De Aristide-factor (deel 2)


Een slachtoffer van de aanval op Saint-Jean Bosco.

De militairen hadden stroman Leslie Manigat tot president laten verkiezen (zie Lambi 26). Ze hoopten immers dat hij tijdens zijn lang verblijf in het buitenland voldoende contacten had opgebouwd om terug financiële hulp naar Haïti te doen stromen. Manigat kende echter zijn eigen plaats niet: hij kon het niet laten om aan de structuren van het leger te morrelen. Zo gaf hij meer macht aan de niet onbesproken kolonel Jean-Claude Paul, en probeerde hij generaal Namphy en kolonel Prosper Avril, het brein achter Namphy, op een zijspoor te manoeuvreren.

Een korte ambtstermijn

Manigat ging te ver: Namphy werd plots met pensioen gestuurd en onder huisarrest geplaatst, Avril werd gedegradeerd. Dit spelletje kon natuurlijk niet blijven duren. In de nacht van 19 juni 1988 weerklonken er schoten rond het presidentiele paleis. Soldaten brachten Namphy terug als president. De staatsgreep werd niet gecontesteerd en er viel geen enkele dode. Manigat, die niet eens vijf maanden op de presidentiele stoel had gezeten, werd in een vliegtuig naar de Dominicaanse Republiek gestopt. Onmiddellijk verscheen de ‘nieuwe’ president op televisie. Geflankeerd door Avril, die tijdens de zelfde nacht nog tot generaal was gepromoveerd, en met een machinegeweer in de hand verklaarde Namphy dat het Haïtiaanse volk en het leger één waren.

Voor leden van volksorganisaties en voor de Ti Legliz (kerkelijke basisgemeenschappen) werd het geen makkelijke tijd. Elk verzet werd bloedig de kop ingedrukt.


Aristide’s uitgebrande kerk (1988).

De aanval op Sint-Jan-Bosco

Pater Aristide liet zich echter niet het zwijgen opleggen. In zijn preken bleef hij in zijn eigen typische stijl het onrecht scherp aanklagen. Dat werd hem niet in dank blijven afgenomen. Op dinsdag 6 september kreeg hij een eerste verwittiging. Gewapende mannen belegerden zijn kerk, ze gooiden stenen en vuurden kogels af. Toen ze na vier uur afdropen, dreigden ze de volgende zondag terug te keren. Aristide stond toen voor een zware beslissing. Moest hij op 11 september de zondagseucharistie afgelasten? Samen met een aantal jonge medestanders besloot hij de viering te laten doorgaan als er voldoende gelovigen opdaagden. Aristide wist dat hij het risico liep vermoord te worden. Toen hij die zondag zag dat parochianen begonnen toe te stromen, besefte hij dat hij zijn lijdensweg, zoals hij die periode later zou noemen, moest voortzetten. Hij schreed naar het altaar en de deuren van de kerk werden gesloten. Op het moment dat hij met zijn preek wilde beginnen, werd het gebouw omsingeld door een moordzuchtige bende. De aanvallers droegen een rode armband en waren gewapend met geweren, revolvers, dolken en stokken. Ze brulden: “Jodi-a, se jou malè”, vandaag is een vervloekte dag. Nadat ze eerst ruiten hadden ingeslagen van buiten geparkeerde auto’s, begonnen ze te schieten en stenen te werpen. Aristide riep de gelovigen op kalm te blijven, maar werd enige ogenblikken later door een groep jongeren in bescherming genomen en van het altaar weg, geduwd, richting sacristie en zijn aanpalende woonst. Ondertussen werden de deuren van de kerk ingebeukt en raakte een dertigtal aanvallers binnen. Ze schoten en hakten in op iedereen die hen voor de voeten liep. Een ware hel brak los. Twintig misgangers stierven terplekke en tachtig werden zwaar gewond. Een aantal overvallers ging toen op zoek naar benzine. Ze sprenkelden die over het kerkgebouw en de auto’s buiten. Weldra stond alles in brand.

Leger en politie lieten begaan

Ondertussen stonden in de straat gehele legerafdelingen kalm toe te kijken. Ook burgemeester Franck Roumain, een medestander van Namphy, nam wat verderop, rustig een sigaar rokend in zijn witte wagen, de gebeurtenissen waar. Na ongeveer een uur eindigde het bloedbad. De overvallers verdwenen, maar Aristide had de aanval overleefd. Nadat het vuur was uitgewoed, kwam dan de politie aan om ‘het gebouw en zijn bewoners op wapens te doorzoeken’. Er werd natuurlijk niets gevonden, maar Aristide zelf en ook Chavannes Jean-Baptiste, dat weekend toevallig op bezoek en op zijn beurt op het nippertje aan de dood ontsnapt, werden zwaar bedreigd en beledigd. Uiteindelijk konden ze rond vier uur in de namiddag het gebouw verlaten en zichzelf in veiligheid brengen.

Nog diezelfde avond mochten enkele overvallers languit hun verhaal komen doen op de nationale televisie. Ze verklaarden dat ze Aristide beu waren en dat ze het niet wilden laten bij de gebeurtenissen van die dag. Alle parochies die Aristide nog een mis lieten opdragen, zouden hetzelfde lot ondergaan.


Aristide op bezoek bij Ayiti Nouvèl (naast Rhoddy Petit).

Emotionele crisis

Ondertussen was het nacht geworden. De orkaan Gilbert raasde over het land. De regen doofde als bij mirakel de as van Sint-Jan-Bosco en beschermde alzo het aanpalende jongerentehuis. Aristide en Chavannes lagen op twee veldbedden in het stevig afgesloten bureau van een noviciaat in Delmas. Hoewel hij van de zusters een kalmeermiddel had gekregen, kon Aristide de slaap niet vatten. Hij voelde zich schuldig voor het verschrikkelijke lot dat zijn parochianen overkomen was. De volgende dag tekende hij “voor akkoord” een brief van zijn orde om hem over te plaatsen buiten Haïti. Gedurende een week ontving hij geen bezoek en mocht hij geen TV kijken of radio beluisteren.

Een staatsgreep van kleine sergeanten en voetvolk

Op politiek vlak was er nochtans ondertussen belangrijk nieuws gemeld. In de nacht van 16 op 17 september hadden lagere officieren, de zogenaamde ti soldats, geschokt door de moordpartij van 11 september, generaal Namphy aan de dijk gezet en zichzelf geïnstalleerd aan het hoofd van de militaire regering. Na een paar dagen vroegen ze eerst aan de 27-jarige sergeant Joseph Hébreux om hun leider te worden, maar die weigerde. Toen werd de vraag aan generaal Prosper Avril gesteld en die aanvaardde om ‘anarchie en chaos te vermijden’ (sic). Hébreux en Avril verschenen dan samen op TV om de bevolking in te lichten. De coup werd aanvankelijk door veel Haitïanen positief onthaald omdat ze hem zagen als het resultaat van een beweging van onderuit. Sceptici wezen er echter al snel op dat Avril misschien al van in het begin achter de staatsgreep had gezeten. Bleek immers dat hij twee dagen ervoor nog in Washington was geweest. En vermits Amerika meestal beslist over wat er op Haïti gebeurt……

Volkswoede

Gedurende de weken na de staatsgreep trokken de bewoners van Cité Soleil en La Saline de straat op om de val van Namphy te vieren. Zij kregen ook enkele daders van de aanslag op de kerk van Sint-Jan-Bosco te pakken. De man die op TV het ergst over de aanslag gebluft had, werd naar de plaats van zijn misdrijf gebracht en daar levend verbrand. Anderen werden terechtgesteld door zogenaamde volkstribunalen. In het leger werd er grote kuis gehouden. Triomfantelijke jonge soldaten arresteerden hun gehate commandanten. Terwijl de gevangenen werden afgevoerd, geboeid en soms alleen gekleed in ondergoed, stonden de mensen langs de kant van de weg te juichen.

De mars

Aristide hield zich echter nog steeds verborgen. Hij was ook nog heel depressief, al had hij intussen gehoord van de staatsgreep die hem waarschijnlijk het leven had gered. Op 25 september organiseerden de jongeren van zijn parochie een ochtendmis. Ze hoopten stilletjes dat hij zou opdagen. Op de muren stonden verse graffiti geschilderd ‘Aristid ou lanmò’, Aristide of de dood, ‘Aba tout monsenyè makout’, Weg met alle macoute-bisschoppen. Toen hij toch niet opdaagde, besloten ze een mars naar zijn schuilplaats in Pétionville te organiseren. Drieduizend mensen ondernamen de verre tocht. Aan de kop van de stoet droeg een jonge seminarist een kruis, hij werd geflankeerd door twee jonge vrouwen met de bijbel in hun hand. De deelnemers waren niet alleen jongeren, ze kwamen uit alle geledingen van de maatschappij. Bij het tehuis van de Salesianen aangekomen, riepen ze om Aristide: “Ba-nou Ttidid!” Eindelijk verscheen hij ondersteund door twee medepriesters op het balkon. Hij beefde en zijn hemd hing losjes over zijn magere lijf. Zijn wangen waren hol, zijn ogen gesloten. Hij probeerde te spreken, maar was nauwelijks te verstaan. Het was een aandoenlijk zicht. Het enige wat de toehoorders uit zijn gebroken woorden konden opmaken, was dat hij op een later moment zou proberen meer te zeggen.


Aristide wordt begroet in december 1990 (Deirdre Griswold).

Diezelfde namiddag veroordeelde de Bisschoppenconferentie de aanval op Aristides kerk, zonder die echter bij naam te noemen. Twee weken na de feiten kwam die boodschap rijkelijk laat, maar wat kon men anders verwachten van bisschoppen die eigenlijk ook zelf van de lastpost Aristide afwilden!

Aristide op Radio Soleil

Op 5 oktober zond Radio Soleil een bandopname uit die het land op zijn grondvesten deed daveren. Aristide had twee dagen eerder van zijn Salesiaanse overste Jacques Mésidor de toestemming verkregen om toch in Haïti te blijven en naar Sint-Jan-Bosco terug te keren. Dit had hem duidelijk de kracht van zijn stem teruggegeven. Hij sprak in bitter, briljant Creools, vol woordspelingen en raadsels. Hij feliciteerde de nieuwe regering, maar wees haar er tevens op dat de bevolking haar niet echt vertrouwde. Daarom zou president Avril moeten aantonen dat zijn ‘grote schoonmaak’ geen ‘aprilvis’ was. Om geloofwaardig te blijven, zou hij uiterlijk op 17 oktober, de feestdag van Dessalines, de gevangenis van Fort Dimanche moeten sluiten, Franck Roumain voor de rechter brengen en de Duvalieristische directeur van de staatsradio en –televisie ontslaan. Indien dit alles niet gebeurde, zou het Haïtiaanse volk zich eens te meer bij de neus genomen voelen, en dat zou gevolgen kunnen hebben.

De bisschoppen reageren

Als reactie op Aristide´s uitdaging kwamen er de volgende dagen op Radio Soleil verschillende boodschappen van de Haïtiaanse bisschoppen. In één ervan werd een frontale aanval op de volkskerk gelanceerd. Zij bestond volgens hen uit een hoop agitatoren die geen hiërarchie, geen bisschoppen en geen paus meer wilden en alleen nog opriepen tot geweld en klassenstrijd. Op 11 oktober meldden zij dan dat pater Aristide een nieuwe brief gekregen had van zijn hogere oversten in Rome. Uiterlijk op 17 oktober – toevallig dezelfde datum waarop het ultimatum voor Avril zou verstrijken – moest hij zijn parochie in Port-au-Prince hebben verlaten om een nieuwe functie te aanvaarden in de Saint-Claire Church in Montreal, Canada.


Aristide krijgt sjerp van een plattelandsvrouw (Pat Chin).

Protest op straat

Aristides sympathisanten en medestanders lieten de overplaatsing van hun profeet, want dat was hij in hun ogen stilaan geworden, niet over hun kant gaan. Op 14 oktober kwam een massa van 15000 mensen op straat om voor hem te demonstreren en zijn uitwijzing uit Haïti ongedaan te maken. Toen de optocht naar zijn einde liep, verspreidde zich het bericht dat Aristide reeds op dat moment naar het vliegveld werd gebracht om naar Canada gevlogen te worden. Duizenden jongeren huurden daarop taxi’s, taptaps en noem maar op, om zo vlug mogelijk naar de luchthaven te rijden. Daar werden ze tegengehouden door soldaten die in de lucht vuurden om hen uiteen te drijven. Maar ook de volgende dagen werden de wegen geblokkeerd. En zo kwam het dat Radio Soleil op 17 oktober kon meedelen dat Aristide nog steeds in het land was, omdat het hem fysisch onmogelijk was te vertrekken. Ondertussen kondigde de regering-Avril, die op 15 oktober nog een vermoeden van een tegencoup had weten te neutraliseren, een aantal maatregelen af waaruit men kon opmaken dat ze op Aristides uitdaging scheen in te gaan.

Gedeeltelijk isolement

Aldus bleef pater Jean-Bertrand Aristide in Haïti. Tegenover Avril bleek hij een slag te hebben thuisgehaald, maar zelf kreeg hij op 15 december 1988 een nieuwe opdoffer te verwerken toen de Congregatie van de Salesianen te Rome hem uit de orde sloot. Hij werd nu geïsoleerd van zijn confraters en had het daar emotioneel moeilijk mee. Lange tijd hield hij zich gedeisd, nu eens hier, dan weer daar verblijvend. Hij probeerde mee te werken in Lafanmi Selavi, het tehuis voor verlaten kinderen dat hij enige jaren eerder had opgericht, en hij spoorde zijn vrienden aan om strijd voor de “déchoukaj” niet op te geven. In het openbaar verscheen hij echter nauwelijks. Af en toe liet hij verstaan dat hij er nog steeds was door cassettes naar radiostations te sturen. Maar de directeur van Radio Soleil, de Vlaming Hugo Triest, werd door de bisschoppen ontslagen omdat ze vonden dat de zender te politiek geëngageerd was geworden.

Een moeilijke periode

1989 was geen gemakkelijk jaar. In april was er een poging tot staatsgreep tegen Avril. Hij werd zelfs even gevangen genomen, maar slaagde er toch nog in om terug de situatie onder controle te krijgen. In november werden als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking drie zwaar gefolterde leiders van volksbewegingen op televisie getoond. Ze werden ervan beschuldigd te hebben gecomplotteerd tegen Avril. Maar de uitzending werkte contraproductief. Ze leidde naar een reeks algemene stakingen. Toen het regime die met geweld probeerde te onderdrukken, begon de oppositie zich meer en meer te verenigen. Dit mondde dan in januari 1990 uit in de staat van beleg en een reeks willekeurige arrestaties. Het leger ging zichzelf in die periode werkelijk te buiten.Maar ook het volk liet zich niet onbetuigd: tegenstanders werden afgemaakt met een brandende autoband rond hun nek (de fameuze “père Lebrun”). De eerste drie maanden van dat jaar behoorden tot de gruwelijkste die Haïti tot dan had meegemaakt.

Een keerpunt

Gelukkig kwam er toen meer en meer internationale druk op het regime, vooral vanuit Frankrijk, Canada, Venezuela en de VS. Ook de bisschoppen vonden dat het zo niet verder kon en dat er vrije en eerlijke verkiezingen moesten komen. Avril moest toegeven en op 10 maart 1990 droeg hij zijn macht over aan generaal Hérard Abraham die binnen de 72 uren, zoals beloofd was, plaats ruimde voor een voorlopige burgerregering onder mevrouw Ertha Pascal Trouillot, die de verkiezingen zou organiseren.


Aristide wordt begeleid naar het paleis voor zijn inauguratie in 1991.

Eerst niet…

Er kwam nu terug meer ademruimte in het land. In de linkse hoek gingen stemmen op dat Aristide zich zou kandidaat stellen voor het presidentschap. Maar hij weigerde omdat er volgens hem eerst en vooral meer rechtvaardigheid moest komen in de Haïtiaanse maatschappij. In juni 1990, op bezoek in België, verklaarde hij aan redactieleden van het tijdschrift Ayiti Nouvèl (de voorloper van Lambi) dat eerst de doodseskaders moesten terecht staan. Verkiezingen alleen, zelfs als ze eerlijk verliepen, zouden niets oplossen. Verder maakte hij duidelijk zelf niet aan “presidentitis” te lijden omdat hij zich op een andere manier ten dienste wilde stellen van zijn volk.

…dan wel !

Later dat jaar zag hij zich echter gedwongen om van houding te veranderen. Aanleiding was de kandidatuurstelling voor het presidentschap van Roger Lafontant, notoir Duvalierist en ex-leider van de Tonton Macoutes. Aristide was van mening dat de vroegere folteraar geen enkele kans mocht krijgen, anders was al het tot dan gepresteerde werk voor niets geweest. Tegelijk besefte hij dat de aanwezigheid van honderden buitenlandse waarnemers de nieuw verkozen president een buitengewone legitimiteit zou verlenen. Hier lag een historische kans: hij moest zijn nieuwe verantwoordelijkheid opnemen. Op 18 oktober 1990, minder dan twee maanden voor de verkiezingen, kwam dan het grote nieuws. Aristide had aanvaard om presidentskandidaat te zijn voor het FNCD (Front National pour le Changement et la Démocratie), een linkse coalitie waarin veel basisorganisaties vertegenwoordigd waren. Sleutelwoord van de campagne werd Lavalas: de stortvloed van water die losbreekt na hevige regenval en die, gevormd uit vele kleine stroompjes, alles meesleurt en alles zuivert. Symbool werd de ‘haan’, voor de Haïtiaan hét populaire dier bij uitstek, een verwijzing naar authentiek nationalisme.

Verkozen tot president

Tot dan toe was de belangstelling voor de op handen zijnde verkiezingen niet groot geweest, maar nu liet het merendeel van de Haïtïaanse kiezers zich registreren. Wat te verwachten was, gebeurde: op 16 december 1990 werd Jean-Bertrand Aristide met een grote meerderheid (67.5% van de stemmen) de eerste democratisch verkozen president van Haïti. Het land liep over van vreugde. In de nacht van 6 op 7 januari 1991 dreigde het nog eventjes mis te lopen toen Lafontant een staatsgreep probeerde. Hij vond evenwel geen medestanders. Het volk kwam immers massaal op straat ten voordele van Aristide. Lavalas triomfeerde weer. Toen begonnen de mensen aan een grote kuis. Port-au-Prince was nooit zo proper als op 7 februari 1991, de dag van Aristides inhuldiging. Een eenvoudige volksvrouw omhing Aristide met de presidentiele sjerp. In de zaal werd de troon vervangen door een gewone stoel, gemaakt door de kinderen van zijn weeshuis. Een paar dagen nadien inviteerde hij de armen in het paleis en serveerde hij hen een maaltijd. Dit was waarlijk een nieuwe president.

Paul De Wolf
1 september 2006