Hoewel ze meer dan de helft van de wereldbevolking uitmaken en twee derden van de mondiale hoeveelheid arbeidsuren presteren, ontvangen de vrouwen maar één tiende van alle inkomsten en bezitten zij minder dan één honderdste van alle materiële goederen. Over deze opvallende ongelijkheid is lange tijd het stilzwijgen bewaard, tot in 1975, het jaar dat werd uitgeroepen tot het internationale vrouwenjaar.
Vanaf toen is de “integratie van de vrouwen” in de ontwikkeling het nieuwe motto geworden. Diverse organen, vooral ontwikkelingsorganisaties en regeringen, hebben moeten erkennen dat het onmogelijk is over ontwikkeling te praten zonder rekening te houden met de sociale en economische rol van de vrouw.
Hoe ziet de situatie van de vrouw er uit na twee decennia onderzoek, bekroond met de Conferentie van Peking? En hoe ziet de situatie van de vrouw er uit in Haïti, een van de armste landen van het westelijke halfrond dat bij de minst ontwikkel de van de gehele wereld wordt ingedeeld, dat nog steeds onder de zware erfenis van het kolonialisme gebukt gaat, een lange buitenlandse bezetting achter de rug heeft en decennia van autoritair bewind, en waar de toegang tot de rijkdommen schreeuwend ongelijk is (80% van de bevolking leeft onder de armoededrempel, terwijl minder dan 1% meer dan 46% van het nationaal inkomen binnenrijft)? Volgens de meest recente, uit 1982 daterende volkstelling, maken de vrouwen 41 % van de totale actieve Haïtiaanse bevolking uit.
Haïti is een van de landen van de Caribische regio met het grootste aantal beroepsactieve vrouwen (40%, tegen 20% voor de regio in het algemeen en 12% in Latijns-Amerika). De Haïtiaanse vrouwen spelen namelijk een centrale rol op alle niveaus van het nationale leven. Een rol die blijkt in alle sectoren van de economie, van de primaire tot de tertiaire, én in de samenleving in haar geheel, waar het overleven van het gezin nagenoeg uitsluitend van de vrouw afhangt. De vrouwen zijn ruim vertegenwoordigd in de landbouw, de belangrijkste economische activiteit in het land die goed is voor meer dan 30% van het BBP.
Zij spelen een belangrijke rol in de industrie, vooral in de onderaanneming, waar zij in de jaren negentig 70 tot 75% van de arbeidsbevolking uitmaakten. Ook de dienstensector wordt grotendeels door de vrouwen bevolkt. Onderwijs, administratie en handel zijn economische sectoren waarin vrouwen uit alle sociale categorieën te vinden zijn.
De rol van de vrouw in het gezin is niet te onderschatten. Landelijk zijn 30% van de Haïtiaanse vrouwen gezinshoofd (eenoudergezinnen), in het hoofdstedelijk gebied is dat 46%: het hoogste percentage van de gehele Caraïben. Duizenden vrouwen zorgen alleen voor de overleving van hun gezin in een land met een netwerk op basis van bloedverwantschap of andere banden (peter, meter, buur), hetgeen voor een brede familie zorgt die sterk verschilt van het westerse op een driehoek (vader-moeder-kinderen) gebaseerde gezin. De Haïtiaanse vrouw moet dus instaan voor de reproductie van het gezin door te zorgen voor opleiding en door in nagenoeg alle behoeften te voorzien.
En toch hebben de Haïtiaanse vrouwen geen economische, sociale en juridische status die aan hun centrale rol beantwoordt. In de hele wereld zijn er inspanningen gedaan om de levensomstandigheden en de situatie van de vrouwen te verbeteren, maar in Haiti blijft de kloof tussen man en vrouw bestaan onder de vorm van discriminatie op velerlei gebied.
Het probleem van de armoede onder de vrouwen is van cruciaal belang en bereikt ontstellende afmetingen. De Haïtiaanse vrouwen komen zeer vroeg op de arbeidsmarkt en ze verlaten ze op 59 jaar of meer. Tussen 70 en 85 jaar zijn de meeste vrouwen veroordeeld tot de bedelstaf doordat ze geen pensioen, bijstand of welke sociale hulp ook genieten.
De oorzaken die daarvoor worden aangehaald, zijn van sociale, economische, politieke en juridische aard. Vanuit sociaal oogpunt zij verwezen naar het onverantwoordelijke gedrag van de vaders, de minachting van de samenleving in het algemeen voor vrouwen, hun gebrekkige opleiding en de onwetendheid inzake contraceptie.
Vanuit economisch oogpunt worden oorzaken aangevoerd als het niet bezitten van grond en andere goederen, het feit dat vrouwen geen toegang krijgen tot kredieten en de loondiscriminatie. Politiek-juridisch moet worden opgemerkt dat er in Haïti wetten bestaan die vrouwen discrimineren, en dat internationale overeenkomsten en akkoorden met betrekking tot vrouwen er niet worden toegepast.
Met de gezondheid van de vrouwen is het zeer slecht gesteld. Haiti kent het hoogste sterftecijfer van vrouwen bij geboorten: 1000 vrouwen per 100.000 levend geboren kinderen. Het ontbreken van gezondheidsdiensten in het hele land en de lage inkomsten van vrouwen zijn daar de belangrijkste oorzaken van. Op het platteland kunnen vrouwen enkel beroep doen op vroedvrouwen met weinig uitrusting.
Wat de gebrekkige opleiding betreft, geldt het probleem – hoofdzakelijk tengevolge van het ontbreken van schoolinfrastructuur – voor de beide seksen, maar toch vallen er op het niveau van het middelbaar en het universitair onderwijs grote verschillen op te tekenen. Slechts 24% van alle laatstejaars zijn van het vrouwelijke geslacht. Door de seksuele discriminatie worden meisjes vroeg van de scholen teruggetrokken en naar slecht betaalde beroepen georiënteerd. Van elke drie analfabeten in Haïti zijn er twee van het vrouwelijke geslacht.
Een economisch en sociaal onrechtvaardig systeem draagt ertoe bij dat Haïtiaanse vrouwen verarmen en in de marginaliteit terechtkomen.
Geweld is het wapen bij uitstek dat tegen vrouwen wordt gebruikt om hen in deze benadeelde positie te houden. We hebben het over fysiek, seksueel en psychologisch geweld, dat door de samenlevíng in het algemeen wordt gebanaliseerd. Fysiek en seksueel geweld houdt o.m. in lichamelijk geweld van een man op zijn echtgenote.
Moreel en psychologisch geweld, gekenmerkt door ongewenst seksueel gedrag, komt tot uiting in liederen, moppen, spreekwoorden en verhalen waarin de vrouw vernederd wordt.
Deze verschillende vormen van geweld leiden tot een situatie waarin zelfs vrouwen het probleem gaan banaliseren uit vrees voor represailles.
Inzake de deelneming van de vrouwen aan het maatschappelijke leven gedurende de voorbije vijftien jaren zijn er enige inspanningen gedaan om voor bepaalde ambten een zeker percentage vrouwen te bereiken.
Zo is Haiti één van de negen landen die in de loop van de 20e eeuw een vrouwelijke president hebben gehad. Ook zijn er vrouwen aan het hoofd van bepaalde ministeries geweest, en zelfs een vrouwelijke premier, wat maar van vijftien landen ter wereld kan worden gezegd. Maar algemeen gesproken is het aantal vrouwelijke verkozenen verre van opmerkelijk. De vrouwen zijn goed voor een volstrekt onbeduidend percentage.
In vergelijking met het aantal vrouwen in de sociaal-economische sectoren getuigt hun ondervertegenwoordiging in de Haitiaanse politiek duidelijk van discriminatie. Het is duidelijk dat vrouwen, tengevolge van stereotype maatschappelijke clichés van allerlei aard, alsmede van diverse vormen van discriminatie die hen de zware prijs van het analfabetisme doen betalen, lange tijd verwijderd zijn gehouden van de politiek en het bestuur.
Voorts hebben zij weinig tijd tengevolge van de zware gezinsverantwoordelijkheden en de talrijke huishoudelijke taken in een land dat zwaar onder gebrekkige infrastructuren gebukt gaat. Men kan stellen dat de niet-deelneming van de Haïtiaanse vrouwen aan de politieke besluitvorming vooral te wijten is aan de algemene situatie van de vrouw, met andere woorden: aan haar onderschikking, haar extreme armoede, en haar gebrek aan opleiding en informatie wat de deelneming aan de besluitvorming zelve betreft.
Aan deze zeer complexe situatie proberen sinds een vijftien jaar verschillende vrouwenorganisaties iets te doen, met de bedoeling een dynamische vrouwenbeweging op gang te brengen die voor verandering kan zorgen. Ze zijn allen op specifieke gebieden werkzaam (gezondheid, bestrijding van geweld tegen vrouwen, feministische informatie en documentatie, politiek), maar ze zijn zeer complementair.
Het in november 1997 onder de auspiciën van Kay Fanm georganiseerde Internationaal Tnbunaal tegen Geweld op Vrouwen heeft de onderlinge toenadering tussen deze organisaties gestimuleerd. Zo is tussen 23 vrouwenorganisaties, waaronder Kay Fanm, Enfofanm, Fanmyola en andere, een samenwerking tot stand gekomen voor onderhandelingen met het Haïtiaanse parlement met het oog op wijziging van wetten die vrouwen discrimineren.
Deze collectieve ervaring is een belangrijke demarche van deze organisaties om ervoor te zorgen dat de strijd van de vrouwen verder reikt dan alleen maar het niveau van het individu, maar dat ze integendeel een collectieve arena wordt met een grote participatie van de verschillende sectoren van de samenleving.
Er moet worden voortgegaan op deze weg, die leidt naar een ruimte van dialoog en beraad, die op zijn beurt misschien kan leiden tot een nationale vrouwenbeweging met een alternatieve, aan de sociaal-economische en culturele realiteit van het land aangepaste visie.