De dag en de nacht

In “Duivelse vertellingen van Haïti” (Mimi Barthélémy, uitgeverij Karthala – 1995) neemt de duivel een voorname plaats in. Hij belichaamt het Kwade, neemt het vaak op tegen God maar wordt over het algemeen ontmaskerd en geneutraliseerd door iemand die zuiver van hart is.

Jullie kennen allemaal Noë, zijn ark, zijn dieren, de zondvloed? Welnu, lang daarvoor al was er Haiti! Daar leefden Ti Fou (kleine zot) en zijn mama in een strooien hutje. De moeder maakte maïskoekjes en hij, Ti Fou, verkocht ze langs de weg op een houten plaat die hij op zijn hoofd droeg.

Neem het pikdonkere weggetje, zeker niet de grote weg!”, zei zijn moeder altijd. Ti Fou was een braaf jongetje dat bijna altijd gehoorzaamde. Maar zie, op een ochtend, met zijn kleine maïskoekjes op zijn hoofd, stond hij stil bij het begin van de grote weg en zei tegen zichzelf :“Ik zal waarschijnlijk mijn koekjes vlugger kunnen verkopen als ik de grote weg neem. Vooruit, ik ga eens kijken!”

Ti Fou neemt de grote weg. Hij marcheert en marcheert zonder ook maar één klein koek je te verkopen. Hij komt niemand tegen. En zeggen dat het op het pikdonkere weggetje gewoonlijk zwart ziet van het volk, en dat hij op dit uur van de dag reeds alles verkocht had moeten hebben en op de terugweg had moeten zijn.

Net als hij wil terugkeren, hoort hij brullen: “Nooit zal de dag aanbreken!” Ti Fou klappertandt, zijn knieën knikken en zijn maïskoekjes vallen op de grond. Hij wil er als een pijl uit een boog vandoor gaan, maar omdat hij zo nieuwsgierig is, veinst hij kalmte en zet hij zijn weg voort. Opnieuw hoort hij roepen: “Nooit zal de dag aanbreken!” Ti Fou beeft van de uiteinden van zijn kroeshaar tot aan de nagels van zijn tenen. Moedig antwoordt hij: “De dag zál aanbreken!”

De van Haïti afkomstige Mimi Barhélémy woont sinds 1982 in Frankrijk. Al tijdens haar studies (Spaanse letteren en theaterwetenschappen) staat zij op scène met bewerkingen van Haïtiaanse vertellingen. Ook in het Brusselse theatercircuit is zij geen onbekende. Met haar voorstellingen valt zij vaak in de prijzen. Regelmatig trekt deze jonge grootmoeder naar haar geboorteland, om er zelf naar vertellingen te luisteren. Andere werken: Le Monstre Bagay (uitg. l’Harmattan); Malice et l‘âne qui chie de l’or (uitg. Syros) en Le Voulvari (uitg. La Rose des Uents). Cassettes met Haïtiaanse verhalen en liedjes zijn uitgegeven bij Vif-Argent.

Midden op de grote weg zit een enorm demonisch wezen met zeven horens op zijn kop voor zich uit te staren. “Dat moet een dyab (duivel) zijn!” Ti Fou wou dat hij thuis bij zijn mama was, maar hij is als verlamd. De duivel met de zeven horens staart naar hem en brult: “Nooit zal de dag
aanbreken!” Ti Fou wordt heel boos, hij gilt op zijn beurt terwijl hij het monster recht in de ogen kijkt: “De dag zál aanbreken!”

Met zijn enorme poot slaat de dyab Ti Fou. Die botst als een balletje en stoot met zijn kleine hand een van de horens van de demon af. De dyab brult en duwt hem opnieuw tegen de grond: “Nooit zal de dag aanbreken ! Nooit zal de dag aanbreken!”. Nogmaals duwt hij Ti Fou tegen de grond: “Nooit zal de dag aanbreken!” Maar telkens Ti Fou rechtstaat, slaat hij de dyab en rukt hij een horen af. Als de zeven horens op de grond liggen, stapt de dyab op Ti Fou toe en slikt hem – gloek! – in één keer in.

De maag van de dyab is een donker moeras. Ti. Fou voelt er zich niet op zijn gemak. Gedurende een hele poos strekt hij zich in alle richtingen uit, tot hij zich plots herinnert dat hij een mes draagt aan zijn riem. Met het mes maakt hij zorgvuldig een insnijding in de maag van de dyab. Die stort onmiddellijk neer en blaast zijn laatste adem uit.

Ti Fou hijst zich uit het binnenste van het demonische wezen omhoog en staat weer op de grote weg. Hij kijkt naar de gevelde reus en ontdekt op diens enorme maag een portemonneetje. Hij neemt het en bekijkt het van dichtbij. Zouden er muntstukken insteken? Hij duwt op de knip en hop, het portemonneetje gaat open en de dageraad komt te voorschijn!

Het licht van de dag is zo fel dat de verblinde Ti Fou het portemonneetje snel sluit. Het wordt nacht! Niets meer te zien. Hij amuseert zich met het openen en het sluiten van het portemonneetje, en het wordt weer dag, en het wordt weer nacht, weer dag, weer nacht… Ziezo, nu weten jullie hoe het voor de eerste keer dag en de nacht werd, en het was in Haïti dat het gebeurde!

Mimi Barthélémy
1 maart 2000

Meer artikels uit deze rubriek