om zijn gevoelens van dank of wraak uit te drukken. De bezetene wordt beschouwd als een paard, choual, van de geest. De geest is als het ware de ruiter die zijn paard berijdt (monté). Het begin van de bezetenheid gaat gepaard met schokken en stuiptrekkingen, het is de weergave van de verplaatsing van de ‘ziel’ (de ti bon ange), die door de geest verjaagd wordt. De hevigheid van het gebeuren is afhankelijk van het karakter van de geesten het al dan niet reeds geïnitieerd zijn van de bezetene(n). Hevige trances met sprongen, luide kreten en brutale bewegingen komen voor bij ‘hevige’ geesten en bij nog niet geïnitieerde gelovigen. Bij geïnitieerden en bij rustige geesten is het begin van de bezetenheid nauwelijks merkbaar. De loa’s maken geen seksueel onderscheid bij de keuze van hun ‘choual’: een mannelijke geest kan zich in een vrouw manifesteren en omgekeerd.

Historisch belang van de Voodoo en misbruiken

De Voodoo heeft een grote rol gespeeld in de geschiedenis van het Haïtiaanse volk. Hij was één van de belangrijkste drijfveren van de opstand van de slaven in Saint-Domingue (zo heette Haïti toen nog). Vanuit hun dagelijkse realiteit met slechte behandeling, vernederingen en barbaarsheden hebben de slaven de Voodoo gebruikt om hun verleden herop te nemen en te verbinden met een mogelijke, betere toekomst. Dankzij de Voodoo konden ze komen tot een nieuwe zingeving. Voodoo werd de cultus van de herinnering én van hoop. Hun herinnering betrof de vreugden en smarten van het land van Afrika, en de heldendaden van hun voorvaders en hun genezers. Hun hoop was gericht op een toekomstige bevrijding. De Voodoosamenkomsten werden momenten waarop de priesters de Afrikaanse tradities doorgaven, maar ook de ordewoorden voor de opstand. Naarmate de blanke koloniale repressie toenam, werd de voodoo meer en meer een profetische cultus, gekoppeld aan een politieke strijd. Ook het Creools10 kreeg stilaan een symbolische betekenis voor het gros van de slavenbevolking. Als de zon was ondergegaan konden op sommige dagen in de slavenkwartieren heel andere ritmes en heel andere teksten gehoord worden dan diegene die men gedurende het werk van de dag ten gehore bracht. Er was een dans die men de kalenda noemde en er werden liederen gezongen, half in ‘t Frans, half in ‘t Afrikaans:

Wij komen van Guiné
We hebben geen moeder,
We hebben geen vader,
Marassa Eyo !
Papa Damballah
Toon ons,
Toon ons Dahomey terug !

Zeer bekend zijn ook de woorden gebleven die Boukman, één van de leiders van de opstand, op 14 augustus uitsprak tijdens een bijeenkomst in het Bois Kayman (Alligatorbos). Boukman was zelf houngan en hij werd geassisteerd door een mambo:

Heer, die de zon gemaakt heeft die
op ons schijnt
en die oprijst uit de zee,
Die de stormen laat grommen
en die de donder bestuurt,
de Heer is verborgen in de hemelen
en daar waakt hij over ons.
De Heer ziet wat de blanken hebben gedaan.
Hun God beveelt de misdaden
de Onze geeft ons zegeningen.

De Goede God (= de Onze) heeft wraak uitgevaardigd
Hij zal sterkte geven aan onze armen
Haal de god van de blanken neer
omdat hij het is die tranen uit onze ogen
doet vloeien
Luister naar de vrijheid die nu
spreekt in al onze harten…

De mobilisatiekracht die van de Voodoo uitgaat heeft reeds snel na de onafhankelijkheid aanleiding gegeven tot een tweetal anti-houdingen die men doorheen de ganse Haïtiaanse geschiedenis blijft terugvinden. Ofwel probeert men de invloed van de voodoo in te dijken door hem rechtstreeks te bestrijden (al dan niet met de hulp van de Katholieke Kerk.) ofwel probeert men hem naar zijn hand te zetten en te manipuleren. Reeds de grote Toussaint Louverture11 maakte zich schuldig aan die eerste houding: de moed die de Voodoo aan zijn aanhangers geeft en die hij zelf geproefd had, boezemde hem later angst in. “Vaudou dans le Palais” roept bij de Haïtiaan die iets van de geschiedenis van zijn land kent een hele wereld op. Vele voorbeelden kunnen gegeven worden, maar een kras voorbeeld van de tweede houding, de manipulatie dus, vinden we in de nog eerder recente geschiedenis, nl. bij oud-president François Duvalier. Bijna zeker weten we dat hij zelf houngan was en de meesten hielden hem zelfs voor een bokor. Gekleed als hij ging in een ouderwets pak, een zwarte hoed op het hoofd, de ogen verborgen achter dikke brilglazen , had hij duidelijk de verschijningsvorm van Baron Samedi, de gevreesde loa die de heerser van de kerkhoven is. Op een avond in 1959, hielden in de Cul-de-Sac, de streek in het hart van Haïti met een zeer grote Voodooconcentratie, overal legervrachtwagens halt. Elke houngan en mambo werd met de wapens gedwongen om plaats te nemen in de vrachtwagens. Het konvooi begaf zich naar het Palais National. Om middernacht werden de ‘genodigden’ in de Salle des Bustes geconfronteerd met François Duvalier. Hij was gekleed in het bloedrode kleed van de geheime Secte Rouge. De leden van deze sekte houden zich bijna uitsluitend met zwarte magie bezig en worden over het ganse land gevreesd. “Vergeet nooit”, sprak hij tot hen, “dat ik de hoogste persoon van het land ben. Bijgevolg ben ik, en ik alleen, jullie meester.” Na deze woorden stuurde hij hen terug naar huis.

Naast dergelijke vormen van manipulatie en chantage werd er ook met overtuiging en geloofskracht van de Voodoo en de geesten gebruik gemaakt. Duvalier was bv. een overtuigde spiritist. Hij nam regelmatig deel aan sessies waarbij de geesten van Toussaint, Dessalines en Christophe geraadpleegd werden. Bij gelegenheid verwees hij graag naar de occulte gesprekken die hij met deze voorgangers zou gehad hebben. Op dezelfde manier geloofde hij ook in astrologie. Dit bracht de C.I.A. er zelfs toe om tekstruimte te kopen in ‘Horoscope’, een Frans tijdschrift dat omwille van zijn voorspellingen regelmatig door Duvalier geraadpleegd werd. De president schuwde zich er niet voor om af en toe gebruik te maken van wanga’s. Wanga’s zijn magische vervloekingen (voorwerpen) die bij het slachtoffer de dood voor gevolg kunnen hebben. In 1963 was één van de geviseerde personen John F. Kennedy. Geassisteerd door de hoofd-bokor van het paleis, Dodo Nasar, maakte François Duvalier een wanga tegen de Amerikaanse president. Deze laatste had het verkorven sinds zijn ‘Alliance for Progress-politiek’. De financiële en technische hulp die de USA aanvankelijk aan Haïti gegeven had, werd onder Kennedy immers teruggeschroefd en gekoppeld aan bepaalde garanties. Toen Duvalier begon te beseffen dat hij niet meer naar eigen goeddunken over de Amerikaanse hulp kon beschikken moest president Kennedy het ontgelden. De wanga leek succes te hebben. Zoals we weten stierf Kennedy ten gevolge van een moordaanslag op 22 november 1963. Duvalier had altijd reeds in de overtuiging geleefd dat het getal 22 hem buitenaardse krachten gaf, en toen het nieuws van de aanslag Port-au-Prince bereikte, werd in het Palais National de champagne geserveerd. Het verhaal is echter nog niet volledig. Begin 1964 begaf een speciale gezant van de Haïtiaanse president zich naar Arlington Cemetry en stapte op z’n eentje naar het graf van John F. Kennedy. Hij nam daar een beetje aarde van elke hoek van het graf, een verwelkte bloem, en in een fles, die hij speciaal uit Port-au-Prince had meegebracht, probeerde hij wat lucht te vangen die rond het graf hing. Het bezoek van de pelgrim was niet sentimenteel, maar erg praktisch: met al deze ingrediënten probeerde Duvalier de ziel van Kennedy in zijn macht te krijgen om aldus controle te kunnen uitoefenen op de toekomstige Amerikaanse politiek tegenover Haïti. Dit is blijkbaar niet altijd gelukt. President Kennedy bleek immers niet het laatste doelwit geweest te zijn van een wanga-à-mort. In januari 1978 rapporteert Haiti-Observateur immers dat er in december 1977 -tijdens het regime van Jean-Claude Duvalier dus- een vervloeking had plaatsgevonden van president Carter. Zacherie Delva, een houngan uit Gonaives, had een stier levend begraven die rond zijn nek een foto van Jimmy Carter droeg. De ceremonie had als bedoeling de Amerikaanse president te doden. Men wilde aldus een einde stellen aan de toenemende druk van de Carter-administratie die op Haïti de mensenrechten beter wilde laten respecteren.

De Voodoo nu: problemen, maar ook mogelijkheden…

Na de vlucht van Jean-Claude Duvalier in 1986 ontstond er een ware hetze tegen Voodoo-priesters. Meer dan honderd werden vermoord, vele anderen verminkt, bestolen en vernederd. In de ogen van de massa hadden ze zich immers te zeer met het gehate regime gecompromitteerd. Er waren er inderdaad bij die het als spion en verklikker nogal bont hadden gemaakt. De aanvallen leken dus aanvankelijk te zijn ingegeven door een verlangen naar wraak op de militie van de Tontons-Macoutes. Dit machtige politieke netwerk vormde een steunpilaar van het Duvalierbewind en talloze leiders en priesters van voodoogemeenschappen behoorden ertoe. Voor de vele gewone mensen hadden zulke aanvallen echter geen bevrijdend, maar eerder een demoraliserend effect: de houngan speelt in hun leven immers een belangrijke rol, hij is raadsman en genezer. Dat hij nu zomaar van zijn voetstuk werd gestoten, schiep voor de doorsnee-Haïtiaan een niet gering probleem. Bovendien gebeurden die aanvallen niet steeds terecht, want en dat is hier bij ons in het westen misschien minder bekend er waren ook priesters die meegewerkt hadden aan het omverwerpen van het hatelijke regime. De jongste jaren was er immers onder hen een grote onvrede gegroeid over het beleid van Jean-Claude Duvalier, en sommigen keerden zich dan ook tegen het voortdurende onrecht. Een netwerk van voodoopriesters begon mekaar ‘s avonds in het geheim te ontmoeten. Ze onderkenden de problemen van het volk en voelden zich verbonden met de vele doden die reeds waren gevallen in manifestaties tegen het regime. Op een eigen manier namen deze priesters de strijd op tegen het leger, daarbij gebruik makend van giftig poeder en kruiden. Zo werden in verschillende Haïtiaanse steden soldaten uitgeschakeld of sloegen ze reeds uit schrik op de vlucht.

Op sommige ogenblikken leek het er echter op dat christelijke groepen van de politieke toestand gebruik maakten om terug de aanval te openen op hun eeuwige rivaal, de Voodoo. Sommige katholieken en protestanten lanceerden als het ware een nieuwe ‘campagne antisuperstieuse’ . In naam van het Christendom werden tempels verwoest, attributen werden buitengesleurd en verbrand, houngans en mambo’s werden gedwongen hun ‘bijgeloof’ af te zweren, als ze ten minste nog hun leven lief hadden. Het had veel weg van een Inquisitie. De houngans hebben zich nu verenigd. Samen met een groep intellectuelen die inderhaast een noodcomité hadden opgericht om de voodoo te verdedigen, beschouwen ze deze gang van zaken als de zoveelste gerichte aanval tegen de voodoo in de loop van de geschiedenis. Ze twijfelen eraan of die volkswoede wel zo spontaan was. Integendeel, zijn al die aanvallen en kritiek op de Voodoo niet eerder pogingen om in de Voodoo, voor de zoveelste keer, het volk zèlf terug te dringen ? Ook de meer progressieve katholieke priesters stellen zich vragen. Zij realiseren zich hoe sterk de Voodoo geworteld is in de Haïtiaanse cultuur. Wat meer is: de Voodoo is de hoeksteen van die cultuur. Daarom zal een politieke mobilisatie van de bevolking in Haïti waarschijnlijk niet veel kans maken als daarbij de Voodoo veronachtzaamd wordt. Ook een pastoraal die gericht is op de totale bevrijding van het Haïtiaanse volk moet met de Voodoo rekening houden.

Nochtans verschijnt deze laatste nog vaak als een vervreemdende religie; als een onderneming van charlatans, waarin angst en wantrouwen een grote rol spelen12. Maar is dit alles nu niet juist te wijten aan de onderdrukking die men al jaren heeft moeten ondergaan ? Werd de Voodoo soms niet door de kerken en de zogenaamde elite in die marginale rol geduwd ? Zoals men de doorsnee Haïtiaan geen kansen gaf, zo heeft men ook zijn religie geen kansen gegeven. Men moet de Voodoo terug op zijn volle betekenis schatten: hefboom van authentieke ontplooiing, drager van een brede leef- en denkwereld gebaseerd op Afrikaanse waarden.

Het wordt wellicht tijd dat iedereen die met het Haïtiaanse volk begaan is een inspanning levert om zich daadwerkelijk te interesseren voor het politiek-sociale systeem, zoals het door houngans, mambo’s, hounsi’s, zelfs bokors enz. georganiseerd wordt. Projecten die opteren voor samenwerking met Voodoopriesters moeten onze volle aandacht krijgen. Het traditionele recht en de traditionele geneeskunde13 vragen om ernstig bestudeerd te worden. Ontdaan van de praktijken die al te zeer op magie en tovenarij alleen zijn gericht, in zijn zuivere vorm dus, zou de Voodoo wel eens heel wat positieve aspecten kunnen bevatten, gericht op een respectvolle benadering van persoon èn gemeenschap. Het wordt tijd om te beseffen dat de voodoo ‘ontworpen’ werd om op zijn geëigende manier het gewicht van het leven te duiden en zinvol te maken. We moeten deze visie ernstig nemen. Als we met de Haïtiaan op weg willen gaan, moeten we zijn cultuur ten volle respecteren. Wie de Voodoo en dus de traditie van Haïti niet aanvaardt, verminkt de Haïtiaan.

Als illustratie enige voorbeelden van ‘magische’ formules

Ze werden gevonden in de bezittingen van Benoît Batraville, fervent katholiek, tevens bokor en één van de commandanten van de caco’s. Caco’s waren vrijheidsstrijders die in de periode van 1918-1920 vochten tegen de Amerikaanse bezetter. Batraville sneuvelde op 9 mei 1920 in een gevecht tegen Amerikaanse mariniers.

Hoe een Geest terug naar de Doden sturen na hem te hebben opgeroepen ? Neem een handvol aarde en gooi het naar de vier hoeken van de horizon, zeggend: “Keer terug vanwaar je komt, want je werd als stof geschapen en je zal tot stof terugkeren. Amen.”

Om zich te ontdoen van een persoon die je lastig valt: Breng een afbeelding van Sint-Antonius, een kaars, en een wit bord mee en ga ermee op de middag naar een afgelegen stuk grond. Plaats daar de kaars op het bord, steek ze aan en zeg dan volgend gebed: “Grote Sint-Antonius, prins en liefdadige gids, verlos mij van X die mij achtervolgt; verjaag hem van die plaats en ik zal U altijd steunen en ik beloof U daarom grote, heilige, (beloftes:……………………………)” Na dit gebed uitgesproken te hebben moet je enkele korrels zout en peper naar de vier hoeken van de horizon gooien en het gebed herhalen. Als je terug thuis komt moet je het beeld van de heilige met het gezicht tegen de grond plaatsen en het gedurende negen opeenvolgende dagen zo laten, terwijl je al die dagen het gebed herhaalt.

Om een verzwikte enkel te genezen:Bekijk de verzwikte enkel en herhaal driemaal: “Ante, Antete, Saparlants” en Jezus Christus doet de rest. Daarna verbind je gedurende drie dagen de enkel met askleurig water en zeven bladeren van cachimenta.

1 W.B. Seabrook, The Magic Island, New York, 1928. Nadien nog ettelijke keren heruitgegeven. o.a. in het Frans als L‘île magique in de Editions “J’ai lu”, 1971, en in het Duits als Geheimnisvolles Haiti, bij Matthes & Seitz Verlag, in 1982. Seabrook was in Haïti verzeild geraakt als lid van de Amerikaanse bezettingsmacht.

2 Zie hiervoor ook voetnoot 7.

3 Inderdaad, de beruchtste dictator van Haïti, Dr Francois Duvalier ofte Papa Doc, begon zijn carrière als plattelandsarts en etnoloog ! Van zijn hand verscheen zelfs wetenschappelijk werk over de Haïtiaanse cultuur.

4 Moreau de Saint-Mery, Description topographique, physique, civile, politique et historique de la partie française de l’Isle de Saint-Domingue, Philadelphia, 1797-1798. Op pagina 69 lezen we hoe het ritueel zou ontworpen zijn in 1768 door een neger van Spaanse afkomst, Don Pedro genaamd. Om hun dansen extra kracht te verlenen vermengden hij en zijn volgelingen buskruit met de tafia die ze dronken.

5 Jeanne Philippe, Classes sociales et maladies mentales en Haïti, Les Ateliers Fardin, Port-au-Prince,1979.

6 Zie hiervoor:Dorsainville J.C., Vodou et névrose, Port-au-Prince,1931. Ook als artikels verschenen in Haïti médicale, (1912-1913), te Port-au-Prince. Van de zelfde auteur ook: Vodou et magie, Psychologie Haïtienne, Port-au-Prince, 1937. Zie ook: Audain Léon, Le Mal d’Haïti, Port-au-Prince, 1908.

7 Dr Jean Price-Mars, Ainsi parla l’Oncle, Essais d’ Ethnographie, Compiègne ,1928. Een latere editie o.a. bij Editions Leméac Inc., Ottowa,1973,en in het Engels: So spoke the Uncle, Washington D.C., Three Continents Press, 1983. Als arts schrijft hij in hoofdstuk 6 boeiende beschouwingen over de bezetenheid.

8 Vertaling: Hoe maak je het ? Niet al te slecht of We doen ons best !

9 Men streeft naar een zekere opsmuk natuurlijk. In de regel zijn de ‘gebouwen’ echter niet veel beter dan de eenvoudige huizen of hutten van de leden van de gemeenschap.

10 Het Creools wordt door praktisch alle Haïtianen gesproken. Het is afgeleid van het Frans, zoals het Frans van het Latijn afkomstig is. Het is dus geen ‘dialect’. Spraakkundig en ook wat sommige woorden betreft zijn er nog sterke Afrikaanse invloeden.

11 Hij was de belangrijkste leider van de onafhankelijkheidsstrijd. Voor de Haïtianen is hij een soort vader des vaderlands.

12 Men zegt wel eens dat de nationale ziekte van Haïti de paranoia zou zijn.

13 We denken hier bv. aan de zogenaamde médsi-n fèy (médicin feuille), dikwijls een priester, die gespecialiseerd is in de traditionele kruidengeneeskunde.

Paul De Wolf
26 oktober 2007