Haïti - Dominicaanse Republiek: de twistappel

In de relaties tussen Haïti en de Dominicaanse Republiek is het migratie dossier altijd al een struikelblok geweest. Ondanks de betekenisvolle vooruitgang die de voorbije jaren is geboekt op andere gebieden, zoals de handelsbetrekkingen en de politionele samenwerking, is het migrantenvraagstuk nooit fundamenteel door de verantwoordelijke instanties van beide landen aangepakt.

Beide staten hebben dit explosieve dossier altijd voor zich uitgeschoven. De eerste Haïtiaanse migratiegolf naar de Dominicaanse Republiek startte zo’n 85 jaar geleden. Toen bezetten de Amerikanen beide landen tezelfdertijd. In het oostelijke deel van het eiland begonnen ze met de uitbouw van een suikerindustrie. Hierbij deden ze massaal en op regelmatige tijdstippen een beroep op Haïtiaanse werknemers. Beetje bij beetje ontstond zo een groter wordende gemeenschap van Haïtianen en van Haïtiaanse afstammelingen in de Dominicaanse Republiek.

In 1937 werden, op bevel van de toenmalige Dominicaanse dictator Trujillo 20.000 Haïtianen vermoord. De bloedige gebeurtenis zorgde voor een korte migratiestop, die door de logica van de markt – constant op zoek naar overvloedige en goedkope arbeidskrachten – evenwel vlug ongedaan werd gemaakt.

Tussen 1952 en 1986 plaatsten Haïtiaanse dictators in ruil voor miljoenen Amerikaanse dollars hun handtekening onder contracten die voorzagen in de levering van arbeidskrachten; voor velen was dit evenwel het simpelweg verkopen van mensen. De Haïtiaanse arbeidskracht heeft in grote mate bijgedragen tot de bloei van de Dominicaanse economie die lange tijd steunde op de productie van suiker.

Vandaag blijft die ingevoerde arbeidskracht een belangrijke rol spelen in de bouwsector en de landbouw. Omwille van hun donkere huidskleur en een historisch verleden dat nog niet volledig verteerd is, hebben deze personen van Haïtiaanse origine zich nooit kunnen integreren in het buurland. Alles wordt in het werk gesteld om hen in de marge te houden van het sociale, politieke en culturele leven. Zij worden opgesloten in suikerrietgemeenschappen of worden verplicht zich op te houden in de buurt van koffieplantages, boomgaarden, groentevelden; ver weg van de rest van de maatschappij. Het merendeel beschikt niet over wettelijke documenten.

Kinderen die op Dominicaanse bodem geboren zijn, wordt het burgerschap ontzegd, wat in strijd is met de grondwet. Het aantal personen van Haïtiaanse origine dat vaderlandloos is en geen uitzicht heeft op een statuut wordt op meer dan 500.000 geschat. Omdat hun ouders zonder wettelijke documenten geëmigreerd zijn, kunnen zij er ook geen aanspraak op maken en wordt deze situatie van generatie op generatie doorgegeven. Omdat zij illegaal in het land zijn, worden de Haïtiaanse migranten en hun afstammelingen regelmatig de grens overgezet, zonder eerbiediging van hun rechten.

Bij deze deportaties kan je gemakkelijk mensen ontmoeten die al meer dan 20 jaar in de Dominicaanse Republiek verblijven of die Haïti nog nooit gezien hebben. Dit drama is al herhaaldelijk op nationale en internationale instellingen aangeklaagd. Gezien de omvang van de schendingen van de rechten van deze personen, hield het Interamerikaans Hof van de Mensenrechten in augustus 2000 een openbare hoorzitting.

Onder de personen die opgeroepen werden om voor dit Hof te getuigen, bevond zich ook de Belgische priester Pedro Ruquoy, die al verschillende jaren in de suikerrietgemeenschappen van de Dominicaanse Republiek leeft. Niet alleen het economisch onevenwicht tussen deze twee landen, die onder elkaar 78.250 vierkante kilometer verdelen, maar ook de bevolkingsgroei en de aanhoudende politieke crisis in Haïti zijn factoren die een oplossing in de weg staan. Ondanks de vernederingen en de massale deportaties zoeken talloze Haïtianen een onderkomen in de Dominicaanse Republiek om de miserie te ontvluchten. Verschillende verenigingen proberen een beweging van broederschap aan de basis uit te bouwen.
We zullen moeten wachten op een echte economische sprint in Haïti en op een mentaliteitsverandering in de Dominicaanse Republiek vooraleer de relaties tussen beide volken eindelijk van hartelijkheid en eerbied doortrokken zullen zijn.

Colette Lespinasse
1 juni 2001