"Gelukkig om wat we ginds gerealiseerd hebben"

Salesiaan Jef Lannoo, terug na tien jaar Haïti

De voorbije tien jaar waren de gebroeders Luk en Jef Lannoo samen werkzaam in Haïti. Tot Luk een ongeval kreeg en op 14 augustus 1999 naar België moest worden gerepatrieerd. Broer Jef scheepte enkele maanden later als passagier in op een Duitse bananenboot en kwam na een reis van tien dagen aan in Zeebrugge. In april van dit jaar zaten we met hem aan tafel voor een boeiend gesprek.

Wanneer ben jij naar Haïti vertrokken, en waarom ?

Ik heb hier in Vlaanderen eerst 17 jaar gewerkt met kinderen die door de jeugdrechter waren geplaatst. Na die 17 jaar was ik wel wat opgebrand. Ik had het gevoel dat er een balk in mijn hoofd zat. Mijn overste stelde toen voor om ergens te gaan ‘directeuren’. Maar dat was niets voor mij, omdat ik helemaal niet goed ben in financiën. Men heeft mij dan naar onze technische school in Halle gestuurd voor pastoraal en godsdienstlessen. Elke week 24 uur les. Ik heb dat een twaalftal jaren gedaan. Toen werd ik zestig en mocht ik niet meer werken! Mijn broer Luk was toen al 15 jaar in Haïti bezig en ik wilde hem gaan helpen. Ik heb mij dan door de dokter laten controleren van onder tot boven, van binnen en van buiten. Alles werd goed bevonden, behalve de kop, maarja, om zo’n beslissing te nemen, moet je wel een beetje zot zijn. Dat was in 1990.

En nu ben je opeens terug…

Ja. In januari 2000. Ik ben nu 70 jaar. Mocht ik een echte heilige missionaris zijn, dan was ik misschien nog gebleven. Maar mijn broer Luk is eraan kapot gegaan. Hij heeft daar meer dan 25 jaar gewerkt. Als ik nu zou teruggaan, zou ik er ook aan kapot gaan. Soms moet een mens de bladzijde omdraaien en zich opnieuw oriënteren. Nu engageer ik mij vooral in de zorg voor mijn broer Luk, die in het rusthuis verblijft te Tielt. Wanneer het
schooljaar opnieuw begint, engageer ik mij in onze communiteit van Zwijnaarde of Don Bosco-Kortrijk voor pastoraal. Er is altijd werk genoeg.

Wat is er precies met Luk gebeurd?

Ik was aan een etensbedeling bezig en ze kwamen me zeggen dat Luk een ongeval had gehad. Toen ik bij hem kwam, stond hij er eigenlijk een beetje mee te gekscheren. Hij veegde wat bloed weg en zijn pols was gebarsten. Aan de ruit van zijn auto kon ik duidelijk zien dat hij er met zijn hoofd was tegenaan gegaan. Hij heeft dan een hersenbloeding gehad. Voor of na het ongeval? We zullen het nooit weten. Hij liet dat niet verzorgen, hij was 25 jaar in Haïti en was nooit één dag in bed geweest. Hij wilde voort werken, maar na enkele dagen is hij ingestort. Hij is toen naar het ziekenhuis gebracht. Haïtiaanse dokters zijn dikwijls goed, maar ze hebben toch zo weinig mogelijkheden. Gelukkig is mijn broer Jan gekomen, en die heeft Luk naar België laten overbrengen. Mocht Luk in Haïti gebleven zijn, dan was hij nu al dood en begraven. Terug in België was hij nog lange tijd een wrak. Maar van januari tot nu is hij fel verbeterd.

Over ex-salesiaan Aristide

Jef Lannoo: “Aristide kwam soms bij ons op de pastorie. Hij bleef dan eten, dat was best gezellig. Hij is niet uit de orde van de Salesianen gezet, maar is na een tijd stilletjes zelf weggegaan omdat hij er zijn draai niet meer vond. Zijn sterkste kracht is nog altijd dat hij de mensen met zijn woorden kan hypnotiseren, ik zou bijna zeggen, manipuleren.”

Vooraleer Aristide aan de macht kwam, was Haïti als een kerkhof. Iedereen zat met een slot op de mond, niemand durfde vrijuit te spreken. Hij heeft de medaille omgedraaid en een prille vorm van democratie gebracht. Nu is er vrijheid van pers en van meningsuiting. Dat is zeker een vooruitgang. Maar soms wordt er nu te brutaal gesproken. Er is te weinig respect. Niet voor vader en moeder, niet voor de leraar op school. “

Aristide was wel niet goed omringd, hij deed teveel een beroep op vrienden en familie. Ook in 2001 zal dat een probleem blijven. Hij heeft een pastorale opleiding gehad, maar diplomatiek, economisch en financieel zou hij zich beter moeten laten omringen. Ze zeggen nu al dat de mensen van Aristide hun zakken méér vullen dan vroeger de aanhangers van Duvalier. Hij heeft nu de macht van het geld. Maar de mensen zijn ontgoocheld: een bewoonbaar Haïti is niet gerealiseerd. In plaats van opnieuw president te willen worden, zou hij beter met zijn middelen weer met de jeugd werken, scholen bouwen, opvangcentra enz. Haïti is ziek en het zal nog vele jaren nodig hebben om zonder infuus te kunnen leven.”

Het laatste woord is toch aan de bevrijding. Dat volk is niet kapot te krijgen. Als onkruid in een tuin blijft het terugkomen.

Wat met de 3000 peterschappen, lopen die gewoon door?

Inderdaad. Dat is mensen een levenskans geven. Elke maand komt er vanuit België in de Cité Soleil 1.300.000 frank binnen, waarmee 3000 gezinnen kunnen geholpen worden. Dat is natuurlijk niet de redding van Haïti: dat land is niet te redden.

En hoe moet het verder met de waterbedeling die jullie in de krottenwijk Cité Soleil beheerden?

De waterbedeling is stilgevallen. Misschien zullen Haïtiaanse medebroeders ze weer opstarten. Maar om in de Cité te werken, moet je er dagelijks zijn, en iedereen mijdt die wijk. Alsof het daar eigenlijk allemaal moordenaars en bandieten zijn. Dat is natuurlijk niet waar, maar het is wel een agressief en ruw kader. Zo wil bijvoorbeeld niemand betaald worden in de Cité zelf, want dan zou iedereen het kunnen hebben gezien, en zou je achteraf bedreigd kunnen worden. Wij hebben ook zo’n dingen meegemaakt: “Geef me onmiddellijk 200 dollar of ik steek de banden van uw auto kapot!” Ik zei dan altijd dat ze dat dan maar moesten doen. Ze hebben hun dreigementen nooit uitgevoerd. Ik heb wel één keer een steen in mijn auto gekregen, gelukkig via een zijruit. Waarom? Ik moest hen geld geven voor wapens en drugs. Als je niet van die mensen houdt, geef je het natuurlijk op.

Het waterbedelingsproject van de gebroeders Lannoo stond vaak in de schijnwerpers, maar er is ook dikwijls kritiek op geuit. Het zou maar een druppel op een hete plaat zijn, die geen enkele structurele verbetering inhoudt… Je werkt dus in die Cité, maar Haïti is niet te vatten. Na 25 jaar zegt mijn broer dat hij nu pas begint te begrijpen dat hij er niets van begrepen heeft. Dat is dan iemand die het begint te zien. Soms komen er mensen voor één of twee maand naar Haïti, en die schrijven dan een boek over hoe het land moet worden bevrijd. Wij hebben naar die kritiek geluisterd. Maar wat is de realiteit ? Je ziet een noodsituatie en je probeert er iets aan te doen. Je begint niet met plannen, structureren en remediëren.

Daarenboven werden we door het thuisfront zodanig gesteund en voortgestuwd dat we nooit tijd hebben gehad om het anker uit te werpen. Terre des Hommes-Zwitserland steunde ons financieel, en op een gegeven moment kwamen ze kijken. Wij gaven het water gratis, en dat aanvaardden zij niet, want wat je gratis geeft, wordt niet gewaardeerd. Dat is waar in theorie. Maar in Cité Soleil hebben de mensen niet eens geld om eten te kopen, laat staan water! Hoe zou je een eventuele betaling trouwens organiseren? Structuren uitbouwen in Haïti is niet moeilijk, het is onmogelijk. Een Haïtiaan heeft trouwens nooit met geld leren omgaan: je zou na een tijdje nogal corruptie gekregen hebben. Ze liegen en bedriegen vanuit een noodsituatie. En iedereen heeft schrik van iedereen, vooral als er wat geld mee gemoeid is. Dat zijn dingen die men vanuit België niet altijd begrijpt.

Je schetst nu een vrij pessimistisch beeld.

Ik ben een realistische pessimist. Haïti is in vrije val. Het behoort tot de vijf armste landen van de wereld. Maar zelfs in de woordjes ‘wanhoop’ en ‘mesthoop’ zit er “hoop”. Het laatste woord is toch aan de bevrijding, want dat volk is niet kapot te krijgen. Het is zoals het onkruid in een tuin: het blijft terugkomen. De Haïtiaan kan nog overleven als er eigenlijk geen overlevingskansen meer zijn. Zelfs als wij nu voor een stuk mislukt zouden zijn, of geen echte opvolging zouden hebben, toch kunnen we niet ongelukkig zijn over wat wij wel gerealiseerd hebben. Wij zijn ook niet als treurwilgen terug gekomen. Wij zijn gelukkige mensen om wat we daar gerealiseerd hebben. Ik was graag ginder, en nu ben ik graag hier.

Paul De Wolf
René Smeets
1 juni 2000

Meer artikels uit deze Lambi