De voorbije maanden werden gekenmerkt door een golf van geweld. Ex-militairen namen de controle over van verschillende steden en gemeenten, hulpkonvooien naar het geteisterde Gonaïves werden overvallen, in Port-au-Prince telde men in september en oktober honderden mensen die door kogels gedood werden…
Onder leiding van voormalig officier Ravix Rémissaint nam eind augustus een groep oud-militairen de controle over van de stad Petit-Goâve. De politiemannen van Petit-Goâve, een tiental, ontvluchtten het commissariaat. De ex-militairen, een honderdtal, eisten de heroprichting van het leger in Haïti. Gewapende ex-militairen defileerden ook in Jacmel en Saint-Marc. Ze eisten eveneens de heroprichting van het Haïtiaanse leger en tien jaar achterstallig salaris. Sinds 1995, toen het leger werd opgeheven, ontvingen ze immers geen loon meer.
De militairen weigeren hun wapens in te leveren. Ze zeggen dat zij het leger vormen en dat ze onmisbaar zijn om de veiligheid van iedereen te verzekeren.
Op 30 augustus installeerde premier Latortue een commissie die zich moet buigen over het pensioenfonds voor de militairen. Het doel is de middelen te vinden om de ex-militairen te vergoeden. Voorlopig president Alexandre Boniface verklaarde dat er geen sprake is van het geven van enig salaris noch van heroprichting van het leger. De huidige voorlopige regering kan een dergelijke beslissing niet nemen. Enkel een verkozen regering kan hierover beslissen.
Verschillende landen probeerden te helpen om de crisis in Haïti op te lossen. Zo inviteerden eind augustus de autoriteiten van Noorwegen de vertegenwoordigers van de verschillende Haïtiaanse politieke partijen en de vertegenwoordigers van de verschillende sectoren van de Haïtiaanse maatschappij. Er werd ‘de verklaring van Oslo’ ondertekend. De ondertekenaars verklaarden zich persoonlijk bereid te werken aan een zestal punten die de democratie in Haïti moeten bevorderen. In september verklaarden de ministers van buitenlandse zaken van Frankrijk en Canada dat beide landen de intentie hebben mee te helpen aan de politieke en economische heropbouw van Haïti. Eind oktober verklaarde de minister van buitenlandse zaken van Chili dat zijn land en Brazilië wensen dat er een politiek akkoord komt in Haïti om het geweld tegen te gaan. Begin november engageerden de presidenten van Latijns-Amerika en de Cariben zich om de financiële hulp aan Haïti te concretiseren en de MINUSTAH te steunen.
In september toonden ex-militairen hun macht. In uniform, gewapend en zich verplaatsend met wagens waarop het logo van het voormalige leger prijkte, bezetten ze verschillende politiecommissariaten. Op 7 september werden in Port-au-Prince twee ex-militairen gedood door de politie tijdens een gevecht tussen een politiepatrouille en ex-militairen. De directie van de politie vroeg aan de oud-militairen om een einde te maken aan hun campagne van intimidaties en provocaties en de weg te bewandelen van de wijsheid en de dialoog.
Op 12 september werd er een principieel akkoord ondertekend tussen de regering en de ex-militairen. Beide partijen kwamen overeen dat er een vrijwillige en vreedzame ontruiming zou plaatsvinden van de overheidsgebouwen die door de ex-militairen bezet werden. De ex-militairen hielden zich echter niet aan het akkoord en stelden nieuwe voorwaarden.
Een chef van de gedemobiliseerde militairen, Ravix Rémissaint bevestigde dat zijn mannen niet bereid waren om hun wapens neer te leggen. Hij verklaarde dat de gedemobiliseerde militairen nog altijd actief zijn en dat ze een militair défilé voorbereiden op 18 november ter gelegenheid van de verjaardag van de slag van Vertières.
Eind september veroorzaakte de orkaan Jeanne een humanitaire catastrofe in Haïti. In de noordelijke stad Gonaïves vielen er 3000 doden. Naar schatting 300 000 mensen werden getroffen. Meer dan 4050 huizen werden verwoest, wat betekent dat 20 000 inwoners alles verloren en dakloos werden. De inwoners ploeterden in het water en de modder nadat hun stad verwoest werd door overstromingen. Er was net na de ramp een schrijnend gebrek aan voedsel, drinkbaar water en medische zorg. De hulp die aan Gonaïves geboden werd, kwam vrijwel uitsluitend uit het buitenland en de Haïtiaanse autoriteiten werden fel bekritiseerd. De luchthaven van Gonaïves kon niet gebruikt worden waardoor de internationale hulp vanuit Port-au-Prince met vrachtwagens naar het getroffen gebied moest worden gebracht, via een moeilijk berijdbare weg. Ook de helikopters van de MINUSTAH, de blauwhelmen die in Haïti zijn, brachten hulp. De situatie was gespannen in Gonaïves waar de bewoners klaagden over een gebrek aan water en voedsel. Om niet aangevallen en geplunderd te worden, werden alle hulpkonvooien beschermd door blauwhelmen. In Haïti werden er giften en materieel verzameld in gebieden die niet getroffen waren door Jeanne. Eerste minister Latortue lanceerde een oproep tot de Haïtianen in de diaspora. Het Franse Rode Kruis zette een installatie op die 600 000 liter water per dag kon produceren. Ongeveer 90 ton hulp kon dagelijks verdeeld worden. Stilaan verbeterde de situatie.
Begin oktober werden 10 personen, waaronder 9 politieagenten gedood in Port-au-Prince. Drie agenten werden onthoofd. Volgens een militant van de mensenrechten wilden sectoren van Lavalas het Iraakse verzet imiteren, en gaven ze aan hun actie de naam Operatie Bagdad. De leiders van Fanmi Lavalas van hun kant verklaarden dat het geweld gepleegd werd door mensen die betaald werden door het nieuwe regime.
In de volkswijken van Port-au-Prince was er eveneens veel geweld. Manifestanten schoten in de lucht in Martissant en blokkeerden de nationale weg met hopen brandende autobanden. De politie doodde twee bandieten van Cité Soleil. Schermutselingen met de politie leidden in de wijk Bel Air tot verschillende gekwetsten en minstens twee doden.
De politie viel ook de lokalen binnen van Radio-Caraïbes waar ze drie leiders van Fanmi Lavalas arresteerde die op dat moment deelnamen aan een debat. Het motief voor hun arrestatie zou zijn dat de partij Lavalas aan de basis lag van het vele geweld in de hoofdstad.
Het centrum van Port-au-Prince werd lamgelegd door barricades van brandende autobanden en er werden in verschillende delen van de hoofdstad geweerschoten gehoord. De ex-militair Rémissaint Ravix verklaarde dat hij ex-militairen naar Port-au-Prince zou sturen om de orde te herstellen. Als reactie tegen het vele geweld werden gedurende een dag alle activiteiten in de hoofdstad gestaakt.
Premier Latortue kloeg over een gebrek aan middelen om de ‘chimères’ de baas te kunnen. Hij verklaarde eraan gedacht te hebben om in te gaan op het aanbod van de ex-militairen om de orde in Port-au-Prince te komen herstellen. Maar de regering gaf er de voorkeur aan om te wachten op de komst van nieuwe soldaten en politieagenten van de UNO. Volgens een speciaal gezant van de UNO zouden er eind november 8800 blauwhelmen zijn.
De Nationale Coalitie voor de Rechten van de Haïtianen verklaarde dat de gewelddadige acties van gewapende groepen leidde tot een rampzalige balans van doden en gekwetsten. Voor de maand september registreerde het Algemeen Ziekenhuis in Port-au-Prince 114 gewonden door kogels en 103 doden door kogels. In oktober werden 127 gewonden door kogels en 63 doden geregistreerd.
Normaal gezien zouden in 2005 verkiezingen gehouden moeten worden. Maar het alomtegenwoordige geweld maakt het houden van verkiezingen vrijwel onmogelijk. De CEP of Voorlopige Kiesraad, die zo moeizaam tot stand was gekomen, is in crisis. Eerst beschuldigde de presidente van de CEP, Roselor Julien, schatbewaarder François Benoit ervan meer dan twintigduizend dollar te hebben verduisterd. Nadien nam ze ontslag. Volgens haar willen leden van de CEP de verkiezingen manipuleren. President Alexandre Boniface denkt eraan de CEP te ontbinden omdat ze lamgelegd wordt door opeenvolgende crisissen.