Het verhaal van Joachim


Joachim (LDP)

Bij wijze van primeur kunnen de lezers van Lambi reeds kennis maken met ‘Joachim. Over leven op het land’, het boek dat Stefan Broeckx in opdracht van Broederlijk Delen speciaal voor de Haïticampagne schreef en dat vanaf6 februari te koop zal zijn in de Standaard Boekhandel. De auteur verbleef hiervoor tijdens de zomer 2007 twee maanden in Cap Rouge. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van Joachims vrouw, André-Rose.

Keutelraper in Cap Rouge

Joachim was drieëndertig toen hij Port-au-Prince voorgoed achter zich liet. De staatsgreep van september 1991 tegen Aristide ging gepaard met een golf van geweld in de hoofdstad. De fabriek sloot noodgedwongen haar deuren en Joachim stond op straat. Hij had geen andere keuze dan naar huis te gaan, wilde hij niet van honger omkomen. Maar wat zou hij doen als de rust in de hoofdstad terugkeerde?

Hij had genoeg van de fabriek, genoeg van de slecht betaalde job en van het miserabele leven in de krappe eenkamerwoning. Hij had zijn buik vol van de onveiligheid en van het groeiende geweld in Cité Soleil. Hij was de muggen beu, die zich als een zwerm zoemende bijen op je stortten en je overal staken, in je hoofd, op je armen en je benen.

Zijn beslissing om definitief terug te keren naar Cap Rouge riep de herinnering op aan het bijbelse verhaal van de verloren zoon. Joa’s vader stond hem met open armen op te wachten. Een vetgemest kalf was niet meteen voorradig, maar voor de gelegenheid werd toch een geit soldaat gemaakt. En ondertussen dacht elkeen er het zijne van.

Sommigen schudden meewarig het hoofd. Het zal je als goedmenende vader maar overkomen dat je je zoon laat studeren, eerst lagere school in het dorp, dan middelbare studies in Jacmel en ten slotte aan een technische hogeschool in de hoofdstad. Dat je de jongen alle mogelijkheden geeft om te slagen, een huis voor hem huurt, zijn kosten voor hem betaalt. Dat je eventjes denkt dat hij het waar zal maken, als hij inderdaad een diploma haalt en een job krijgt bij een gerenommeerde firma.

En plots staat hij weer voor je deur, met lege handen en een rammelende maag.


(LDP)

Niemand geloofde dat Joachims ouders echt blij waren. Ze deden alleen alsof. Ze antwoordden ontwijkend op de vragen van vrienden en buren. Of Joa het te bont had gemaakt in Port-au-Prince? Een ziekte had opgelopen bij de vrouwen? Ontslagen was wegens diefstal? Of gewoon niet goed genoeg was voor de job? Of hij in de drugshandel had gezeten, en het aan de stok had gekregen met de bendeleiders?

Akkoord, er was een mooie uitleg voor de terugkeer van hun oudste zoon. De president was door het leger aan kant gezet en naar het buitenland gevlucht. In de straten van de hoofdstad vielen een paar duizend doden. In die omstandigheden kon de fabriek niet open blijven. Joachim stond op straat en was in afwachting van betere tijden weer naar huis gekomen.

De oude was er diep in zijn binnenste van overtuigd dat Joachim niet zou blijven. Dat hij terug zou keren naar de stad, zodra het er weer rustiger was geworden, en de fabriek weer open zou gaan. Maar Joachim vertelde aan ieder die het wou horen dat hij niet terugging naar Port-au-Prince. Dat hij andere plannen had, hier in Cap Rouge.

Welke die plannen waren, dat was voor veel mensen niet meteen duidelijk. ’s Ochtends hielp Joachim zijn vader op de velden. ’s Middags bracht hij uren door, zittend, in een lager gelegen veld dat hij na zijn terugkeer van zijn vader had gekregen, nadenkend. De mensen begonnen te geloven dat hij niet goed meer bij zijn hoofd was. Misschien had hij klappen gekregen in de hoofdstad. Op zijn hoofd, welteverstaan – achteraf niet eens zo’n dwaze veronderstelling, want Joa heeft nog altijd last van hoofdpijn en duizelingen.

Misschien was hij getuige geweest van iets verschrikkelijks. In Port-au-Prince gebeuren dagelijks dingen die zo schrikbarend zijn dat ze iemand van zijn zinnen kunnen beroven. Misschien gaf iemand hem iets verkeerds te eten, of had iemand hem vervloekt. Of misschien was een verloren liefde de aanleiding voor zijn terugkeer.

Over de oorzaken werd druk gespeculeerd, maar over de gevolgen was iedereen het eens: tèt li pa dwèt [1].

De publieke opinie werd nog meer in die mening gesterkt toen Joachim gesignaleerd werd langs de grote weg, bezig de manden die zijn ezel droeg te vullen met dierlijke uitwerpselen. De keutels van paarden, muildieren en ezels waren stevig genoeg om ze met de hand op te rapen, maar voor koeienvlaaien en varkensdrek had hij een schepje bij.

Het nieuws ging als een lopend vuurtje rond. De oudste van Sanon had eindelijk een nieuwe job: die van keutelraper.


Joachim en zijn gezin (LDP)

Joachim liet hen lachen. Hij strooide de mest uit op de velden van zijn vader. In zijn eigen tuin plantte hij bananen. Hij kocht een tiental speenvarkens en bond ze vast onder de bananenbomen. Daar hoefde hij alvast geen mest voor aan te dragen.

De rest van het verhaal is genoegzaam bekend. Joachims bananenbomen groeiden in recordtempo, dankzij de trouwe bijdragen van de varkens. Die laatsten groeiden als kool, door het vele voer dat de rijkelijk van publieke mest voorziene velden van zijn vader produceerden. Na verloop van enkele maanden zagen de mensen Joachim voorbijkomen, zijn ezel niet langer beladen met stront van allerlei allooi, maar met grote trossen bananen. En achter de voortsjokkende ezel dribbelde een volgroeid zwijn.

Elke week trok hij op die manier naar de markt. Ze durfden er hem niet meteen over aan te spreken. Niemand legde spontaan het verband met de mest. Men zocht de verklaring in een of andere voodoopraktijk. Misschien had Joachim zich laten inwijden, en was hij met die bedoeling teruggekeerd naar Cap Rouge. Tot iemand toch zijn stoute schoenen aantrok – ik meen dat het Eli Milfort moet zijn geweest – en hem naar het geheim vroeg.

Joachim nam hem mee naar zijn tuin – ik schrijf ‘tuin’ omdat zijn veld steeds meer de allure kreeg van een tuin van Eden. Om de varkens te kunnen vastbinden had hij tussen de bananen sinaasappelbomen aangeplant, mango’s, avocadobomen, lam veritab [2] en al wat de Heer destijds aan Adam en Eva heeft gegeven, met uitsluiting natuurlijk van de boom waar alle miserie door is begonnen. Zo verstandig is Joa wel.

In de weken en maanden die daarop volgden was het een komen en gaan van nieuwsgierigen, die met eigen ogen wilden zien hoe Joachim Sanon het aan boord legde om in zo korte tijd zulke indrukwekkende resultaten te hebben. Joachim legde het hun haarfijn uit en verkocht hen een paar biggetjes, zodat ze zelf ook aan de slag konden gaan.

(Uit hoofdstuk 3)

Taxichauffer met/zonder toekomst

Het is bijna middag als ik aankom bij het huis van Andrecia, in Jacmel. Patrick heeft me een lift gegeven op zijn motor. Hij moest sowieso naar de stad voor de organisatie, om er papieren op te halen voor de een of andere evaluatievergadering. Een vrolijke jongen, Patjuko. Tussen Cap Rouge en Jacmel is er geen mens die hem niet kent. En zelf claxonneert hij naar iedereen, waarbij de vrouwen net iets meer aandacht krijgen dan de mannen. Loopt er een meisje dat hij iets beter kent, dan rijdt hij er rakelings langs en geeft haar en passant een speelse tik met zijn voet tegen de kont. ‘Patjuko!’ roept ze hem na. ‘Waarom zien we je nooit?’ Of: ‘Waarom krijg ik geen lift?’ Lachend geeft hij haar een eresaluut met zijn claxon.

Veel jongeren geven de school op om chauffeur te worden. Ze kijken op naar de jonge kerels op de motor, met hun petjes, hun hippe zonnebrillen, hun rastakapsels. Het lijkt hen heerlijk om hele dagen op de motor te zitten, vrij als vogels, en mensen op te pikken die naar de stad moeten, of omgekeerd van de kust de bergen in, naar Cap Rouge.


Joachim met zelfgeteelde bonen (LDP)

Een taxichauffeur verdient beter zijn brood dan een boer op zijn veld. Een rit bergop kost 100 gourde. Bergaf is halve prijs, omdat je hele stukken kunt doen met de motor uit. Soms zitten drie passagiers achterop de motor, allemaal aan vol tarief. Op een doorsnee dag doet een chauffeur toch een vijftal trajecten, reken maar uit.

De jongeren gaan er dan even aan voorbij dat de motor gehuurd moet worden, dat er benzine en onderdelen moeten worden gekocht, want de weg is zo slecht dat regelmatige pannes onvermijdelijk zijn, en die zijn voor rekening van de chauffeur. Ze gaan er ook aan voorbij dat ze hun toekomst opgeven voor een job die hen alleen op korte termijn geld kan opleveren. Ze hebben geen opleiding, geen diploma, ze hebben zelfs geen rijbewijs.

Maar wat als de weg ooit beter berijdbaar wordt – wat, geef ik toe, weinig waarschijnlijk lijkt – en taptaps het transport overnemen?

Dan voegen deze jongeren zich bij de talloze ongeschoolde werklozen in dit land, die verleerd zijn hoe ze het land van hun ouders moeten bewerken. Maar voorlopig maken ze zich geen zorgen. Ze komen voldoende aan de bak, zijn populair bij de meisjes en genieten aanzien bij hun seksegenoten. En morgen komt een andere dag, si Bondye vle.

(Uit hoofdstuk 5)

1 Er zit een vijs bij hem los. Letterlijk: zijn hoofd is niet recht.

2 Broodboom

Stefan Broeckx
Tussentitels: redactie Lambi
Foto’s: Liesbet De Pooter
1 december 2007